Tagarchief: nederland

Rookworst op nummer 1, erwtensoep volgt op 9

Vroeger gingen de vrouwen van in Barcelona gestationeerde Nederlandse voetballers er op een doordeweekse dag, terwijl manlief aan het trainen was, persoonlijk naar toe in de grote auto van de club: in Blanes, wisten ze, was een supermarkt waar je alles kon kopen dat je, net weg uit Nederland, in Spanje ongewtijfeld ging missen. De naam was ook niet zo moeilijk: Appie Hein; geen officieel kind van de grote Albert, trouwens. En zo hoefde de familie niet steeds van alles uit Nederland mee te nemen, nu je in de handbagage geen potten pindakaas meer mag vervoeren. We hebben het allemaal meegemaakt, vooral in het begin, die verzoeken om drop, hagelslag, zakjes Conimex, pakjes Fristie, stroopwafels. De vrouw van Kluivert kwam vooral voor enorme zakken Pandan-rijst, die ik hier in Barcelona bij de Chinese supermarkt op Nàpols-Consell de Cent koop – want inmiddels is het aanbod in Spanje een stuk groter dan 20 jaar geleden.

Maar omdat héél veel Nederlanders nog altijd een héleboel dingen missen als ze emigreren – kijk maar eens naar die Ik vertrek-drama’s op TV – heeft Appie Hein nog altijd bestaansrecht. En niet alleen dat: behalve zijn drie winkels in Blanes, Platja d’Aro en Salou, waar dus behalve Fleca (Catalaans) en Panadería (Spaans) ook Warme Bakker (Nederlands) op de deur staat, is initiatiefnemer Vincent Solleveld – de man die ons bij de ooit grote Koninginnedagvieringen van o.a. bloedhete bitterballen voorzag – sinds een jaar on-line. En met succes, zegt hij me, met inmiddels 3.000 klanten, niet alleen in Spanje, maar ook in Frankrijk en Portugal. En hij levert sinds kort ook door heel Europa, al vraag ik me af of je bij je Italiaanse buren in Toscane kunt aankomen met een portie gefrituurde bitterballen.

Op de website van Appie Hein klik ik maar eens op de lijst van ‘meest verkochte’ producten, om me weinig te laten verrassen, want wij Nederlanders staan internationaal bekend om onze verfijnde smaken. Op nummer 1, voor de koude wintermaanden aan de Mediterranee, staat de rookworst van Unox, gevolgd door een blikje Chocomel (terwijl de Colacao hier toch een bekend fenomeen is, maar de smaak zal wel anders zijn), en de goede nummer drie is natuurlijk een pakje Goudse stroopwafels. En waar kunnen we verder écht niet zonder? De top bestaat verder uit frikadellen, kroketten (nooit Spanjaarden zo vies zien kijken als ze voor het eerst een Hollandse kroket proefden; even wennen vooral), pindakaas, nasi-kruidenmix, bitterballen (daar zijn ze!), erwtensoep (ja, echt, ik heb eens in Torremolinos een winterse erwtensoepmiddag van Nederlandse pensionados meegemaakt ), krentenbollen, hagelslag, broodmix, satésaus en ontbijtkoek, die in het Spaans bizcocho de jengibre heet.

Solleveld, die ooit met Bar Amsterdam in Barcelona begon, heeft een mooi huis in het achterland van de Costa Brava – bij hem in de buurt is het prachtige rustplaatsje en restaurant Sant Pere del Bosc, op een steenworp afstand van Lloret de Mar – , en wij overige Spanje-gangers, van wie de ouders vroeger toch blikken vol campingboter meenamen naar het buitenland, maar denken waarom wíj dat nou nooit hadden kunnen bedenken, een Nederlandse supermarkt.

Dubbel zoveel bossen als vroeger

En ik altijd maar denken dat Nederland zo’n bosrijk land is/was, vooral in de buurt van Utrecht waar ik opgroeide en ooit demonstreerde tegen het aanleggen van een snelweg door ons Amelisweerd. Talloze boswandelingen maakten we, en we gingen nog niet eens naar de Veluwe. Plus de camping waar we altijd kwamen, in Driebergen, die natuurlijk Het Grote Bos heette. Allemaal een mythe, blijkt nu. De Spaanse afdeling van het FAO (een organisatie van de Verenigde Naties) maakte gisteren het rapport ‘De stand van de bossen’ bekend en wat blijkt: Nederland is het Europese land met het minste oppervlak aan bosgebied, slechts 11%, kort achter Groot Britannië (12%)  en ver verwijderd van Duitsland (32%), Frankrijk (29%) en natuurlijk Zweden (69%) en Finland (73%). Per 1.000 inwoners hebben we in het dichtbevolkte landje maar 22 hectare bos beschikbaar.  Bijna geen land komt onder de 100 ha pero 1.000 inwoners en de meesten zitten boven de 200 ha…

