Verhaal uit Hard Gras 28 (september 2001) en Sport, de 141 beste Nederlandse en Vlaamse sportverhalen (Arthur van den Boogaard, Carrera, 2007)






De grote schare ‘vaste’ lezers was het natuurlijk al veel eerder opgevallen: sinds maanden krijgen ze geen mails of actualisaties meer met een nieuwe post over mijn Barcelona. Sinds mijn vertrek bij El Periódico in maart ben ik nog te weinig in de stad om er nieuwe, leuke spannende stukjes over te kunnen schrijven. Het grote bestand van de bijna 700 verhaaltjes die ik door de jaren heen schreef blijft beschikbaar en wordt dagelijks nog door honderden mensen via de zoekmachines geraadpleegd. Het weblog maakt nu deel uit van een algemenere website, edwinwinkels.com waarop ik de komende maanden reportages en foto’s uit heden en verleden zal plaatsen om mij als freelancer te promoten, maar die ik nu vooral zal gebruiken voor de ondersteuning van de lancering van mijn debuutroman, waarmee ik veel mensen in de zomer op vakantie hoop te sturen… Reacties geven op het blog is niet meer mogelijk. Ik ben via de contactpagina bereikbaar.
Met enige vertraging wil ik al die duizenden lezers van mijn weblog bedanken voor hun aandacht en de bijna 2.000 reacties die zij hebben gegeven. En mijn Barcelona-gevoel is natuurlijk niet verdwenen; dat van jullie hoop ik ook niet.
Afgelopen zaterdag in AD Reiswereld, nu hier: nog eens een verhaal over onze fietsstad Barcelona…
Toen de toenmalige burgemeester van Barcelona 20 jaar geleden het eerste stuk fietspad van de stad opende, verklaarden velen hem voor gek. Er zouden nooit fietsers op rijden. Inmiddels liggen er181 kilometer en is het de beste en drukste fietsstad van Zuid-Europa geworden.
EDWIN WINKELS
WAAROM NU?
In Spanje bestaat de uitdrukking ‘de fietsen zijn er slechts voor de zomer’. Maar dan is het op veel plaatsen in het land soms wel erg heet om op de fiets te gaan zitten. Mei en juni, met zo’n 20 tot 25 graden als middagtemperatuur, zijn vooral in Barcelona, voorloper in Spanje in het promoten van de fiets als dagelijks vervoermiddel, ideale maanden om de stad op de tweewieler te verkennen.
De fiets heeft met een explosieve groei zijn plaats veroverd in de stad. Durfden in het jaar 2000 nog geen 10.000 mensen dagelijks op de fiets te stappen om naar school, werk of de winkel te gaan, vorig jaar waren dat er inmiddels 118.000. De fietsenrekken staan vol en soms is het spitsuur op de fietspaden. Het lijkt nog lang niet op Nederland, maar ten zuiden van Brussel is er geen stad in Europa waar zoveel mensen zich op de fiets verplaatsen. De 6.000 gemeentelijke ‘leenfietsen’ van Bicing (420 ‘stations’, 120.000 abonnee’s) zijn er trouwens, anders dan de Vélib in Parijs, niet voor toeristen.
HOE ERHEEN?
Liefts 13 vluchten (KLM, Transavia, Vueling, Easyjet) verbinden dagelijks Amsterdam met Barcelona. Transavia vliegt ook vanaf Rotterdam en Eindhoven en Vueling sinds kort twee keer per week vanaf Groningen-Eelde. Ryanair zet je vanaf Eindhoven en Maastricht af in Girona of Reus, beide op een uur van Barcelona. Een fiets meenemen hoeft niet; eentje huren in Barcelona is goedkoper.
Er zijn nog maar weinig hotels in Barcelona die zijn ingesprongen op de populariteit van de fiets, maar het begint langzaam te komen. Terwijl de meeste nog verwijzen naar fietsverhuurbedrijven, biedt het centrale hotel Catedral (1) gratis vier fietsen aan. Het Catalonia Plaza Cataluña (2) heeft een eigen fietsenstalling, iets wat in de stad steeds meer nodig is: fietsen worden bij de vleet gestolen. Op de Rambla heeft het hotel Aive (3), vooral gericht op jonge gasten, eigen fietsen te huur.
