Categorie archief: eten en drinken

Ietsje zwaarder dan Bruce Willis

Barcelona heeft er een kleine, populaire attractie bij; eentje die je maar één keer gezien hoeft te hebben, of je moet op een sterk dieet zitten. Eén van de minst bekende en goedkoopste musea van de stad, het Museum van de Ideeën en Uitvindingen (MIBA), ontdekte dat een tentoongestelde weegschaal wel érg populair was bij de bezoekers, dus waarom dat ding niet op straat zetten, naast de entree? Dus staat sinds vorige week in de zeer centrale Carrer Ciutat, net links van het gemeentehuis op de Plaça Sant Jaume, de grote weegschaal waar je gewicht niet alleen in kilo’s wordt uitgedrukt, maar ook in ‘beroemdheden’. Veel zijn het er niet, maar op  elke 10 kilo kun je je ‘meten’ aan zowel een Spaanse als een internationale beroemdheid (het originele idee is van enkele Ieren, Angry Design.) Dus mag ik zeggen dat ik iets zwaarder ben dan Bruce Willes en iets lichter dan Fred Flintstone, want een beetje humor ontbreekt er niet op de weegschaal die báscula quitacomplejos heet, ofwel de weegschaal waar je je complexen mee kwijtraakt. Op Spaans niveau sta ik gelijk met een dame, de populaire TV-presentatrice Maria Teresa Campos; die er twee keer op voorkomt: met Kerst is ze tien kilo zwaarder dan normaal. En bóven de 100 kilo staat Joan Laporta, de oud-voorzitter van FC Barcelona, die tijdens zijn bewind door de vele etentjes behoorlijk uitdijde. Ook ónder de 10 kilo staan er beroemdheden: het oor van Van Gogh en Dani Devito… Messi (zonder bal) is iets zwaarder dan Justin Bieber.  En boven de 160 komt Lady Gaga in vleesjurk. Ach, een kort en aardig tijdverdrijf.
En als je dan toch in de Carrer Ciutat bent, loop je naast het museum even binnen bij bar-restaurant Magnolia, een héél leuke tent met lekker eten, ongedwongen, en bij de ingang een lange hoge tafel waar je tijdens het eten op een groot scherm ook naar wedstrijden van Barça kunt kijken. Maar in de rest van de tent klinkt gewoon muziek.

Rookworst op nummer 1, erwtensoep volgt op 9

Vroeger gingen de vrouwen van in Barcelona gestationeerde Nederlandse voetballers er op een doordeweekse dag, terwijl manlief aan het trainen was, persoonlijk naar toe in de grote auto van de club: in Blanes, wisten ze, was een supermarkt waar je alles kon kopen dat je, net weg uit Nederland, in Spanje ongewtijfeld ging missen. De naam was ook niet zo moeilijk: Appie Hein; geen officieel kind van de grote Albert, trouwens. En zo hoefde de familie niet steeds van alles uit Nederland mee te nemen, nu je in de handbagage geen potten pindakaas meer mag vervoeren. We hebben het allemaal meegemaakt, vooral in het begin, die verzoeken om drop, hagelslag, zakjes Conimex, pakjes Fristie, stroopwafels. De vrouw van Kluivert kwam vooral voor enorme zakken Pandan-rijst, die ik hier in Barcelona bij de Chinese supermarkt op Nàpols-Consell de Cent koop – want inmiddels is het aanbod in Spanje een stuk groter dan 20 jaar geleden.

Maar omdat héél veel Nederlanders nog altijd een héleboel dingen missen als ze emigreren – kijk maar eens naar die Ik vertrek-drama’s op TV – heeft Appie Hein nog altijd bestaansrecht. En niet alleen dat: behalve zijn drie winkels in Blanes, Platja d’Aro en Salou, waar dus behalve Fleca (Catalaans) en Panadería (Spaans) ook Warme Bakker (Nederlands) op de deur staat, is initiatiefnemer Vincent Solleveld – de man die ons bij de ooit grote Koninginnedagvieringen van o.a. bloedhete bitterballen voorzag – sinds een jaar on-line. En met succes, zegt hij me, met inmiddels 3.000 klanten, niet alleen in Spanje, maar ook in Frankrijk en Portugal. En hij levert sinds kort ook door heel Europa, al vraag ik me af of je bij je Italiaanse buren in Toscane kunt aankomen met een portie gefrituurde bitterballen.

Op de website van Appie Hein klik ik maar eens op de lijst van ‘meest verkochte’ producten, om me weinig te laten verrassen, want wij Nederlanders staan internationaal bekend om onze verfijnde smaken. Op nummer 1, voor de koude wintermaanden aan de Mediterranee, staat de rookworst van Unox, gevolgd door een blikje Chocomel (terwijl de Colacao hier toch een bekend fenomeen is, maar de smaak zal wel anders zijn), en de goede nummer drie is natuurlijk een pakje Goudse stroopwafels. En waar kunnen we verder écht niet zonder? De top bestaat verder uit frikadellen, kroketten (nooit Spanjaarden zo vies zien kijken als ze voor het eerst een Hollandse kroket proefden; even wennen vooral), pindakaas, nasi-kruidenmix, bitterballen (daar zijn ze!), erwtensoep (ja, echt, ik heb eens in Torremolinos een winterse erwtensoepmiddag van Nederlandse pensionados meegemaakt ), krentenbollen, hagelslag, broodmix, satésaus en ontbijtkoek, die in het Spaans bizcocho de jengibre heet.

Solleveld, die ooit met Bar Amsterdam in Barcelona begon, heeft een mooi huis in het achterland van de Costa Brava – bij hem in de buurt is het prachtige rustplaatsje en restaurant Sant Pere del Bosc, op een steenworp afstand van Lloret de Mar – , en wij overige Spanje-gangers, van wie de ouders vroeger toch blikken vol campingboter meenamen naar het buitenland, maar denken waarom wíj dat nou nooit hadden kunnen bedenken, een Nederlandse supermarkt.

Bijna 100 jaar staand een heerlijk hapje eten

Was er een eeuwigheid niet geweest, en dat is altijd jammer. Quimet & Quimet ligt buiten de typische toeristische route’s, maar vanzelfsprekend hebben de buitenlanders de stokoude taveerne uit 1914 allang ontdekt, dichtbij de metro Paral·lel. Voor mij was het altijd een vaste pleisterplaats vóór een concert of spektakel ergens op de Montjuïc, waarvan de flanken aan het einde van dit straatje (Poeta Cabanyes) omhoog beginnen te gaan, of voor een theatervoorstelling aan die Paral·lel zelf.

Er is, natuurlijk, vrijwel niets veranderd. Is ook geen ruimte voor, met twee tafeltjes om aan te staan, een bar en een soort tweede, smalle bar aan de andere kant. Twintig, 25 man, hooguit, kunnen ze er kwijt, dus het kan wel eens dringen of wachten zijn. Maar dan heb je ook wat, van raciones (bordjes) van tapas tot de montaditos (heerlijke dingen op een minuscuul broodje, zoals de tonijn met zeeëgel) en de conservas (hapjes uit blik, en dat moet je lekker vinden; de chipirones vielen een beetje tegen). En dat alles overgoten met één van de honderden verschillende wijnen die je er kunt krijgen voor prijzen die soms zelfs ónder die van de supermarkten liggen; het zijn in ieder geval geen restaurantprijzen. Wij kozen op een warme middag – en het blíjft 28 graden en zonnig, deze week! – natuurlijk voor een albariño, met een mooie tekst over Galicië op de binnenkant van het etiket: Tierra de lluvia que gota a gota riega el cuerpo e inunda el alma (land van regen die druppel na druppel het lichaam besprenkelt en de ziel overstroomt).

Het is alweer de vierde generatie van Quimets (verkleinwoord voor het Catalaanse Joaquim) die de taveerne leidt. Sommigen zeggen dat de bar zijn oorspronkelijke karakter van wijk-taveerne heeft verloren, dat de locals zijn verdwenen, maar ik ken veel mensen uit Barcelona die er nog altijd komen. Zij zijn ook niet gek en laten zich niet door een paar toeristen wegjagen.

Te droog voor paddestoelen

Normaal zitten de Catalaanse bossen deze weken vol met boletaires, mensen die er hun beroep of (veel meer) hobby van hebben gemaakt eetbare bolets (spreek uit boelets) te zoeken, en dat is paddestoelen in het Catalaans (in het Spaans: setas, spreek uit sètas). De vochtige bossen in het voorgebergte van de Pyreneeën zijn het populairst, in de streken rond de stadjes Berga en Camprodon zijn tonnen aan paddestoelen te plukken. (Wel weten welke giftig zijn, want elk jaar valt er wel een bijna-dode door een ernstige aandoening aan de lever.)

Probleem dit jaar is dat er nauwelijks autochtone Catalaanse paddestoelen zijn, en dat er volop uit Oost-Europa moet worden geïmporteerd, omdat het na een vochtig juli daarna een kurkdroge zomer is geweest: in augustus en september is bijvoorbeeld in Barcelona 7,3 milimeter neerslag gevallen, waarvan 5,6 mm op één dag, de feestdag van de Mercè. (En dat heeft weer een religieuze verklaring: ooit werd Santa Eulàlia als beschermheilige van Barcelona ‘afgezet’ en vervangen door de maagd Mercè; sindsdien probeert Eulàlia altijd het stadsfeest te bederven met regen, druppels die de naam ‘tranen van Santa Eulàlia’ hebben meegekregen.)