Nu Spanje dus, want daar gaat dit blog toch ene beetje over: 36% van het land is bos, er is 409 hectare per 1.000 inwoners beschikbaar. Het rapport werd mede gepresenteerd omdat Spanje niet ontbost is maar, in tegendeel, in de laatste eeuw zijn oppervlakte aan bosgebieden juist heeft verdubbeld. Na China en de Verenigde Staten is Spanje in het laatste decennium het land op de wereld dat het meeste bosgebied herwint, zo’n 170.000 hectare per jaar.

Dat komt onder anderen omdat het platteland blijft leeglopen, maar ook omdat er steeds meer bos-plantages worden aangelegd. Toeristen die soms door het achterland van de Costa Brava toeren zal het wel eens zijn opgevallen, de kilometerslange rijen torenhoge populieren die strak achter elkaar staan, allemaal bestemd voor de houtindustrie. Om niet te spreken van de kurkeiken die een groot deel van datzelfde achterland bevolken – Spanje is na Portugal de grootste Europese producent van kurk.

Voor degenen die in Barcelona zijn en een boswandeling willen maken: ik heb het al vaker over de Collserola gehad, het beschermde natuurpark net achter de Tibidabo waar je dagenlang kunt rondlopen of -fietsen en heerlijk kunt eten. De Nederlandse Vereniging deed dat zaterdag geloof ik bij Can Borrell in Sant Cugat, waar het net als overal in Catalonië tijd is voor de calçots (zal er binnenkort maar eens een uitgebreide post over schrijven, die prachtige uien). Al was vroeger mijn favoriete trip uit de stad naar de Montseny, vlak aan de snelweg richting Girona, afslag Sant Celoni, beloond met lamskoteletjes bij het restaurant Costa de Montseny, dat nog altijd lijkt te bestaan.

We gaan Spanje toch weer leuk vinden…

Een rij bij 7 (Set) Portes, een gebruikelijk dagelijks beeld voor dit klassieke, monumentale Catalaanse restaurant aan de haven van Barcelona. Locals, maar vooral toch toeristen ook. Een teken dat het weer wat beter gaat met het toerisme in Spanje? Na twee jaar van voortdurende dalingen is er in 2010 weer een kleine winst geboekt, wat aantal buitenlandse bezoekers betreft, al zal het nog enige tijd duren om de klap van 2009 te boven te komen. Na een record van 58,7 miljoen toeristen in 2007, daalde dat naar 57,2 miljoen in 2008 en volgde een jaar later de hecatombe: Spanje raakte nog eens vijf miljoen toeristen kwijt: 52,2 miljoen. De definitieve cijfers over vorig jaar zijn nog niet bekend, maar het aantal zal net boven de 53 miljoen komen te liggen.

En wie blijken het in 2010 het beste te hebben gedaan? Na Russen (bijna +20%) en Italianen (+11,7%) steeg het aantal Nederlanders het meest, met ruim 10%. Bijna 2,5 miljoen landgenoten zochten Spanje op, waarschijnlijk goed nieuws ook voor de talloze Nederlandse ondernemers, vooral in de toeristische wereld, die door het hele land in hun boerderijen, masías, hotelletjes en bars en restaurants keihard aan het werk zijn. Er zitten onder hen nogal wat lezers van dit blog, vandaar de opbeurende en lovende woorden; maar misschien zeggen zij wel dat 2010 toch óók weer een rampjaar was, want volgens mij is een ondernemer in de horeca of het toerisme nooit tevreden.