FIETS HUREN
,,Toen ik hier kwam was er bijna niets. Bepaalde onderdelen voor een fiets kon je nauwelijks krijgen, er waren weinig gespecialiseerde winkels,” herinnert Koos Kroon zich. Hij begon 12 jaar geleden een fietswinkel, BikeTech (4), in de aangename wijk Gràcia, één van de eerste delen van de stad waar de ‘zone 30’(met een lagere maximumsnelheid) werd ingevoerd en fietsers altijd voorrang op de auto’s hebben. Niet dat hij natuurlijk de eerste fietswinkel was: de oudste, één van de grootste en meest centrale is, sinds 1926, Castells (5), al moest de zaak het lange tijd van de verkoop van Norton-motoren hebben; geen Barcelonees zag wat in een fiets.
De bloeiende toerisme-industrie kon natuurlijk niet achterblijven bij de populariteit van het fietsen, met enkele Nederlanders, vanzelfsprekend bijna, als voorlopers. Inmiddels zijn er tientallen bedrijfjes die fietstochten door Barcelona organiseren of die de fietsen verhuren, zonder gids. Journalist Eric Castien was met zijn BajaBikes één van de eersten. De fietsen voor zijn tochten betrekt hij bij een andere Nederlander, oud-antiquair Ron van Melick, bij één van diens vier filialen van BudgetBikes (6). De oranje fietsen zijn voortdurend in het stadsbeeld te zien. Kleiner van schaal is, óók in Gràcia, het Cruising Barcelona (7) van Mahrou Raisani en Dirk Dijkhuis, die op hun opvallende beachcruisers ook ‘privétochten’ op maat organiseren. Nóg een Nederlander, Victor de Koning, combineert met zijn BarnaTravelBarnaTravel (8) kleine fietstochten met verhuur van appartementen; een goed alternatief voor gezinnen die niet in een hotel willen overnachten.
En wat de Nederlanders allang wisten, hebben de Catalanen vooral de laatste tien jaar ontdekt: het rijwiel blijkt een ideaal vervoermiddel om in enkele uren tijd een groot deel van de stad op een ‘andere’ manier te zien dan lopend, in de metro of met de toeristische bussen. Je kunt bovendien overal komen; Barcelona heeft de vreemde en sterk bekritiseerde regel dat fietsers ook op voetpaden en in voetgangersgebieden mogen rijden, mits zij dat voorzichtig doen. Alleen het centrale promenade-deel van de Rambla is verboden gebied. De 181 kilometeraan fietspaden verbinden inmiddels de grootste delen van de stad met elkaar. De gemeente heeft er een uitgebreide kaart van.
OP PAD
Omdat de Barri Gòtic te druk is voor fietsen gaat de tocht snel noordwaarts, het centrum uit, maar niet zonder eerst de beroemdste fiets van Barcelona te hebben aanschouwd: de tandem waarmee schilder Ramon Casas in 1897 een muur van restaurant Els Quatre Gats (9) decoreerde. Omdat Barcelona één van de weinige wereldsteden is met een eigen strand, is een tocht op de fiets langs de kustlijn een must. Van de stokoude visserswijk Barceloneta, waar de familie Solé het goed verstopte restaurantje Cova Fumada (10) sinds de opening in 1944 niet meer veranderd lijkt te hebben, over de boulevard naar de nieuwere Olympische haven.
Net daarachter begint de Poblenou, één van de dorpen en wijken die vroeger ‘ver’ van het oude Barcelona lagen en sinds ruim een eeuw met de stad verenigd zijn. Een verdiende pauze wacht op één van de mooiste pleintjes van de stad, de Plaça del Prim (11), waar drie oude olifantenbomen voor de schaduw zorgen en het echtpaar Maulini voor fantastische vis op het terras van Els PescadorsEls Pescadors. Poblenou, met het bezienswaardige oudste kerkhof van de stad (12), was vroeger een grote industriewijk en moet nu de nieuw I+D-wijk 22@ worden, met architectonische moderniteiten als de Torre Agbar (13) van Jean Nouvel.
Terug richting centrum is een korte route door het stadspark Ciutadella (14) bijna verplicht; weg van het lawaai van de auto’s en vooral brommers en motoren, waarvan er in Barcelona meer dan 200.000 zijn. Dichtbij wacht een koffie of biertje bij Joanet op het pleintje Sant Agustí Vell (15), het meest oorspronkelijke Barcelona. Hier liggen ook de laatste straatjes met klinkers, en dat voel je op de fiets.
