
Een artikel over de economische crisis en het toerisme, vorig jaar in het AD, lokte op de website van deze krant een kleine, altijd welkome discussie uit over iets heel anders: de kwaliteit van het toerisme, het volledig verpesten van de Spaanse costa’s, en of het in Frankrijk – of een deel ervan, de Cote d’Azur – allemaal veel en veel mooier is. Spanje of Frankrijk?

Frankrijk heeft vanzelfsprekend meer pleitbezorgers in Nederland dan Spanje. Kijk alleen maar naar de aantallen vakantiegangers die daar blijven hangen én de mensen die er een droomhuisje willen. Vorig jaar was ik even in Frankrijk, in een rond een klein gehucht dat Die heet, in de Drôme, in een huis
dat een Nederlander er ooit had laten bouwen.
We gingen naar de zaterdagse markt, en het leek of we op de het Utrechtste Vredenburg liepen, maar dan zonder allochtonen en alleen met blonde koppen die in ons school- of vakantie-Frans om een komkommer vroegen. Bovendien: niet één Duitser, niet één
Engelsman, niet één Italiaan. En we gingen naar het zwembad van de camping in Recoubeau en voelden ons in een Center Parks- of Landal-zwemfestijn. Ik sneed er bovendien twee vingers diep open aan de glijbaan. Rotland, Frankrijk…
Dus ga ik hier toch nog maar eens Spanje
verdedigen, met een paar fotootjes. De Costa Brava dan vooral, de kust die samen met die van het Baskenland het dichtst bij Nederland ligt (tussen de 1300 en 1500 kilometer) en die toevallig precies honderd jaar geleden van een plaatselijke schrijver-journalist deze naam kreeg: de wilde, woeste kust.
Ik ging er laatst weer eens op speurtocht naar kleine paradijsjes aan de Middellandse Zee. Natuurlijk, alles is al ontdekt, zeker zo dicht bij huis, maar toch is het mogelijk in augustus, de topmaand in Spanje, rustige strandjes aan te treffen. Ook als je geen zeiljacht hebt dat in één van die baaitjes kan
aanleggen die over land onbereikbaar zijn.
Zo kwam ik terecht in de Cala Tavellera of Taballera, ongeveer het allerlaatste echt maagdelijke strand aan de Costa Brava. Je komt er alleen door vanuit Port de la Selva – één van de eerste dorpjes als je vanuit Frankrijk komt – ruim een uur door de
beschermde heuvels van Cap de Creus te wandelen. Maar na al dat gezweet heb je ook wat: bijna niemand op het kiezelzand, slechts wat bootjes in de baai. Het moet er alleen niet waaien, dan word je er gek.
Eén keer per jaar houden
de plaatselijke vissers er hun feest. Alles wat zij overdag hebben gevangen nemen zij mee naar deze baai, waar ze het ‘s avonds zelf bereiden en vervolgens de hele nacht opeten en wegdrinken.
Dát Spanje bestaat nog, dat van de tradities, van paradijselijke stukjes kust (op bijgaande foto’s ook strandjes in de buurt van populaire plaatsen als Tossa de Mar, Santa Cristina en Sitges) die in niets doen denken aan Benidorm of Torremolinos. En ook al probeert de regering de kust te beschermen, tegen hotelblokken die in voorgaande decennia aan de rand van het water zijn neergezet is bijna niets meer te doen. Heel af en toe wordt er een illegale constructie gesloopt.
Maar er zijn dus plaatsen waar de bouwkranen nooit zijn toegelaten. Heel erg veel plaatsen: officieel heeft het vasteland zo’n 3900 kilometer kust, maar alle kleine baaitjes meegerekend kom je snel op 7900 kilometer, schijnt. Genoeg om te kiezen.
Vind ik leuk:
Like Laden...