Nederlanders drinken meer wijn dan Spanjaarden

Het zal wel aan mijn opvoeding gelegen hebben, of aan de andere tijden die het toen waren, of aan een vader die altijd veel meer van bier dan van wijn heeft gehouden, maar ik kan me niet herinneren dat er vroeger ooit om kwart voor zes bij de gekookte aardappelen met draadjesvlees en bloemkool een fles wijn op tafel kwam. Ik bedoel: dertig, veertig jaar terug dronken we in Nederland nauwelijks wijn. Anders was het in Spanje: in de jaren zeventig dronken ze hier zeventig liter per persoon per jaar. Niet altijd even goede wijn -pas de laatste 15 jaar zijn er veel prestigieuze DO’s (denominación de origen) bijgekomen-, maar dat wijntje (met gazeuse er doorheen als de tafelwijn wel een erg stevig bocht was) hoorde er gewoon altijd bij.

Schrikbarend zijn dan ook de allerlaatste statistieken: dronk Spanje in 2000 nog slechts 35 liter wijn per persoon per jaar, afgelopen jaar is dat nóg eens met de helft gedaald en zitten ze op slechts 16 à 17 liter. In Europa drinken slechts de Noren minder, waarschijnlijk omdat het daar zo peperduur is (de wijn schenken ze er trouwens meestal uit vijf liter-pakken, en daar zitten goede bodega’s bij). Ter vergelijking: in 2009 dronk de Nederlander gemiddeld 21,7 liter. Weg dus met de mythe van nog geen tien jaar geleden: toen vertelden de Nederlandse Barça-voetballers Frank de Boer, Cocu en Koeman me dat zij in Spanje wijn hadden leren drinken, dat ze dat thuis in Nederland nooit hadden gedaan.

 De cijfers zijn extra zuur voor Spanje omdat het na Frankrijk en Italië het derde wijn producerende land van Europa is. En als je landgenoten al niet eens die wijn meer drinken, hoe raak je al die flessen dan kwijt op een steeds meer versplinterde internationale markt? Eén van de verklaringen voor die enorme teruggang is het gegroeide aantal alcoholcontroles in het verkeer. Vroeger bestonden die niet eens en toen reden, mede door die alcohol, meer dan 6.000 Spanjaarden per jaar zich dood. Nu is iedereen doodsbang voor die controles, is het aantal verkeersdoden naar minder dan 1.900 gedaald (in 2010) en komt er bij de lunch en het diner in restaurants en bij vrienden steeds minder wijn op tafel.

Ik zit trouwens, vrees ik, dik boven het gemiddelde van de jaarlijkse wijnconsumptie, zowel voor Spanjaarden als voor Nederlanders…

Witte kerst…

We kunnen vanuit Barcelona natuurlijk altijd wel afgeven op Nederland, en lachen om de kou en de regen en de maandenlange laaghangende bewolking, maar op kerstdagen als deze is het goed toch eens de schoonheid van het koude land te ontdekken, ergens op de dijken langs de grote rivieren. Een beetje zon, beestjes en boompjes in de sneeuw en als je zelf niet de chaos op het spoor en de gladheid hoeft te ondervinden, dan kan het ook wel eens heel erg mooi zijn.

Culinaire hoogstandjes

Wat je nou mist uit Nederland. Ook zo’n nog altijd terugkerende vraag. Vandaag in de supermarkt, voor vertrek naar Schiphol, enkele dingen inslaan: hagelslag, stroopwafels voor Sara en zure gele ballen voor Ferran. Dat is ’t wel. Vroeger kwamen daar ook nog Conimex-zakjes en zo bij, maar in Barcelona kun je bij de Chinese en Thaise supermarkten steeds meer krijgen. En, opvallend, mijn belangstelling voor drop is sterk afgenomen. (Ik weet het, Vincent en vrienden, dat ik al deze dingen ook bij Appie Heijn in Blanes kan krijgen…)

Vandaag maar even in Breda een onderdompeling gehad in die Oer-Hollandse culinaire hoogtepunten, zaken die je niet zo eenvoudig meeneemt. Bovendien, als je ze slechts sporadisch proeft, blijven ze alleen maar lekkerder. Eerst die eerste nieuwe haring, natuurlijk, de eerste dag in de verkoop. Een net gepensioneerde collega, Gerrit-Jan, komt uit Noord- of Katwijk en nam altijd elk jaar een heel vaatje mee naar Barcelona. Probleem was dat dat na opening wel heel snel op moest, en aan Spanjaarden kun je zo’n haring natuurlijk niet slijten. Cruijff kon de geste wel waarderen, Van Gaal geloof ik wat minder.

