Sven Kramer

Sven Kramer: “Pijn bezorgt je twijfels” (AD, 02/11/2012)

Hij heeft nog pijn aan zijn rug, na een ongelukkige val van een schommel in september. Sven Kramer heeft vaker pijn, de laatste jaren. Een beenblessure hield hem na de Olympische Spelen van Vancouver anderhalf jaar aan de kant. Gevolg van de roofbouw die hij op zijn lichaam heeft gepleegd, bekent de 26-jarige schaatser van TVM. ‘Maar daardoor heb ik wel zoveel gewonnen.’ Een monoloog over het lichaam en de geest, uitgesproken eind augustus, onder de zon in Barcelona.

EDWIN WINKELS / BARCELONA

,,Rust is mentaal killing. Ze zeggen wel dat echt grote sporters ook groots zijn in hun bessurebehandeling. Het blijft geestelijk een moeilijk spel. Je bent zó gewend bepaalde arbeid te doen, je kunt eigenlijk niet zonder. Je wéét dat je rust moet houden om te herstellen, maar dat is niet altijd gemakkelijk. Bovendien, de training is fundamenteel. Schaatsen is té zwaar voor het lichaam om het het hele jaar door te doen. Je wordt sterker met alles wat je eromheen doet, de trainingen maken je beter dan het schaatsen zelf, want zodra je op de schaatsen gaat staan breek je meer af dan dat je opbouwt. Je schaatst om de souplesse en techniek aan te scherpen, maar je levert kracht in. Die balans is heel moeilijk te vinden.”

,,De deadline van de terugkeer, het móeten, dat is het zwaarst. Wat dat betreft legt de sporter zichzelf altijd de meeste druk op. Ik had het na de Olympische Spelen van Vancouver. Ik zeg altijd dat ik het goud op de 5 kilometer daar voor de poorten van de hel heb weggesleept. Na het seizoen was ik helemaal op, met die beenblessure kon ik niets. In het begin dacht ik nog, ik stap er even uit en kom in januari 2011 terug. Maar in de winter zag ik dat ik dat nooit ging halen. Toen heb ik de knoop doorgehakt: ik schaats dit seizoen niet meer. De vrijheid die dat gaf, dat was een opluchting.”

,,Die blessure was niet leuk natuurlijk, daar heb ik het moeilijk mee gehad. Maar ik had zóveel pijn in het rechterbeen dat het me op een gegeven moment niet meer uitmaakte uit of ik weer zou kunnen schaatsen of niet, als ik maar van die pijn afkwam. Ik ben heel, heel diep geweest.”

,,Schaatsen is heel zwaar voor het zenuwstelsel. Dat moet ervoor zorgen dat je in vorm bent. Alles hangt ervan af, je voeten, je benen, je rug. Eén pijntje, één probleempje, en het hele lichaam lijdt eronder. Ook dit jaar weer, ik ben vanaf april heel veel gaan fietsen om een basis te leggen, ik had er echt zin in, vooral omdat het jaar ervoor één van revalidatie was geweest. Maar toen speelden toch de pijntjes weer op, in mijn knie onder anderen. Pijn, dat bezorgt je twijfels.”

,,Er zijn maar weinig topsporters die niet geblesseerd zijn geweest. Als je altijd blessurevrij blijft doe je het óf onwijs goed óf je leeft gewoon niet op de grens. Dat heb ik natuurlijk wel gedaan, dat laatste. Ik heb door mijn manier van sporten mijn lichaam gesloopt. Ik heb roofbouw gepleegd, en dat uit zich de laatste jaren in verschillende klachten. Maar daarom heb ik wél gewonnen wat ik wilde winnen. Dat is toch wel de drive, dat presteren, en dan let je minder op je lichaam. In nog geen drie jaar maakte ik een progressie van 25 seconden op  de 5000 meter, dat is bijna een rondje, da’s niet voor te stellen. Je kunt wel nagaan wat er in drie jaar fysiek moet gebeuren om er zo’n gigantische hap af te halen. Die 6.03 is gigantisch, die rij ik nu ook niet meer.”

