Tagarchief: spanje

De Obama’s in Marbella

Barack Obama zelf zei al dat hij graag eens zou terugkeren naar de Rambla in Barcelona, waar hij als jonge backpacker in 1988 voor het eerst Spanje proefde. Zijn vrouw Michelle en zijn jongste dochter Sasha hebben vandaag de belofte aan premier Zapatero ingelost om snel eens het zomerse Spanje te ontdekken. Beide kwamen vanochtend aan op het vliegveld van Málaga, waarvandaan zij onder strenge bewaking naar het 5-sterren hotel Villa Padierna in de buurt van Marbella werden vervoerd. Geen slecht oord, zo te zien; ben er zelf nog nooit geweest, maar het is mede beroemd om zijn grote en betoverende ‘spa’.

Ben alleen bang dat ze er wel een fout beeld van Spanje krijgen: Marbella en de decadente haven Puerto Banús zijn weer overstroomd deze weken met steenrijke Arabische sjeiks, die er hun privéfeestjes houden en hun bolide’s in gigantische jachten laten aanvoeren en vervolgens op de kade tentoonstellen. Maar mevrouw Obama en dochter zullen ook cultureel bezig zijn: er staat een bezoek gepland aan Granada en het Alhambra; jammer misschien voor de ‘gewone’ toeristen die al maandenlang kaartjes hebben gereserveerd, want die zullen ongetwijfeld niet op de besproken dag en tijdstip naar binnen mogen.

Barack Obama zelf is in Washington gebleven, waar hij vandaag zonder zijn gezin zijn 49-jarige verjaardag viert. Zijn oudste dochter, Malia, is op een zomerkamp.

Verkoeling in Galicië

Eerste van een zomerserie over mooie vakantieplaatsjes in Spanje. Niet één waar je overigens makkelijk komt, Galicië, maar dat maakt het ook leuker. Met het vliegtuig moet je altijd ergens (Barcelona of Madrid) overstappen en in de auto is het bedriegelijk: kom je na ruim 1.200 kilometer bij de Frans-Spaanse grens in Hendaye, ben je dus in Noord-Spanje, maar blijken er naar het paradijs van Galicië nog zo’n 700 kilometer extra te gaan. De moeite waard, over de snelweg langs de, wat ze hier Cantabrische kust noemen. (Baskenland en Asturias en Cantabrië met hun majestueuze Picos de Europa zullen later nog aan bod komen.)

Ben vaak in A Coruña geweest (in het gallego wordt de La een A) en heb altijd mazzel gehad: nooit regen, altijd op een terrasje aan de haven de pulpo gallego kunnen eten met een verkoelende fles albariño. Maar gegarandeerd goed weer heb je er dus niet, in de meest regenachtige streek van Spanje. Wel leuk voor mensen die niet van de hitte in de rest van Spanje houden: deze dagen is het aan de Middellandse Zee tussen de 30 en 38 graden, terwijl het in Galicië tussen de 20 en 28º is. En genoeg dagen vol strandweer, toch. Leuke strandjes ook, zelfs vlakbij A Coruña, iets ten oosten op het schiereilandje van Meiras, waar Mera en Dexo tussen de hoge klippen idyllische badplaatsjes zijn die in niets lijken op die aan de Méditerranée.

Eén bijzondere zomer huurden we een vakantiehuisje in het diepe binnenland van Galicië, ergens in de buurt van Boimorto kan ik me herinneren, strategisch gelegen want je rijdt er snel naar zowel A Coruña als Santiago de Compostela. Dat ‘agrotoerisme’ (zoek in Spanje op internet naar turismo rural) is enorm in opkomst in Spanje, de laatste jaren, de (soms hoge) prijzen zijn een teken van de populariteit, maar je ontsnapt daarmee wel volledig aan de andere toeristen en maakt als buitenstaander de dorpsfeesten en plaatselijke gewoontes in de allerkleinste gehuchten mee, waar ze je na drie dagen bij de bakker, slager en kroeg al goed kennen.

En je hoeft er niet eens naar zee te rijden om een strandje te vinden. Galicië zit vol met ‘playas fluviales’, kleine, soms speciaal geprepareerde strandjes aan de talloze rivieren die de streek doorkruisen. Die op de foto’s hiernaast en helemaal boven is volgens mij het strandje van A Carixa aan de rivier Deza, dichtbij het plaatsje Vila de Cruces; we waren er een hele dag lang de enige badgasten, maar het was al wel begin september, de grote drukte voorbij.

Iets verder rijden vanuit het magische binnenland is de Costa da Morte, de betoverende Kust des Doods ten zuiden van A Coruña. Van de strandjes vol vissersboten en vuurtorens tot het natuurlijk verplicht bezoek aan de kaap van Fisterra of Finisterra, afkomstig van Finaes Terrae, het einde van de wereld, het meest westelijke punt van het Europese vasteland. Iedereen zal er zijn eigen favoriete plekjes ontdekken, maar ik zal er, ondanks mijn slechte geheugen, nooit het bezoek aan één restaurant vergeten: Tira do Cordel, aan de rand van de weg AC445 naar Fisterra, áán het water waaruit de verse vis komt die ze dagelijk aanbieden. Een menukaart was er toen (zo’n 12 jaar geleden) niet, slechts twee voorgerechten (percebes of almejas a la marinera) en één hoofdgerecht, de versgevangen lubina van de grill, al zijn er dagen dat ze ook meer soorten vis hebben.

Helemaal voldaan ga je daarna op een bankje op het blanke strand van Touriñán uitrusten.

Barcelona raakt niet leeg meer

1 augustus. Vroeger de grote leegloop, alles dicht in de stad, een hete woestijn van asfalt zonder mensen, nauwelijks een oasis te vinden, restaurants en barretjes gesloten, lange file’s op de wegen. Alles is anders, nu. Vandaag, een hete zondag, was Barcelona buiten het toeristische centrum wel helemaal leeg, maar da’s normaal. Morgen wordt het maandagse ritme weer opgepikt. Er is wat meer vakantiespreiding dan vroeger, niet iederéén hoeft of moet meer de hele maand augustus op vakantie. Maar er is een andere, belangrijkere reden: ruim 4,5 miljoen werklozen, dat merk je ook aan de vakanties. Geen reis meer (nog geen 10% van de Spanjaarden placht in het buitenland vakantie te vieren, dus dat zullen ze niet missen), voor een Barcelonees wordt het nu het strand of het zwembad in de wijk (op de foto dat van Carmel en Vall d’Hebron, aan het Plaça de la Clota, met grote grasvelden om te zonnen) in plaats van een mooi baaitje aan de Costa Brava. Velen zullen, zoals elke zomer weer, naar het dorp van herkomst in Andalusië, Extremadura of Galicië gaan; ook goedkoop, bij familie logeren. Maar de stad is al jaren niet meer die grote leegte van vroeger. Komt deels door de toeristen (wat zijn er weer veel, heel veel! Crisis? Geen crisis!), deels door de mensen die thuis blijven.

En dus is er ook meer te doen dan vroeger, gaat niet alles dicht, doen bars en restaurants goede zaken, moet je de blauwe parkeerzone in en rond het centrum gewoon blijven betalen (in de rest van de stad niet!) en wennen de kinderen eraan verkoeling te zoeken bij de fonteintjes op de pleinen van Grácia, waar ze nu de hele zomer met andere thuisblijvers moeten spelen. 

Voor degenen die wél reizen (Nederlanders kunnen er maar geen genoeg van krijgen), vanaf morgen wat vakantietips in/uit Spanje, met foto’s uit de (oude) doos, al zijn ze bijna nooit van augustus: juist de maand om níet hier op vakantie te gaan. Tips die te laat zijn voor de zomer van dit jaar, maar misschien voor volgend jaar bewaard kunnen worden. En goed zijn om in deze zomerse sfeer te blijven…

Oranje gaat verliezen

Ja, de grapjes beginnen al binnen te komen. Voor de lezers die het Spaans niet machtig zijn: voor de Spanjaarden beginnen álle Nederlandse achternamen met Van. Een beetje gelijk hebben ze wel, want ook in de Oranje-selectie zitten er een paar: Van Bommel, Van der Vaart, Van der Wiel, Van Bronckhorst… Er bestaat een oud Spaans mopje dat luidt: ‘Hoe noemen ze de Guardia Civil in het Nederlands? Van de Verde’. Van betekent in het Spaans ‘ze gaan, ze lopen, etc’. De Guardia Civil gaat in het groen, dus… (Écht in het Spaans is hij best wel leuk, dit mopje…) Nu komt er een WK-finaleversie op: iemand heeft al een Oranje-shirt laten bedrukken met ‘Van A. Perder’, ofwel: ‘Ze gaan verliezen’. Met rugnummer nul, natuurlijk. De psychologische strijd is losgebarsten.