Daarna een vroege lunch…

Fantastisch bereid door Anton, met asperges uit de grond van de boer in Terheijden, waar ook de eieren vandaan komen (niet uit de grond, maar van de kippen van dezelfde boer), en de krielaardappeltjes zullen ook wel uit de buurt komen. Ik smul van groene asperges van de grill, met grof zout erbij of een romesco-saus, of in een bord met pasta en paddestoelen, maar deze witte kanjers zijn niet te versmaden.

Dat was om half één, dus rond een uur of vier kreeg de maag weer trek. Vind het nog altijd opvallend dat Nederlanders door dit soort eetgewoontes niet net zo dik als de Amerikanen zijn, maar heb me er toch maar aan bezondigd. Let vooral op de enorme kwak, en die is niet van Becel of zo…l

Een grote stad, om half negen

Een terugkerende vraag, als je al lang in het buitenland woont. Wat nou het verschil is, met Nederland. Of wat het in Spanje leuker maakt. Nou, dit dus, onder anderen. Een redelijk aangename maandagavond in hartje Rotterdam, rond half negen, bijna 20 graden op de thermometer. Oké, ik weet dat het Schouwburgplein niet bepaald een plek is waar de mensen uitbundig en massaal bij elkaar komen, met die domme metale ondergrond, maar toch… Onderweg, van de Erasmus universiteit richting centrum, viel het me al op: de stilte, nauwelijks auto’s op de Oostzeedijk, het Oostplein, de Westblaak. De totale verlatenheid. En dát terwijl het deze junidagen in Nederland veel langer licht blijft dan in Spanje: rond elf uur was het nog steeds niet helemaal donker.

Half negen, en de stad is stil en verlaten, de mensen zitten thuis, voor de televisie, in de café’s is het rustig, de terrasjes zijn al gesloten. Het leven is al zo’n twee uur geleden opgehouden te bestaan. Ik weet, Amsterdam is de uitzondering, daar gaat het dankzij de toeristen nog even door, maar dit is toch het meest centrale plein van de tweede stad van Nederland…

Verkiezingen in het Oude Noorden

Dit zijn Ali, Hussein, Kazim en Naim, vóór het Turkse café van de eerste, in het Rotterdamse Oude Noorden. Ze zaten een eigen versie van rummikub te spelen, maar wilden wel even naar buiten komen voor de foto. Ali, links, heeft namelijk zijn café versierd met Oranje vlaggen en zo, voor het WK. “Ik voel me Nederlander,” zegt hij.

Dit is Arnold. Geboren Utrechter, getogen Rotterdammer. Hij zit voor zijn sleutelmakerij in het Oude Noorden, 50 meter van het Turkse café vandaan. Arnold heeft zijn hele leven PvdA gestemd, maar gaat woensdag voor Wilders. In het Oude Noorden is 65% van de bewoners allochtoon. Arnold is het zat.

Een dagje Rotterdam, dus, dichtbij het Crooswijk waar ik woonde. Hier, in het Oude Noorden, speelden we biljart bij  cafe Faas, hoek Zwaanshals-Zaagmolenweg. Toen woonden er al heel wat immigranten, maar was Faas nog geen Marokkaans theehuis geworden. Er is veel veranderd, niet altijd ten goede, maar volgens sommige bewoners is de wijk weer iets aan de beterende hand.

Toch is dat hele immigratie- of allochtonendebat, door Wilders steevast gemaakt tot een islamdebat, door de economische crisis naar de achtergrond verdrongen. Toevallig stonden 5 km van het Oude Noorden vandaan, in de Erasmus Universiteit, zes lijsttrekkers tegenover elkaar. Wilders en Cohen mochten bekvechten over die allochtonen; helemaal niks nieuws onder de zon, iedereen valt in herhalingen en, nu iedereen vooral last heeft van zijn eigen portemonnee, lijken die buitenlanders ineens niet zo interessant meer. Heb vandaag niemand zelfs niemand gehoord die ze ervan beschuldigt ‘onze banen af te pikken’.

Wilders zijn ‘momentum’ is voorbij, zo schreef NRC Handelsblad laatst al. Een half jaar terug zat hij in de enquêtes bijna aan de 30 zetels, was hij bijna premier, nu is hij teruggevallen naar de helft, slechts zes meer dan hij nu heeft. Wil iemand een veelbetekenende foto? Bij deze: zelfs op rechts is Wilders, mét kogelvest onder het colbert, eenzaam.