,,Als ik het zou mogen overdoen, dan was ik wel zuiniger op mijn lichaam geweest. Ik had graag eerder de mensen om me heen gehad die me nu begeleiden, die me een beetje afremmen. Maar misschien had ik toen ook niet naar hén geluisterd hoor, dat kan best wel. Want het moeilijkste in die eerste jaren was de maat te houden, je bent zó jong, je kunt alles, je wilt alles. Nóg even een baantje extra bij de training, dat gaat wel, denk je, daar word ik alleen maar beter van.”

,,Toen ik er in 2011 uit was heb ik me wel gerealiseerd hoe erg ik het schaatsen miste. Het was goed om te beseffen hoe leuk ik het vond. Oud-sporters als Erben Wennemars en Pieter van den Hoogenband zeggen me dat ook wel, ga zo lang mogelijk door als je kunt, want het komt nooit terug, het gevoel. Niet dat ze in een zwart gat kwamen of zo, maar gewoon, dat sporten, dat winnen, dat heb je nodig. Veel zijn er toch zoekende, na afloop van hun carrière.”

,,Daarom zullen de Spelen van Sochi ook niet de laatste voor me zijn, ik ga door. Eigenlijk ben ik nu, op mijn 26ste, in de sterkste periode van mijn leven, of móet ik dat zijn. Ik ben meer man geworden, ik besef meer wat ik meemaak, kan er meer van genieten dan toen ik 22 of 23 was. Aan de andere kant, je moet wel beseffen dat ik al sinds mijn zeventiende prof ben, ik heb ik toch al wel een hele sloot jaren aan de top achter de rug.”

,,Ik voel dat ik ouder word. Ik ben door de sport eerder volwassen geworden. Ik heb vrienden die vol in het studentenleven zitten, dat is compleet anders. Niet dat ik het zou willen hoor, ik heb echt niets gemist in mijn jeugd. Als ik in april vrij heb en vijf keer ’s avonds ben uitgeweest, dan ben ik ook daar wel klaar mee, dat hoef ik echt niet elk weekeinde te doen.”

,,Ouder worden heeft ook z’n voordelen. Vorig seizoen heb ik geleerd niet in alle wedstrijden alles uit de kan te halen. Ik heb wedstrijden laten schieten. Waar ik wilde winnen heb ik gewonnen, en achteraf mag ik mijn handen dichtknijpen met dat EK en WK allround, want ik was niet zo goed als vorige jaren.”

,,En zo ga ik ook dit seizoen in. Alle wedstrijden die de komende anderhalve jaar komen zijn mooi en wel, maar alles is op de Spelen van Sochi gericht. Daar ben ik al sinds 2010 mee bezig, sinds de dag dat er wat mis ging op de wissel in Vancouver.  Ja, zoveel jaar, zoveel dagen en uren er zoveel voor doen, en nóg meer voor laten, voor die 6 en 12 minuten op één toernooi, dat is heel mooi.”

,,Een EK en een WK blijft spannend, ik vind de meerkamp nog altijd het mooiste, een lage 36 op de 500 meter en onder de 13 minuten op de 10 kilometer, dat is onmogelijk voor de meesten. Maar de Olympische Spelen, daar zit iets extra in, dat doet ook meer met mij, merkte ik in Turijn en Vancouver. De Spelen geven een zege meer allure. In Sochi wil ik mijn beste race ooit afleveren, op die dag, op die tijd. Ik merk aan mezelf dat ik daar de dingen voor aan het creëren ben.”

,,Mijn probleem was die wissel in Vancouver, en het blokje waarover ik in Turijn viel bij de ploegenachtervolging. Ik heb meer verloren op de Olympische Spelen dan gewonnen.  Door de druk? Nee, en die zal in Sochi hetzelfde zijn als in Vancouver. Ik heb daar wel druk gehad, maar ik ben niet onder die druk gezwicht. Ik ben niet bang te verliezen, maar ik gun het gewoon de anderen niet dat zij winnen. In het jaar dat ik eruit was zag je mensen om je heen, die dachten, als Kramer terugkomt dan hakken we zijn kop eraf. Dat voedt mij ook wel weer, is een hele mooie uitdaging. Het blijft leuk ze te verslaan, die gezichten te zien. Daar geniet ik van.”