Nederland-Spanje; we vinden elkaar wel leuk

De Tachtigjarige Oorlog kennen we alleen maar uit de geschiedenisboeken, veel Nederlanders weten niet eens meer wie die Alva nou was en na Frankrijk is het ook nog het populairste vakantieland voor de Nederlanders. Onze enige traumatische ervaring met Spanje is dat je als klein kind vreesde dat Zwarte Piet je wel eens in een zak naar dat verre land kon meenemen. Dat wordt dus puur genieten, zondag, over en weer, van voetballers en teams waaraan we, wederzijds, geen enkele hekel aan hebben.

Gisteren ben ik even op pad geweest om zowel de oranje-koorts in Barcelona als die ‘rivaliteit’ te ontdekken. Kwam ik, onder anderen, terecht op de boulevard Joan de Borbó, waar twee totaal verschillende zaken naast elkaar zitten: El Suquet del Almirall van Quim Marqués, heel aardige en uitmuntende kok waarvan ik thuis een boek over La cuina de la Barceloneta heb staan (heerlijk recept van met prei en paddestoelen gevulde inktvissen!) en die net een nieuw boek over klassieke visgerechten aan de Spaanse kust heeft uitgebracht, en naast hem Foc van Marcus de Pijper. Het zijn buren en Marcus huurt zijn tent ook nog van Quim. Quim is Catalaan maar fanatiek voor Spanje, zondag, want het is gewoon Barça dat speelt. Maar hij vindt die Nederlanders wel aardig, en omgekeerd. Hieronder een deel van het verslag dat ik voor het AD schreef:

Het halve dozijn ‘Nederlandse’ kroegen in Barcelona was bij de laatste wedstrijden van Oranje al te klein. Honderden bezwete, allemaal in het oranje uitgedoste landgenoten, over het algemeen een jong publiek, kwamen bijeen in barretjes met de namen Amsterdam, Rembrandt, Foc, Gran Foc en Nakupenda. Al jaren ontmoetingsplaatsen voor velen, deze maand bedevaartsoorden om de wedstrijden van het Nederlands elftal via de NOS en met het commentaar van Frank Snoeks en Jeroen Gruter te zien en te beluisteren.

Hoewel, luisteren. Het kabaal en de drukte waren meestal zo groot, dat het bij kijken bleef, en juichen, zuchten en vloeken. “Een gekkenhuis. Al vanaf de eerste wedstrijd was het vol, maar per ronde kwamen er nóg meer mensen bij,” zegt Vincent Solleveld, één van de eigenaren van de Bar Amsterdam, die op een gegeven moment zelfs mensen moest weigeren. Vol was vol. (Vincent zit nu zelf in Zuid-Afrika, trouwens, met compaan Dirk…)

Na de winst op Brazilië speelden er zich bovendien ongekende taferelen af: de Oranje-supporters vlogen de kleine kroeg uit en liepen de brede achtbaansstraat Aragó op, waar zij uitzinnig de lokale automobilisten begroetten en vrolijk getoeter als antwoord kregen.

In de genoemde barretjes zijn de beste plaatsen al sinds dagen gereserveerd. ,,Aan elk tafeltje hebben we een TV-scherm en die plaatsen zijn toch vooral voor de vaste gasten, die het hele jaar door komen. Zij dineren dan tijdens de wedstrijd,” zegt Marcus de Pijper van Foc en Gran Foc. Boven de eerste bar, aan de haven, hangt een Nederlandse vlag met ‘Holland House’ erop. Binnen zijn er zeven TV-schermen.

“Dit is natuurlijk een droomfinale voor ons, Spanje-Nederland. We wilden nooit alleen maar Nederlands publiek trekken, maar op avonden als dit is het natuurlijk wel leuk,” aldus De Pijper. “De avonden dat Mexico speelde zat het vol met Mexicanen,” zegt Solleveld, die net als de meeste Nederlanders in Barcelona nog wel voor Oranje is. “Maar mijn zoontje Lucas loopt met een Spaans shirt van Pedro rond…”

Naast Foc zit het bekende visrestaurant El Suquet del Almirall, waar kok en eigenaar Quim Marqués zijn liefde voor het Spaanse team uitspreekt. “Eigenlijk is het FC Barcelona dat speelt, met al die jongens van hier. En zó goed, hè? Nederland heeft geen schijn van kans zondag,” lacht Marqués, die de goede verstandhouding met buurman (en huurder) Marcus benadrukt. “Het is goed volk, die Hollanders. Mijn vader had een camping aan de Costa Brava, 30 jaar geleden, en daar hebben we wat Nederlandse vrienden aan overgehouden. En eigenlijk is het voetbal van Spanje het voetbal dat Nederland vroeger speelde.”

Daarom heeft Oranje wel meer fans onder de Catalanen. Sommigen om politieke redenen, omdat zij Spanje niet als hun land beschouwen, en anderen uit bewondering. “Het voetbal is Nederland iets verschuldigd, sinds 1974,” zegt journalist Joan Domènech. “Dus als Oranje van Spanje wint, dan zal me dat iets minder pijn doen dan wanneer het een andere tegenstander was geweest.”

Groot scherm voor Oranje bij Montjuïc

Het gaat door! Zo begint Pascal Jorritsma zijn persbericht van vandaag. Ik neem het maar letterlijk over. Samengevat: zondag een groot scherm voor de Nederlandse kolonie in het Poble Espanyol, metro Espanya en tien minuten lopen… Vanaf 17 uur, entree 20 euro.

Bij deze de flyer: bavaria-oranje-plaza
En de tekst: “Op 11 juli aanstaande organiseert “Iventions” een grootschalig WK finale feest en heeft daarvoor, met hulp van enkele Nederlandse sponsors, het thema-dorp Poble Espanyol in Barcelona afgehuurd. Een markante openlucht lokatie, in typische Spaanse bouwstijl opgetrokken.
Het centrale plein zal omgedoopt worden tot het “Oranje Bavaria Plaza” en zal circa 2.000 Nederlanders ontvangen die in Barcelona woonachtig zijn of als toerist in Barcelona verblijven. Het zal veruit de grootste concentratie Oranje fans zijn in Spanje gedurende de finale.
Er worden een groot scherm en tribunes opgebouwd en diverse Nederlandse en Spaanse media zullen van de gelegenheid gebruik gaan maken om vanaf het “Oranje Bavaria Plaza” verslag te doen van de WK Oranje-beleving van Nederlanders in Spanje.
Het evenement wordt ondersteund door het Consulaat-Generaal der Nederlanden en diverse sociale Nederlandse verenigingen in Barcelona.
UPDATE: Het wordt druk op de Montjuïc. De gemeente installeert een reuzescherm op de Avda Maria Cristina, bij de fonteinen. Maar Nederlanders dus doorlopen, rechts naar boven…

Spanje-gekte in Barcelona

Sorry voor de niet voetbal-lezers van het blog, maar het zijn niet de dagen om het over een cultureel evenement of mooi pleintje te hebben. Zeker niet in een voor Nederlanders die in Spanje wonen en, omgekeerd, Spanjaarden die in Nederland wonen nu al onvergetelijke week. Iedereen wordt er door vrienden, kennissen en collega’s op aangesproken: voor wie ben je, wie gaat er winnen, waar zal je zondagavond half negen zijn? Zelfs Barcelona begint een beetje te veranderen. Vanavond, kort na de wedstrijd, was er vuurwerk, getoeter op straat, veel Spaanse vlaggen die uit autoruiten wapperden. Geen 40.000 mensen voor een groot scherm als in Madrid; in Barcelona denkt de gemeente er nog niet aan. Zaterdag is er een grote demonstratie voor de zelfbeschikking van Catalonië; dan is een Spaanse triomf, de heersende Spaanse euforie niet echt welkom. Maar ja, dan zien die Catalanen én de rest van Spanje hoe een oer-Catalaan als Carles Puyol, uit La Pobla de Segur, de streek Pallars-Jussà (echt, Cataláánser dan dat kán gewoon niet) de winnende treffer scoort.

Uitzinnige Madrileense verslaggevers op een radio als de cadena SER, in dit geval, gaan dan direct provoceren en beginnen te zingen ‘soy español, español, español’, terwijl ze weten dat Puyol zich nooit van zijn leven een Spanjaard zal voelen, maar nu zijn hang naar onafhankelijkheid ondergeschikt maakt aan een op dit moment groter doel, dat van een voetballer die wereldkampioen wil worden. Makkelijker te verwezenlijken dan de onafhankelijkheid van Catalonië, in ieder geval.

Het zal een mooie zondag worden. Benieuwd wie in Nederland het eerst Alva onder het stof vandaan haalt. Of hebben we gewoon die kennis niet meer? Geen revanche meer voor de 80-jarige oorlog en de wrede Spaanse onderdrukking, die Koning van Hispaniën die we zelfs in ons volkslied nog eren?

Aan de andere kant: bijna alle Nederlanders met bruine ogen, zoals een half-Fries als ik, hebben eeuwenoud Spaans bloed…

PS: Tip aan de Volkskrant: dat Puyol nóóit het Spaanse volkslied meezingt is logisch; niemand doet het, want het volkslied heeft geen tekst…

Spanje-Catalonië voor Amerikanen

Ze belden net van een Nederlands TV-programma: mocht Spanje de rivaal van Nederland worden, zouden ze graag in Barcelona sfeer komen proeven. Heb maar weer eens uitgelegd dat het Spaanse elftal hier veel minder leeft dan in Madrid en dat veel Catalanen voor Nederland zouden zijn, zondag. Uitgebreider heb ik dat ook vandaag voor de lezers/lezeressen van het Amerikaanse Vanity Fair gedaan. Bij deze, mijn mijn trotse debuut in het Engels voor een miljoenenpubliek. (Nou ja, miljoenen; voetbal zal ze niet veel interesseren, met Angeline Jolie op de cover… Lees trouwens ook het leuke voorgaande stuk van David Winner over de opvallende vrede tussen Nederland en Duitsland.)

Mijn kop -die boven het verhaal-  komt, natuurlijk, uit de eerste zin van een mooi liedje van The Nits van 20 jaar terug, Sketches of Spain.

Een grote stad, om half negen

Een terugkerende vraag, als je al lang in het buitenland woont. Wat nou het verschil is, met Nederland. Of wat het in Spanje leuker maakt. Nou, dit dus, onder anderen. Een redelijk aangename maandagavond in hartje Rotterdam, rond half negen, bijna 20 graden op de thermometer. Oké, ik weet dat het Schouwburgplein niet bepaald een plek is waar de mensen uitbundig en massaal bij elkaar komen, met die domme metale ondergrond, maar toch… Onderweg, van de Erasmus universiteit richting centrum, viel het me al op: de stilte, nauwelijks auto’s op de Oostzeedijk, het Oostplein, de Westblaak. De totale verlatenheid. En dát terwijl het deze junidagen in Nederland veel langer licht blijft dan in Spanje: rond elf uur was het nog steeds niet helemaal donker.

Half negen, en de stad is stil en verlaten, de mensen zitten thuis, voor de televisie, in de café’s is het rustig, de terrasjes zijn al gesloten. Het leven is al zo’n twee uur geleden opgehouden te bestaan. Ik weet, Amsterdam is de uitzondering, daar gaat het dankzij de toeristen nog even door, maar dit is toch het meest centrale plein van de tweede stad van Nederland…

25 euro voor 5 dagen werk

Op zoek naar werklozen. Dat is, helaas, niet moeilijk in Spanje. Vroeger ging je naar een arbeidsbureau, wachtte je mensen op die naar buiten kwamen lopen en vroeg je hen vriendelijk of je wat over hun situatie mocht weten. Nu ga je gewoon naar elk willekeurig dorp, Castelldefels in dit geval, en kijk je rond een uur of 12 ’s middags goed om je heen. Dan zie je een jong jochie met twee afgedekte vogelkooitjes lopen. Dat was een hobby die tot voor kort was voorbehouden aan gepensioneerde mannen die alle tijd hadden hun vogeltjes (bijna altijd jilgueros, ofwel putters of distelvinken) uit te laten en uren op een pleintje in dorp of stad met anderen te praten terwijl de vogels op een muurtje rond konden kijken, zonder trouwens de vogel naast hen te mogen zien.

Ja, zei Alex, hij was 18 jaar, werkloos en had helaas tijd genoeg. De meest getroffen groep, in de diepduikelende Spaanse economie, zijn deze schoolverlaters, vaak zonder diploma. Van jongens en meiden tussen de 16 en 24 die niet meer op school zitten zijn meer dan 40% werkloos. “Ga met me mee naar het plein, daar zitten werklozen genoeg,” zei de aardige jongen ook nog. En daar waren ze, aan de bar met een cognacje, op het terras met een spel kaarten of domino, op straat met een babbeltje: 4,6 miljoen werklozen zijn héél veel werklozen.

Terwijl heel Europa zich zorgen maakt over welk land na Griekenland als volgende instort en miljarden euro’s hulp gaat vragen, Portugal of Spanje, hebben deze mensen geen boodschap aan macro-economische spookbeelden. Hun dagelijkse leven is een trieststemmende aaneenschakeling van frustrerende ervaringen. Ergens een CV’tje afgeven is al ontmoedigend: óf er ligt al een enorme stapel A4-tjes in een bak te wachten tot iemand hen leest, óf het bedrijf doet de deur niet eens meer open en vraagt via de intercom het CV maar in de brievenbus te stoppen. Bijna nergens is er werk meer. Álex kon vijf dagen aan de slag op een kleine kermis, hij moest een attractie een beetje in de gaten houden, op de kinderen passen, van vier uur ’s middags tot na middernacht. Aan het einde kreeg hij 25 euro, voor die 5 dagen. “Ik voelde me gepakt, had toch wel minimaal 40 euro verwacht.”