DE ANDERE KANT OP
Fietsen door Barcelona gaat sneller dan je denkt; in weinig tijd kun je opvallend ver komen. Dus is het eenvoudig over het lange fietspad van de Carrer Diputació (16) naar de andere kant van het centrum te fietsen, voor een bezoek aan het spectaculaire winkelcentrum Las Arenas (17) dat in een oude stierenvechtarena aan de Plaça d’Espanya is gebouwd. Die ene euro voor een trip in de lift naar het dak is te besparen; de roltrappen binnen zijn gratis. En dichtbij, aan de voet van de Montjuïc-berg, ligt één van de leukste musea van de stad, het CaixaForum (18), dat nog gratis is ook en waar tot 24 juni een geweldige expositie van 100 schilderijen van Goya te zien is.
De vroegere, nu iets vergane uitgaansboulevard Parallel, óók met fietspad, is de ideale weg terug naar de oude stad om de fietsen weer in te leveren. Maar niet na het rijwiel even voor één van de twee klassieke ‘tasca’s’ van de stad geparkeerd te hebben, waar je staand kleine, originele en verre van dure hapjes kunt nuttigen. Quimet (19) heeft bovendien een indrukwekkende wijncollectie.La Plata (20) is eenvoudiger, als voormalige eettent van vissers en havenarbeiders.
Zag het park laatst weer eens voorbijkomen in een scène van de film Perfume, dus werd het tijd er na jaren eens naar toe te gaan, naar de leukste tuinen van de stad, zeker als je met kinderen bent. En ook één van de mooiste parken, tot jaren zestig privédomein van een adellijke familie die er in bijna twee eeuwen tijd verschillende soorten tuinen liet aanleggen, van romantisch tot neoklassiek, met talloze referenties aan Romeinse goden; de architect was dan ook een Italiaan.
Maar het centrale punt van het park Laberint d’Horta is, de naam zegt het al, het grote labyrint dat van 700 meter goed geschoren coniferen is gemaakt. Een prima vermaak voor iedereen, zo is aan de gezichten van de bezoekers af te lezen, en je doet er de eerste keer een redelijke tijd over om de goede weg richting uitgang te vinden. Een park voor de Barcelonezen vooral, die er vooral op zondag met z’n allen naar toe trekken, want er is ook een speeltuin en, natuurlijk, een barretje met terras.
Er staan monumentale gebouwen, er zijn kleine kanaaltjes en fonteinen, en de tuinen eromheen zijn, zodra ze de komende maanden in bloei komen te staan, een genot om uren te verpozen. Het park ligt net achter het Velòdrom, de wielerbaan die voor de Olympische Spelen werd aangelegd, en is eenvoudig bereikbaar met de metro, groene lijn 3, uitstappen Mundet.
Op woensdag 29 maart neem ik afscheid bij El Periódico in Barcelona. Na 21 jaar in vaste dienst, eerst als sport-, Barça-, Tour de France- en Olympische verslaggever en sinds 2000 als algemeen verslaggever, onderzoeksjournalist en stadschroniqueur, lokt weer het onzekere maar tegelijk vrije bestaan van freelancer.
(Mijn vrienden mogen de volgende twee alinea’s overslaan, want die zijn zeer zakelijk en héél onbescheiden.)
Dat betekent dat ik vanaf nu niet meer zoveel (multimedia-)opdrachten zal weigeren of naar anderen zal afschuiven als in het verleden. Ik zal meer mobiel zijn – niet alleen in Spanje -, en niet vastgepind aan mijn werkdagen en -tijden bij El Periódico. Ik hoef geen vrije dagen meer op te nemen om mooie en mogelijk verre opdrachten uit te voeren.
Omdat de meeste van jullie mijn werk alleen regelmatig hebben kunnen volgen via mijn correspondentschappen voor het AD en de NOS-radio en -TV, waarvan verreweg het meeste op sportgebied, even een korte opsomming van de zeer uiteenlopende grote reportages die ik de laatste jaren in en buiten Spanje voor El Periódico heb geschreven (met dank o.a. aan mijn beheersing van het Spaans, Catalaans, Engels, Frans, Duits, een beetje Italiaans en Portugees en ook nog steeds Nederlands): Berlijn ruim 10 jaar na de val van de Muur, rascistische onlusten in Almería en Elche, de erfenis van de textielindustrie, dood van Pim Fortuyn cq verkiezingen in NL, de aanslagen op de metro in Londen, moeder worden op je 40ste, wijntoerisme in de Priorat, wapenstilstand van ETA, Catalanen in Parijs, de ‘dood’ van het Italiaanse voetbal, sociale schetsen van Baskenland en Galicië vóór de verkiezingen, 30 jaar na de vliegramp op Tenerife, de vergeten graven uit de Burgeroorlog, reisreportages uit Nepal, Noorwegen, Sardinië, Jerez etc, de emoties van het stierenvechten, de geheimen van de Bilderberg-club, Maradona 50 jaar, de ‘gezichten’ van de werkloosheid, de arrestatie van Fritzl ‘het beest van Amstetten’, de economische crisis in Dubai, de aardbeving in Lorca, de olieramp in de Golf van Mexico, de sociale voorzieningen in Zweden… en een lang etcetera. Bij bijna al die reportages – net als die over de ‘roots’ van Máxima in Argentinië voor een special van het AD – maakte ik ook zelf de foto’s; de fotografen van El Periódico zijn me in de loop der jaren als één van hen gaan beschouwen en geen parasitaire stukjesschrijver die ook plaatjes schiet.
Daarnaast ben ik trots op mijn vijf non-fictie boeken (drie in het Nederlands, twee in het Spaans) en ben ik regelmatig met mijn krullekop op TV geweest, van Barend&Van Dorp, DWDD, Avondetappe en Nieuwsuur tot de Spaanse ‘Idols’ Operación Triunfo en talloze praatprogramma’s op de Catalaanse en Spaanse TV. Ook heb ik regelmatige bijdragen geleverd aan radioprogramma’s (NOS, KRO, NCRV, VARA, BNN, Cadena Ser, Catalunya Ràdio, RNE, Radio Marca).
(M’n vrienden mogen nu weer verder lezen.)
Tot zover het stukje CV. Ik ga gewoon proberen voor alles open te staan en zal tegelijkertijd proberen wat meer te genieten van het leven en meer kilometers op mijn Orbea-racefiets te maken. Plus eindelijk eens de indrukwekkende debuutroman schrijven die al 10 jaar in mijn hoofd zit. (Nu ik het opschrijf, weet ik niet of dit alles wel met elkaar te verenigen is.)
Ik heb er zin in. Vermoedelijk vond ik het tijd voor zo’n ingrijpende switch omdat ik op 12-12-12, negen dagen voor het Maja-einde van de wereld, 50 hoop te worden en nog geen zin heb een Harley Davidson te kopen.
Het gaat jullie goed. Mij zal het wel lukken, denk ik. Hoop ik.
Edwin.
hetbarcelonagevoel@ymail.com
De één na de ander sneuvelt, er is geen houden meer aan. Stevige honderdjarigen, meer dan 10 meter hoog, allemaal slachtoffer van een moordenaar van nog geen 5 centimeter lang. Het bloedbad is massaal, niet meer te stuiten ook. Ergens in 2005 viel de eerste dode, nu zijn het er alleen aan de Costa Brava en Costa Daurada al minimaal 6.000, maar als ik om me heen kijk wat voor een veldslag er de laatste maanden heeft plaatsgevonden, denk ik dat dat aantal al enorm is gestegen. Misschien dat het sommige toeristen de laatste jaren al was opgevallen: de palmbomen aan de Costa’s sneuvelen met bosjes tegelijk.
Het proces is ongelooflijk snel: gezond staan ze erbij, die palmbomen. Tot er wat bladeren bruin worden. En ineens, van bijna de ene op de andere dag, lijken ze een enorme klap op hun harses te hebben gehad, gaan alle bladeren triest hangen. geen redden meer aan, de larven van de palmkever of palmsnuitkever, rhynchophorus ferrugineus op zijn biologisch gezegd, hebben de enige ‘ader’ van de boom, precies in het hart van de stam, volledig leeggevreten. En de moeder is alweer weggevlogen naar de volgende boom, meestal heel dicht in de buurt.
De kever moet ergens in 1995 in Spanje zijn gearriveerd, via een boot uit Zuid-Oost Azië of Polinesië, waar het beestje in de warmte heerlijk gedijdt en genoeg voedsel in de overweldigende natuur heeft. Maar aan de Spaanse costa’s is slechts de palmboom, vooral de Canarische palm, het favoriete eten van het beestje, van zijn larven vooral. Het begon zijn stropptocht in Málaga en Granada, maar trok al snel langs de kust noordwaarts.
Nu zie ik het ‘live’ gebeuren in de monumentale tuinen van mijn buren. Veel hebben er emotioneel moeite mee de zieke bomen volledig te laten verdwijnen en knotten slechts de top; misschien in de hoop dat er toch ooit weer bladeren gaan groeien. Valse hoop. De overheden zoeken nog naar een remedie, maar de meeste middeltjes hebben tot nu toe niet geholpen.
De ongelooflijke oprit van een adellijke familie in Cabrils, een stukje boven Barcelona (niet Cambrils, bij Salou), is al jaren een proeftuin voor de biologen van de Generalitat, de Catalaanse regering. Honderd jaar geleden nam Emilio Carles-Tolrà, markies van San Esteban de Castellar, 72 palmbomen uit Egypte mee. Die plantte hij aan die laan van zijn landgoed Mas Tolrà aan de kust, in het dorp de ‘avenue van de palmen’ geheten. Nu lijken er nog slechts 38 gezond, nadat in 2008 de eerste ziek werd. Cristina, de weduwe van de kleinzoon van de markies, ziet het met lede ogen aan. “Mijn man, kort voor zijn dood, zei me nog dat hij al die palmen eerder zou zien sterven dan hijzelf zou overlijden. Hij kon het niet aanzien,” vertelde ze mij bij een rondleiding door haar tuin. Haar melancholische blik de hemel in, tussen de geamputeerde palmen, zegt genoeg.
De Olympische Spelen van 1992 brachten niet alleen een volledige transformatie van de stad Barcelona, met vooral de ringweg (Ronda’s) als grootste vondst, én een boost voor de toeristische industrie. De stad werd ineens ook heel wat openbare kunstwerken rijker waar we nu, 20 jaar later, altijd bijna ongemerkt aan voorbijlopen. Die hierboven, bijvoorbeeld, de kooi (Een kamer waar het altijd regent, is de mooie titel) van Juan Muñoz, op één van de drukste pleinen van de stad, de Plaça del Mar aan de punt van de Barceloneta. Nou lag het ding echt jarenlang half verscholen achter containers en stenen en andere resten van opgebroken straten omdat hieronder een parkeergarage werd aangelegd. Maar nu ligt-ie er weer mooi bij, in de schaduw van de vier karakteristieke ombús of bellasombras, die in het Nederlands olifantsboom blijken te heten, wat een beetje vreemd is want het ding komt oorspronkelijk van de Argentijnse pampa en daar hebben ze nooit olifanten zien grazen.
Het werk is één van de acht die werden neergezet als onderdeel van de Culturele Olympiade, allemaal in de wijken Ribera en Barceloneta. De bekendste voor toeristen is dit bouwwerk dat op het strand staat, de ‘gewonde ster’ van de Duitse Rebecca Horn, waar deze week arbeiders toevallig bezig waren de lampen binnen de kubussen te repareren.
Anderen vallen bijna niet op, zoals deze kogels onder de banken van de Passeig del Born, die deel zijn gaan uitmaken van de straat waar zij liggen; en dat was ook de bedoeling van organisatoren en artiesten. Bij die kogels, van de Catalaan Jaume Plensa, hoort trouwens ook de grote roestige ijzeren koffer op de achtergrond, die een volledige bank in beslag neemt.
Andere artiesten die, onafhankelijk van de Cuturele Olympiade, in 1992 de stad gingen opfleuren waren wat bekender, zoals Frank Gehry, die nog altijd enorme
aandacht trekt met de grote vis die boven de Olympische haven uittorent, of Claes Oldeburg, de weduwnaar van de Nederlandse Coosje van Bruggen, die ook al iets enorm uitvergrootte: zijn lucifers in de Vall d’Hebron, waar het Olympische dorp voor journalisten lag. En er was in die toestroom van kunstenaars ook een Nederlander die een spoor achterliet, Auke de Vries, al ligt zijn werk eigenlijk op een rotplek, precies bovenop een tunnel van de Ronda Litoral, dichtbij het hotel Arts. ‘Zonder titel” is de titel.