Een mooie druilerige middag in Amsterdam

Bekend fenomeen als je emigreert: thuis, het land waar je vroeger woonde, is het helemaal niks, alles waardeloos, koud en nat en agressief en dat oervervelende doei! Kom je ook wel overheen; na verloop van tijd ga je sommige dingen weer waarderen. Zelfs een druilerige vrijdagmiddag in Amsterdam, de vochtige vooravond van het begin van de lente, maar tevens het einde, schijnt, van drie maanden snijdende kou. Die mooie blauwe avondlucht, die hebben ze lang niet gezien.

Kreeg van Peter, hier voor zijn deur aan de Herengracht, op 14 nummers van wijlen Hans van Mierlo, op 40 nummers van het partijkantoor van de PvdA, een fiets mee. Heb zelf helaas nooit in Amsterdam gewoond, maar een middag fietsen over grachten, glibberige klinkers en tussen nog altijd verraste toeristen blijkt/blijft een waar genoegen. Kan me ook levendig voorstellen, als sporadisch bezoeker, waarom de stad die buitenlanders zo blijft bekoren. Net een poppenhuis waar alles lieflijk en klein en knus is; over de werkelijke waarheid van Nederland de komende maanden meer, wanneer ik voor de verkiezingen regelmatig naar het ‘land van Wilders moet’.

Een middagje fietsen door Amsterdam, op zo’n prachtig stevige ouderwetse opoefiets met achteruittraprem, leidt je snel langs de dichtbij elkaar gelegen boekhandels van Scheltema en het Atheneaum, naar lunches in De Jaren of Het Land van Walem, naar journalistenborrels in De Pels of Scheltema, naar talloze modernere tenten die ik niet ken, en eindigt met een pilsje, een Koninckje, of twee, of drie, bij Café de Prins van Huisdichter Cornelis, de dichtende kroegbaas die behalve grote wielerfan ook nog eens fanatiek supporter van FC Barcelona is. (Hij vroeg me om kaartjes voor het duel tegen Arsenal; dat gaat niet lukken, vrees ik. De socio’s gaan voor, en dat zijn er inmiddels heel erg veel.) Groot verschil trouwens, tussen de Nederlandse kroegen en die in Spanje: zag in Amsterdam bijna nergens een TV-scherm staan… Heeft Nederland dus tóch nog dingen die je gaat waarderen.

Schaatsen in Barcelona met Gómez

Oké, ik krijg er van alle kanten van langs, via mails en andere blogs: er is géén hysterie op de bevroren Nederlandse wateren en je kunt nog áltijd bijna alleen op het ijs schaatsen, als in een rustige oase, en in het midden van niets een charmante koek en zopie tegenkomen. Natuurlijk, mijn geschriften zijn ingegeven door een onuitstaanbare jaloezie: ik zou zo graag zelf willen schaatsen en weer eens een Elfstedentocht van dichtbij meemaken. Tuurlijk, lijkt me wel eens leuk, weer de Molentocht voltooien; misschien komt het er eens van. En ben tegelijk blij voor m’n vriendjes dat zij het nu wél kunnen, schaatsen, ook met hun jonge kinderen, waarvan sommige voor het eerst zoiets meemaken.

Als ik zou willen, zou ik in Barcelona ook kunnen schaatsen. De stad is twee piste’s rijk, eentje op slechts één straat van mijn werk vandaan, de Skating Club aan de Carrer Roger de Flor, hoek Diputació. De andere bestaat al sinds 1971 naast het Camp Nou, en is de officiële schaatsbaan van FC Barcelona, dat vroeger zelfs een heus ijshockeyteam had.

Maar schaatsen houdt natuurlijk niet over, op van die kleine binnenbanen, waar je niet eens een volwaardig rondje kunt draaien zonder tegen iemand op te botsen. Ben er eens geweest met Antonio Gómez. Antonio wie? We kenden ‘m in Nederland eind jaren zeventig als Speedy Gómez. Nóg wordt hij thuis in Sant Boi de Llobregat boos als hij leest – hij kent een beetje Nederlands – dat wij hem een krabbelaar noemden, in zijn gele of rode pak waarin hij altijd laatste was. Aan zijn persoonlijke records records te zien moesten vooral de 5.000 meter (9.06.55) en de 10.000 meter (21.47,6) een lijdensweg voor hem zijn; de laatste afstand mocht hij trouwens nooit meedoen, omdat hij na drie afstanden niet bij de eerste zoveel stond. Prachtige fotofinish trouwens, op deze video, tegen een tegenstander die wél eerst gevallen was: