Johan Cruijff

Op bezoek bij God

(Hard Gras, maart 2008)

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel ging met de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en daarna met de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum naar de sjiekste wijk van de stad. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

edwin 8rMoisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar De Verlosser gevraagd. Weer teruggetrokken op zijn berg in Barcelona, na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend.

De Verlosser? Moisés was naar het stadion in Barcelona gegaan, op zoek naar de sporen van de man die met de bal aan zijn voet Catalonië in zijn eentje van het Franco-bewind zou hebben verlost, ergens in 1974. El Salvador? Niemand kende hem, leek het. Moisés kwam A. tegen, beschouwd als één van de discipelen van de meester, en na het gebruikelijke aanvankelijke onbegrip over die onbekende verlosser, legde hij A. uit wie hij nou precies bedoelde.

“Oh,” zei A., “je bedoelt God.”

“God?”

“Ja, God. Als Verlosser kennen we hem niet. Voor ons, in de kleedkamer, was hij Dios, want hij wist alles, had altijd gelijk en stond boven het goede en het kwade. Hij was God.”

“En nu? Waar huist hij?”

“Af en toe spreken we hem nog. Ontvangt hij ons zelfs op de berg. Of daalt hij af. Maar dat gebeurt steeds minder. Meestal laat hij opschrijven wat hij van alles vindt. Hij draagt Barça nog altijd in zijn hart, al zijn de spelers vaak niet zo blij met wat hij vindt. Zij hebben altijd de schuld bij hem.”

Moisés Botigues is uit de bus gestapt en begint aan de klim van de bijna heilige berg. De Tibidabo is meer dan 500 meter hoog, maar God huist nog niet eens halverwege, op zo’n 125 meter boven de zeespiegel op de hoek van twee straten die beter geheim kunnen blijven om een massale processie van gelovigen te voorkomen. Moisés zal die geheimhoudingsplicht nooit verzaken. Gods huis staat niet voor het volk open, slechts voor degenen die de strenge ballotage hebben doorstaan. God komt zelf wel naar het volk toe, wanneer het nodig is, en hij weet dat de aandacht dan altijd groot zal zijn. Als een donkere wolk komt hij bovendrijven, stort zijn donder, bliksem en regen over de stervelingen uit, en de meesten aanvaarden de boodschap als de enige waarheid, maar de sceptici groeien met het verstrijken der jaren.

Vandaag is het zonnig en een beetje winderig. Het beklimmen van de berg zal geen gevaar opleveren.

Officieel heet het district Sarrià-Sant Gervasi, de samenvoeging van twee vroegere dorpjes die tot aan het einde van de 19e eeuw ver van Barcelona verwijderd lagen, Sarrià en Sant Gervasi de Cassoles. Het is het district van de stad met het hoogste inkomen per capita en dus ook met de duurste huizen. De gemiddelde prijs van de woningen die er in 2007 werden verkocht, zowel nieuw als tweedehands, was 1.455.662 euro. De prijs per vierkante meter was er 6.367 euro, wat betekent dat de huizen er, met hun meer dan 220 vierkante meter, groter zijn dan de normale 70 vierkante meter in de rest van Barcelona.

Binnen dat dure district, waar ook gewoon heel veel flats staan, is er ook de duurste wijk, La Bonanova, eentje waar de huizen nooit kleiner dan 400 vierkante meter zijn en altijd een tuin en een aparte dienstingang hebben. Een tuin is goud waard in Barcelona, een in ruimte vrij kleine stad van 98 vierkante kilometer, minder dan de helft van Amsterdam.

Het witte huis van God is perfect vierkant, meet 14 bij 14 vierkante meter, telt een begane grond en twee verdiepingen plus een soutterain, wat bij elkaar toch gauw zo’n 600 vierkante meter moet opleveren. Maar hij kocht zijn huis er op het goede moment, toen de markt nog niet oververhit was en de prijs nog niet een tiende van wat het huis nu zou opbrengen. Het hartinfarct dat hem net tijdens de huizenjacht als een smerige verdediger van achteren tacklede werd daarom ook niet veroorzaakt door de onroerend-goedprijzen.

Nu staan er  in de buurt enkele te koop, van tussen de 420 en 700 vierkante meter. Ze moeten 4,7 tot 7,5 miljoen euro kosten.