Steeds meer barretjes en restaurants in Barcelona die niet over een eigen terras beschikken hebben iets ‘nieuws’ bedacht: geïnspireerd door de strengere anti-tabakswet, die het verbiedt overal binnen te roken, hebben ze ontdekt dat je een nieuwe markt aanboort (of je oude cliëntele behoudt) als je niet alleen buiten voor de deur een asbak op een tafeltje zet, met soms een stoeltje erbij, maar tegelijk ook de ramen volledig opent. Met andere woorden: er wordt een nieuwe ruimte gecreëerd, een soort bar op straat, met bediening van binnenuit aan de rokers buiten.
Maar dat is niet écht nieuw, natuurlijk. Al sinds mensenheugenis bestaan er in de stad ouderwetse quioscos of kioscos, minuscule barretjes die binnen geen ruimte hebben voor tafels of wat dan ook en alleen maar mensen op straat bedienen. Twee van de bekendsten zitten, natuurlijk, in de wijk Raval. De oudste is La Cazalla, uit 1912, bijna helemaal onderaan de Rambla, aan de Arc de Teatre. Hij is jaren dichtgeweest, maar bestaat nu al weer een tijdje als vanouds. En waar ik zelf het meeste langs kom is een wat drukkere straat, de Carrer Hospital, waar ik in de jaren tachtig undergorund-pizzas bij Rivolta at (een prachttent die niet meer bestaat) en waar je nu een biertje aan de bar bij Mendizábal kunt nemen, op de hoek met Junta de Comerç (een straat die vroeger Mendizábal heette, vandaar). De foto helemaal bovenaan bedriegt een klein beetje; de kiosk, die in de jaren dertig begon als een horchatería was dit weekeinde toevallig toe aan een kleine verbouwing, maar woensdag is Mendizabal, met ook nog een leuk terrasje aan de overkant, op een al even klein pleintje (Canonge Colom), gewoon weer open.
En het is inmiddels gewoon weer 20º in Barcelona, dus het échte seizoen is begonnen.
Iedereen kent het Plaça de Catalunya als het meest centrale punt van Barcelona, maar het drukste plein van de stad is toch het Plaça d’Espanya, enkele kilometers en drie metrostations zuidwaarts. Niet alleen wat verkeer betreft, omdat daar de weg richting vliegveld begint, of naar de dichtbevolkte forensensteden (Hospitalet, Sant Boi, El Prat, Viladecans, Gavà, Castelldefels), maar ook steeds meer qua aantal voetgangers, mensen die er iets te zoeken hebben, toeristen en, vanaf deze week weer, de verwachte 60.000 bezoekers aan het Mobile World Congress, vroeger het 3GSM. Onlangs is het contract met Barcelona als wereldhoofdstad van de mobiele telefonie verlengd, al staat dat weer op het spel nu de chauffeurs van zowel metro als bus deze week in staking gaan. Maar welke congresganger wil het nou niet, dit prachtige weer in februari, begin maart, inmiddels weer rond de 20 graden, zonnetje, lekker eten, niet te dure hotels en een lang etcetera. De beurs vindt plaats in de congrespaleizen van de Fira die er voor de Wereldtentoonstelling van 1929 aan de voet van de Montjuïc-heuvel werden gebouwd.
Veel is er sindsdien veranderd, op en rond het plein. Dat beurscomplex, met de Venetiaanse zuilen bij de entree, ligt er nog, net als de monumentale fontein in het centrum van het plein, waar de beeldhouwwerken aan zoveel verschillende zaken refereren (de zeeën rond Spanje, de rivieren, de religie, heldendaden, etc) dat het teveel is om op te noemen. De andere twee oorspronkelijke gebouwen waren een hotel (nu een school) en een stierenvechtarena (nu een groot en populair winkelcentrum). Vooral dat laatste, Las Arenas, heeft het plein extra leven ingeblazen, en het zal er deze week ongewtijfeld topdruk zijn, vooral in de talloze restaurants op de onderste en bovenste verdieping (een winkelcentrum in Spanje heeft bijna meer eettentjes dan winkels).
Eén hotel ligt er aan het plein, het Plaza, waar vroeger een politiekazerne stond die in 1986 nog doelwit van een aanslag van de ETA was. Eén agent kwam om. Daarvóór zat, in hetzelfde gebouw, vroeger het Hotel nº 1, een
gigantisch complex voor de bezoekers van de Wereldtentoonstelling. Het stond bekend als het ‘gebouw van de klok’, en die klok, in een moderne versie, hebben ze op de gevel van het Hotel Plaza willen ‘bewaren’. Op de laatste hoek tenslotte ligt een groot bureau van de Catalaanse politie (Mossos d’Esquadra), plus een kleine delegatie van de Policia Nacional.
Deze week verkende ik het plein weer eens, en stopte uiteindelijk bij de kleine kiosk (bovenste foto) die al minimaal 40 jaar staat op de brede stoep aan het begin van de Avinguda Paral·lel. Mevrouw Pepi zit daar elke dag, van 10 uur ’s morgens tot 10 uur ‘ s avonds, achter haar minuscule loket, waar ze snoep en drank verkoopt en ook saldo op de telefoonkaart toevoegt. Authentieke prijzen bovendien: een fles water van 1,5 liter kost er 1,20 euro; in andere kiosken in de stad betaal je minimaal het dubbele. En ondanks (of vanwege) die lange dagen en lage prijzen zijn er maanden dat ze verlies lijdt in de Kiosco Antonio.
Het is elke dag weer, elk half uur, een curieus gezicht, een voortdurende herhaling van zetten, een repetitie van Lost in Translation of andere films over een vreemdeling in een ander land. Het is enkele minuten over het hele uur en precies een half uur later wanneer de trein afkomstig van het vliegveld groepjes toeristen op het centraal gelegen stationnetje van Passeig de Gràcia uitspuwt (altijd beter te nemen dan het ‘centraal’ station Barcelona-Sants als je in het centrum of de buurt ervan moet zijn). De meeste reizigers (zeker zij die op de nieuwe T-1 landen) nemen tegenwoordig de Aerobus vanaf het vliegveld, die je afzet op Plaça de Catalunya, maar een flink deel komt ook met die trein vanaf de oude T-2, waarop Transavia, Easyjet en Ryanair vliegen. En als ze dan in Passeig de Gràcia uitstappen en daar, halverwege het perron, de roltrap naar de buitenlucht nemen (en niet de trappen naar het stationshalletje aan het begin van het perron, een rotuitgang als je met koffers komt), zie je elke keer weer dezelfde verwarring.
Het is je altijd moeilijk oriënteren in een stad als je uit de ondergrondse stapt. Wat is welke richting? (Stadmensen hebben bovendien niet de gewoonte die richting aan de stand van de zon af te lezen.) En als je in Passeig de Gràcia uitspapt, verwacht je toch ook op die herkenbare, brede laan te staan, met direkt al uitzicht op het Casa Batlló, één van de huizen van Gaudí. Niet dus. Je staat aan de drukke zesbaans Aragó waar het verkeer voorbijraast, en als het stoplicht op rood staat komt er ook een voortdurende stroom auto’s en motoren de dwarsstraat, Pau Claris, afrijden. Waar zijn we? zie je toeristen niet alleen denken, maar ook discussiëren, met de plattegrond er direct bij. Ze kijken naar links en naar rechts, lopen naar de straathoek om de naambordjes te kijken, maar dan nog weet je niet welke kant links of rechts op de kaart is. Een enkeling durft het aan een voorbijganger te vragen, en die kan je een eenvoudig antwoord geven: de Passeig de Gràcia is één straat verderop.
En een plaats waar (veel) toeristen een beetje verdwaald en verdwaasd hun weg zoeken, is ook ideaal werkterrein voor de boeven. Tijdens het wachten op één van die aeroport-treinen zag ik ze ongeneerd in actie (foto hiernaast): ze zijn met zijn drieën, twee gaan op de roltrap staan achter meestal 50+ toeristen, de derde drukt beneden op de noodknop en als de roltrap bruut tot stilstand komt, bieden de andere twee de toeristen aan hun koffer naar boven te dragen. Intussen worden er handen in de zakken of handtassen van die toeristen gestoken… Welkom in Barcelona.