Trekking in Nepal

De moesson is voorbij, de winter nog niet begonnen. De lucht is na de vele regens helder en blauw, de toppen van het Himalaya-gebergte eeuwig wit. Tijd voor een onvergetelijke bergwandeling door de Annapurna’s. Soms zwaar, maar niet al te moeilijk, ook te doen met sportieve tienerkinderen, want hoger dan 3.210 meter over goed begaanbare paden kom je niet.

 (Edwin Winkels, AD, 2010)

nepal trek annapurnaDrukte in de terminal van de binnenlandse vluchten in Nepal. Veel rugzakken, groepen meer tot minder ervaren bergbeklimmers of –wandelaars. Het populairst is de vlucht naar Lukla, vertrekpunt voor treks van drie weken naar het basiskamp van de Mount Everest. Pokhara is precies de andere kant op, naar het westen, vroeger hippy-paradijs aan een meer en aan de voet van het Annapurna-massief, met de Dhaulagiri (8.167 meter), de Annapurna I (8.091) en de betoverende Machapuchare, ofwel ‘vissestaart’.

De één na de andere vlucht wordt geannuleerd. Vervuiling, in combinatie met een grote grauwe zandwolk vanuit India die boven het halve land hangt. Gevolg van maanden zonder regen, een fenomeen dat voorkomt in de maanden maart, april en mei, na september en oktober de beste om door de Himalaya te trekken. In het voorjaar is het iets minder druk en staan de rododenderonbossen in volle bloei. In het najaar is de lucht helderder, zijn de uitzichten op de bergtoppen scherper.

Snel regelt het agentschap een auto met bestuurder om naar Pokhara te rijden, want een dag later moet de Poon Hill-trek beginnen. Zo’n 180 kilometer, een rit van zes uur over soms duizelingwekkende wegen waar het recht van de sterkste geldt en inhalen altijd mag, maar daardoor tot talloze narrow escapes leidt. De lijn- en toeristenbussen doen nog iets langer over een tocht die qua landschap wel de moeite waard is.

 

 

Dag 1, Pokhara-Nayapul-Tikhedunga

 

Zes uur opstaan – een tijdstip dat gewoon zal zijn, de komende dagen – en een taxi naar Nayapul, letterlijk Nieuwe Brug, op iets neer dan 1.000 meter hoogte. Die hangbrug is eigenlijk het begin de tocht, de vier- of vijfdaagse trek naar Poon Hill, een populair uitkijkpunt op 3.210 meter hoogte, vanwaar het Annapurna-massief in al zijn overweldigende schoonheid te zien is. Vóór het vertrek eerst een warme kop chai, de Tibetaanse kruidenthee met melk en zoute yak-boter. Plus de kennismaking met de gids en de drager. De laatste is het meest noodzakelijk, want kan tegelijk ook als gids optreden; kent de vrij eenvoudige route op zijn duim. Want al is je rugzak maar 10 kilo, het zal, in de loop van de hike, een groot voordeel blijken dat de drager dat extra gewicht torst. Hij is het gewend, al doet het onderweg soms pijn aan de ogen hoe sommige jongens ineengekrompen tot 40 kilo aan zware Koreaanse bagage dragen.

De route is vrijwel vlak, langs de bedding van een in het voorjaar vrij droge rivier, die tijdens de moesson een verwoestende stroom zal worden en in het najaar weer tot rust komt. Al vóór elf uur is het tijd voor een lunch. Die zal, net als het diner, de komende vijf dagen vrij eentonig zijn: gebakken rijst, of wat noodles of de grote specialiteit van Nepal, verreweg het meest complete gerecht, de Dahl Bat, rijst, linzensoep, aardappels, een spinazie-achtige groente en soms wat vlees. Om drie uur, na amper vijf uur lopen, wacht Tikhedunga, op 1.520 meter. Terwijl de gidsen en dragers zich vermaken met hun bordspel, is voor de trekkers een boek noodzaak om de tijd door te komen tot het avondmaal. Voordeel is dat het om zeven uur donker is en er bijna nergens stroom noch licht is; vroeg naar bed dus.

 

 

Dag 2: Tikhedunga-Ghorepani

 

De eerste dag was bedriegelijk. Vandaag begint het klimmen. In totaal bijna 7.000 ongelijke traptreden om een hoogteverschil van 1.350 meter te overwinnen. Het eerste deel, naar Ulleri en Banthanti, kent bijna geen moment van rust. De dijbenen kraken, het hart pompt bloed naar het verhitte hoofd. Vijfjarige scholieren vliegen echter omhoog, doen er op slippers anderhalf uur over om bij hun schooltje in het dorp te komen dat 800 meter hoger ligt.