Het zijn huizen, ook het monumentale pand van God, die in twee glorieuze periodes van Barcelona werden gebouwd, beide in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste periode van rijkdom om deze bergflank van de stad begon met de komst van de druifluis (Dactylosphaera vitifolii) vanuit Noord-Amerika naar Europa. Het voor de druiven ongelooflijk dodelijke insectje kwam eerst in Frankrijk terecht, waar het bijna 80 procent van de beroemde wijngaarden vernietigde. Het beestje, door de mens vanuit Amerika ‘geïmporteerd’, deed er echter enkele jaren over om ook de koude en hoge Pyreneeën over te steken. Dus terwijl in Frankrijk de wijnboeren crepeerden, exporteerden de Catalaanse bodega’s in de Penedés, nog geen 50 kilometer onder Barcelona, meer dan ooit tevoren om aan de Europese vraag te voldoen. De grootverdieners, vaak woonachtig in mooie panden in het centrum van Barcelona, lieten van het vele geld onder anderen een ruim vakantiehuisje in Bonanova bouwen. Dat viel precies samen met de euforie en goudkoorts die er rond de Wereldtentoonstelling in Barcelona van 1888 ontstonden.

De tweede golf van nieuwe rijken klom tien jaar later tegen de rug van de Tibidabo op, toen Spanje door een oorlog in Amerika zijn kolonieën daar verloor. Duizenden Catalanen keerden terug vanuit het verloren Cuba terug met heel veel geld en de wens in Barcelona, Sitges, Vilanova en andere dorpen aan zee huizen te laten bouwen die deden denken aan hun ‘paleizen’ waar ze in de Cariben hadden gewoond. Tegenwoordig zijn veel van die prachtige panden beschermd door monumentenzorg.

Het witte huis van God staat niet op die lijst, is van een iets latere periode. Maar niemand die het in zijn hoofd zou halen het te slopen, zou je denken. Toch zijn in de jaren zeventig en tachtig veel van dit soort onbeschermde monumentale panden gesloopt. De kopers moesten niets van een grondige verbouwing hebben, lieten er een saaie nieuwe woning naar hun eigen smaak neerzetten.

Gods huis telt zo’n dertig ramen, allemaal beschermd door de typische Spaanse luiken, een zegen voor zij die willen uitslapen want zij laten geen straaltje van het ochtendgloren naar binnen glippen. Maar welke dag het ook is, hoe laat ook, de meeste van die luiken van het witte huis zijn altijd dicht. Alleen op de begane grond gaan ze soms open, wanneer de Heer des Huizes en/of zijn eega er verblijven of wanneer de huishoudster in de weer is. Het is zij, een sympathieke Spaanse dame, die altijd de deur opendoet als er wordt aangebeld. Ook neemt zij de telefoon op.

Moisés Botigues heeft het nummer. Maar hij heeft God ooit beloofd hem niet zomaar lastig te vallen. Eens durfde hij het aan, toen iemand was overleden. God zei kort wat hij er van vond, maar zou de rest van zijn oordeel via zijn gebruikelijke boodschappers laten rondbazuinen.

“Meneer is op reis,” is de mededeling die de huishoudster de laatste jaren steeds vaker heeft moeten doen aan de bezoekers. Of: “De Heer is op reis.” El Señor staat voor allebei, in het Spaans.

God leeft goed sinds hij het groene gras niet meer dagelijks betreedt. Soms ‘schrijft’ hij zijn analyses van de Eredivisie en Primera División vanaf de stranden van Mauritius. Het is alweer twaalf jaar geleden dat hij, toen hij in zijn rol van Verlosser aan hevige slijtage onderhevig was en hij steeds vaker op Monty Pythons’ Brian ging lijken, door een vroegere vriend werd verraden. “Judas,” beet hij die toe op zijn allerlaatste dag als werkzame doelpuntenprofeet.

Sindsdien is hij onafhankelijk geworden, op zijn berg. Of twee bergen. Als het te warm wordt in de stad kan hij verkoeling zoeken op een hogere heuvel, in de buurt van zijn geliefde golfbaan.

Sinds 11 oktober 1991 staat op het adres van zijn woning in Barcelona de BV geregistreerd waarvan God de enige rechtspersoon is, zowel administrateur als direkteur. Nuevos Horizontes 2000 SL noemde hij zijn eenmansbedrijf, dat het ene jaar heel veel omzet boekt (1,2 miljoen in 2002) en het andere wat minder (133.000 het jaar ervoor), maar meestal ergens in het midden zit, met een netto omzet van zo’n zeven ton. De werkelijke inkomsten liggen hoger, er zullen op andere plaatsen ongetwijfeld andere bedrijven bestaan, maar de zuinige God heeft al dat geld ook niet nodig en laat zich tegenwoordig vaak uitbetalen via een schenking aan zijn stichting, dat in een pand huist aan de straat Marqués de Vilallonga, op precies één minuut lopen van Gods eigen woning. Soms gaat hij er koffie drinken en meestal spreekt hij daar af met mensen die iets van hem willen en door het filter van zijn vertrouwelingen zijn gekomen.

Voor het huis van God loopt een stoep van nog geen 2,5 meter breed, er staat een lantaarnpaal en de telefoonkabels lopen nog ouderwets bovengronds, via diezelfde houten lichtpost. Een plataan brengt enige schaduw aan de zuidkant, een gele brievenbus staat er in de tijd van internet vrij eenzaam te zijn maar wordt nog elke dag geleegd.

Parkeren kost er 2,10 euro per uur in de blauwe zone, die wordt onderbroken door de uitrit vanuit de 25 meter diepe tuin van het huis van God. Op het dak staan drie satelletietschotels, naar verschillende richtingen in de hemel gericht.

God kan alles zien.

Behalve een dure is het ook een erg rommelige buurt op de berg, ontdekt Moisés bij een kleine rondgang door de rustige straatjes, slechts regelmatig doorkliefd door auto’s die van de rondweg, de Ronda de Dalt, naar de Paseo de la Bonanova of omngekeerd rijden. Bij de dienstingang van het witte pand – elk huis hier heeft behalve een hoofdingang een klein deurtje voor de servicio, het personeel en de leveranciers – is de totaal verschillende villa van de buurman er tegenaan gebouwd. Aan de overkant van de straat heeft de Iradier-sportschool, exclusief voor vrouwen, bezit genomen van alle gebouwen en woningen die er stonden. Stevige portiers bewaken de toegang, de leden betalen per maand tussen de 126 en 175 euro om er te mogen gymmen, spinnen, squashen en zwemmen. Vanaf de eerste verdieping heeft God zicht op de door niet zo hoge hekken omgeven tennisbaan, waar slanke geblondeerde Sharapova’s van 38 tot 68 jaar zuchten en kreunen.

“Vroeger was daar het paleisje van de familie Puig, die van de parfums. Daar waren altijd feestjes, toen wij jong waren. Maar zij hadden al zoveel, dat ze dat wel aan de sportschool konden verkopen.” Mercedes Paniker is het levende monument uit de buurt, een gerespecteerde dame op stand, vroeger voorzitster van een vrouwenvereniging van de Europese Gemeenschap, nu op enige afstand een buurvrouw van God, die zij bijna nooit heeft gezien, op straat. Ze heeft Moisés met harte ontvangen, maar kan helaas niet veel over haar heilige buurman vertellen. “Het is geen buurt waar mensen veel contact met elkaar hebben. Ik heb het ooit wel eens geprobeerd, toen ik in de jaren zestig wethouder was, en er was toen wel animo voor, maar dat is inmiddels verdwenen. Veel huizen zijn te duur geworden om te wonen en zijn kantoorgebouwen geworden.”

Anderen hebben er zwaar beveilige forten van gemaakt. Bij señora Paniker staat het hek gewoon nog altijd open, “net zoals mijn kantoortje, daar kun je altijd binnenlopen.” Op de hoek zit een politiebureau, daarboven een school voor moeilijk opvoedbare jongens. Ook tegenover Gods huis, maar dan in de andere straat, stond altijd het Colegio Sefardí, de school van de Joodse gemeenschap in Barcelona, die net gesloopt is en opnieuw wordt opgebouwd.

Veel dingen ademen religie uit op de heilige berg. Bovenaan ligt het mastodontische gebouw van de Escoles Píes, de in Catalonië alomtegenwoordige scholen van de religieuze orde van de Piaristen. Om de hoek ligt de residentie van de stichting die ….. vereert.

Bonanova is een term die uit de bijbel komt. Goed nieuws, betekent het.

Er wonen enkele Catalaanse politici, de naaste buurman is een gerespecteerde lokale arts gespecialiseerd in bloedlichaampjes, een ander is de Italiaanse eigenaar van de trouwjurkengigant ProNovias. Nergens is de bevolkingsdichtheid in Barcelona zo klein als in Bonanova, met 6.144 inwoners op 205 hectare. Daarvan is de grote meerderheid (5.706) Spanjaard. Verder wonen er onder anderen 51 Italianen, 36 Fransen, 27 Duitsers, 15 Britten en slechts drie Nederlanders, alledrie op hetzelfde adres: God, zijn vrouw en één van zijn dochters. Van Ecuadoranen, Marokkanen, Colombianen en Pakistaniërs, de grote groepen immigranten in de rest van de stad, is hier geen spoor. Het grootste deel van de inwoners stemt bij de verkiezingen op de Catalaanse nationalisten, gevolgd door de conservatieve Volkspartij. De socialisten, die zowel in Spanje als in Catalonië regeren, vormen hier de derde partij. God mag alleen stemmen bij de lokale en de Europese verkiezingen, omdat hij geen Spaanse nationaliteit heeft.

Moisés heeft even aangebeld, maar de deur blijft dicht. De Heer is op reis. Ook alle luiken zijn weer gesloten. Moisés kijkt de lucht in, hoopt ergens een donkere wolk te zien, donder en bliksem, maar de hemel is straalblauw, zoals die dat hier 300 dagen per jaar is.

Hij loopt een nieuwe ronde, een iets grotere dit keer. Enkele honderden meters bergaf begon ooit de roemruchte geschiedenis van FC Barcelona, in het Velódromo de Bonanova, de wielerbaan. In het midden lag een voetbalveld. Op 8 december 1899 speelde de club, enkele dagen eerder opgericht door de Zwitser Joan Gamper, en nog zonder shirt of embleem, er zijn allereerste wedstrijd. Gamper kon slechts tien spelers bij elkaar krijgen en de tegenstander, een elftal van de Engelse immigranten in de stad, won met 1-0. Bijna een jaar lang zou Barça in Bonanova zijn sporadische wedstrijden spelen. Nu is er geen spoor meer van die vroegere wielerbaan.

Moisés keert terug naar boven. De blauwe tram rijdt pas in de zomer weer, zou hem lang de soms modernistische huizen van de Avinguda del Tibidabo leiden tot La Venta, het favoriete restaurant van God, hoger op de berg, maar nog niet daar waar Jezus vanaf de basiliek van Tibidabo, net boven het pretpark, zijn handen over de stad uitstrekt. Net eronder ligt het Observatori Fabra, één van de oudste sterrenwachten ter wereld, waar op zomerse avonden diners worden georganiseerd in de open lucht. Een kleinere, niet meer bestaande versie ligt net om de hoek bij Gods huis, nog herkenbaar door de koepel die nu in gebruik is als onderdeel van het sjieke medische centrum van een wereldberoemde gynaecoloog, Santiago Dexeus. In zijn kraamkamers zijn bijna alle kinderen van de Nederlandse voetballers in Barcelona ter wereld gekomen, behalve die van God. Zijn vrouw koos er in de Franco-jaren voor terug te vliegen naar Amsterdam om daar te bevallen. Dexeus was toen ook nog maar een student.

In dezelfde straat, die van de Esperança, de hoop, ligt een ander bij God geliefd restaurantje, vooral omdat het op loopafstand ligt. Het privé-zaaltje van El Trapío heeft wat samenzweringen meegemaakt, mensen van een oppositiebeweging, de Blauwe Olifant, spraken hier in de jaren negentig met God af om hun plannen te bespreken voor de coupe tegen de kleine voetbalvoorzitter die het gewaagd had zich belangrijker dan God zelf te achten.

De wijkbus 123 rijdt voorbij. Op de menukaart bij de inbgang prijkt een verlokkelijke crème van aardappel en prei met ijs van foie en stukjes truffel, voor 10 euro. Of de rolletjes zeetong gevuld met grote garnalen en een sausje van dezelfde smaak, 23,50.

Overal in de omgeving wordt gebouwd. Een groot oud pand wordt opgeknapt, een bord belooft zes exlusieve flats van 500 vierkante meter elk met vijf parkeerplaatsen voor elke woning. Ook naast El Trapío is een vroegere woning gesloopt en wordt een nieuw onderkomen neergezet. De oude muur is nog bezaaid met de ouderwetse glasscherven die het voor indringers pijnlijk moest maken de sprong naar de verborgen rijkdom te doen. Drie huizen hoger doemt alweer het witte paleisje van God op. Het blijft onbewolkt, maar de wind begint hard te waaien. Moisés beschermt zijn ogen tegen het opspringende zand; een deel van de stoep is opgebroken. Als hij weer kan opkijken lijkt het of één van de luiken van het huis stond te klapperen. Door de lucht, op 20 centimeter hoogte, komen twee verfrommelde papiertjes aanwaaien. Moisés pakt ze op, uit nieuwsgierigheid. Misschien een herinnering aan zijn tocht naar de heilige berg.

Hij vouwt de velletjes open, ter grootte van een A5-je. Er staan wat handgeschreven teksten op, bijna onleesbare krabbels, in een soort doktershandschrift.

Ik heb altijd gelijk, ook al heb ik het niet.

Luister naar trainers die zelf op het hoogste niveau hebben gevoetbald; de theoretische school is bedrog.

Gebruik nooit mijn naam of beeld zonder eerst geld naar de stichting te hebben overgemaakt.

De zondag is heilig, om zeven uur met het bord op schoot.

Heb eerbied voor de idolen van vroeger.

Kom niet aan mijn familie, steek geen vinger naar hen uit, praat nooit slecht over hen (behalve over mijn broer).

Speel altijd 4-3-3.

Denk altijd dat je beter bent dan de ander.

Brand na je vijftigste jaar nergens je vingers meer aan.

10. ???

De wind was weer gaan liggen, Moisés wreef het zand uit zijn ogen en keek weer op. De hemel boven Bonanova was blauw gebleven. Geen wolk te zien.