Het zal de zwaarste dag van allen blijken. Groepen ezels komen voorbij; zij zijn hier het enige vervoermiddel voor zware lasten, zoals cement en stenen voor nieuwe huizen. Een kippeboer draagt kooien met tientallen kippen. Weinig mensen kopen er één. Er is vogelgriep.

Na de uitgebreide lunchpauze breekt een storm los boven het gebergte. Het sneeuwt zelfs even. Iedereen komt drijfnat aan in Ghorepani (2.750 meter), waar dragers en toeristen zich rond de kachels in de lodges verzamelen. Natte kleren worden boven de haard opgehangen. Die lodges zijn in overvloed aanwezig, zijn eigenlijk de enige bebouwing in elk dorp. Eenvoudige kamertjes, dunne muurtjes van hout en een centrale ruimte om te eten, te lezen, met onbekenden te praten en een potje met de eigenaar te schaken.

Vroeg naar bed, want morgen om vier uur op, richting het hoogtepunt van de trek: de zonsopgang op Poon Hill.

 

 

Dag 3: Ghorepani-Poon Hill-Ghandrung

 

Degenen die het best voorbereid zijn hebben een soort mijnwerkerslampje dat ze op hun hoofd kunnen zetten. Dat is ook nodig, om de laatste 300 meter hoogteverschil van Ghorepani naar Poon Hill te overwinnen. Vreemde gewaardwording, rond half vijf ‘s morgens, om mensen in een doodse stilte tussen besneeuwde struiken naar boven te horen lopen, sommigen diep hijgend, want niet iedereen blijkt in goede vorm aan de trek begonnen te zijn. Sommigen zijn beneden gebleven, geveld door maagproblemen. Eenmaal boven wacht eerst de bekende thee, zeer welkom bij de zeer frisse temperatuur, en daarna het wachten op de zon. Maar in plaats van naar het oosten te kijken, blijkt het westen het mooist. Daar begint de zon, nog zonder dat we hem zien, met zijn bloedrode licht de imposante verticale flanken van de Dhaulagiri te beschijnen. Zo’n vijftig, zestig mensen verspreiden zich over Poon Hill om de mooiste foto’s te maken. Het spektakel duurt zo’n anderhalf uur; dan wacht de weg terug, naar het ontbijt, en en nieuwe dag lopen.

Het blijkt verreweg de mooiste dag. Half klimmend over een bergkam, veel dalend, met voordurend de Annapurna links in het zicht. Zeer welkom zijn de speciaal aangelegde rustplaatsen, met brede banken voor de rugzakken en opgefleurd door de Tibetaanse gebedsvlaggetjes met hun mantra’s en in de kleuren van de hemel (blauw), wind en lucht (wit), vuur (rood), water (groen) en aarde (geel).

Na Tadapani (2.680 meter) volgt een lange weg door de prachtige Himalaya-jungle, waar vanuit de bomen tientallen apen (grijze langoeren of hoelmans) de wandelaars aanschouwen. Een ander bord bij een riviertje herinnert aan Saranga, het zoontje van de Zeeuwse Jacqueline Doens en een Nepalese gids dat slechts vier dagen leefde. Eenmaal uit de bossen ligt op de bergflanken Gandrung, het grootste dorp van de tocht.

 

Dag 4: Ghandrung-Nayapul-Pokhara

 

In Ghandrung ligt, behalve een intiem klooster van de Sakya-boeddhisten, het regionale toerismebureau dat controleert wie er het Annapurna-gebergte intrekken. Voor elke tocht is officiële toestemming nodig, want het is beschermd natuurgebied. Britten, Chinezen en Koreanen voeren de lijst aan, met tussen de 2.100 en 3.200 bezoekers in 2008. Geen massatoerisme, dus. Ook kwamen er bijna 1.500 Nederlanders in een gebied waar de meerderheid van de inwoners Gurung zijn, een oude volk beroemd omdat het de Gurkha-soldaten aan het Britse leger levert.

Vanaf Ghandrung is het slechts dalen over een brede, onregelmatige trap met treden zo hoog dat de knieën na de tocht nog dagen nodig zullen hebben om van de klappen te herstellen. De gids wist dat al: ,,Stijgen is makkelijker dan dalen, want de longen herstellen sneller van de inspanning dan de knieën.”

Links en rechts verschijnen terrassen met rijst-, aardappel- en groentenvelden. Apen moeten er regelmatig worden weggejaagd. De bergen worden lager, in de rug van de trekkers maakt de Machapuchare vanaf zijn steile 6.993 meter een laatste groet. Pas straks, vanuit Pokhara, gespiegeld in het meer, zal hij opnieuw te zien zijn.