Richting de bergen viel er ietsje meer neerslag, maar lang niet voldoende om de paddestoelen tot leven te brengen. Vooral september is normaal een natte maand, en dat is ideaal. Maar nu zijn de bossen dus kurkdroog, en moeten we het nog even doen zonder de volgende heerlijke exemplaren op ons bord:

Ceps

 

 

 

 

Fredolics

 

 

 

 

Girgola’s (hoewel, deze is er het hele jaar door)

 

 

 

Rossinyols

 

 

 

 

Rovellons

 

Paella plus albariño aan het homostrand

’t Is weer voorbij. Morgen, 22 september, wacht het dagelijkse werk weer. En wat beter dan de laatste vakantiedag gewoon te ‘vieren’ met de kinderen, met een paella aan het strand, in plaats van alleen maar te treuren. Waar kun je in Sitges een goede ‘arroz’ eten? wordt me vaak gevraagd door collega’s. Arroz is rijst en staat voor alle rijstgerechten: paella maar ook, meer in de winter, een arroz caldoso, waarbij de rijst ‘drijft’ in de visbouillon; die met bogavante, een soort kreeft, is de allerbeste, ook bij de Picnic, waar ik de mensen altijd naar toe stuur. Geen superdeluxe tent, maar een heerlijk restaurant op tien meter van het strand Bassa Rodona, waar honderden homo’s urenlang bruin liggen te bakken en vooral naar elkaar kijken, naar de sixpacks van de jongsten of naar de prominente buiken van de bears; grappig altijd om te zien hoe ‘verdwaalde’ stelletjes of echtparen met kinderen er hun handdoeken spreiden en na een minuut of 10 ontdekken dat er iets ‘vreemds’ is aan dat strand. Sommigen verkassen dan.

Dat uitzicht is bijna gratis. Voor 25-30 euro heb je bij de Picnic een heerlijke paella, een fles wijn, een nagerecht en koffie, plus misschien nog iets vooraf. Weinig goede plaatsen aan zee in Europa bieden je een dergelijk maal voor dit geld; om het over de kwaliteit op sommige peperdure plekken maar niet te hebben.

Op bovenstaande foto verhult een glas albariño het uitzicht waar ik het eerder over had; mijn favoriete wijn bij dit soort gelegenheden, als de zon nog altijd brandt en de vis om deze witte kanjer van de Rias Baixas in Galicië schreeuwt. Daarna een laatste (?) duik in de zee en vanaf morgen gewoon weer een middagmenu ergens in een eenvoudig barretje in Barcelona.

Heuse hamburgers

 

Nu kan ik wel regelmatig interessant verhalen over de heerlijkste vissen die wij allemaal hier in Spanje hebben leren eten, maar af en toe een goede hamburger tussen de middag is óók wel eens lekker. Het probleem was dat een goede hamburger jarenlang nauwelijks te vinden was. Tuurlijk, de McDonald’s en Burger Kings stonden elke middag stampvol, met meer toeristen dan locals natuurlijk. (Wat me doet denken aan het verhaal van Olot, het stadje in de vulkanische streek Garrotxa, richting Pyreneeën. Daar is een grote varkensvleesindustrie en de inwoners besloten McDonald’s te boycotten toen die daar een filiaal opende. Er ging niets boven het eigen vlees, vonden de inwoners. Bijna niemand ging er een BigMac eten en de tent moest snel weer dicht…)

Hét klassieke adres voor de beste hamburgers in Barcelona was tientallen jaren lang Flash Flash met zijn fantastische jaren ’60-inrichting en obers in net zulk smetteloos wit als de muren en de banken. Specialiteit: de hamburger Monty, bijna rauw vlees met heel veel kappertjes (alcaparras, in het Spaans) erin. Maar er waaien vernieuwende winden door de stad. Vanmiddag liep ik Big J binnen, een  langwerpige hamburgertent aan Aribau, vlakbij de oude universiteit (ze hebben nog twee andere zaken, in de Raval en het Gòtic), de eerst beetje-Amerikaanse Diner die in Barcelona opende. Goed vlees, goede frieten, koud biertje; dat mag óók wel eens in Barcelona.

Vergelijkingsmateriaal met andere, nieuwe hamburgerzaken in de stad heb ik nog niet, maar de collega’s van barcelona.blog brachten een tijdje terug hun persoonlijke Top 5 van hamburgerrestaurants in Barcelona. Daarop staan trouwens niet twee nieuwelingen die ook triomferen, schijnt, La Burg en El Filete Ruso, van dezelfde eigenaar. Beide trouwens van de duurdere, sjiekere soort, want de hamburger boven de normale standaard uittillen is bijna een must om hier te overleven.

 

 

 

 

De Spaanse komkommer is een augurk

Het mooiste was natuurlijk geweest als het hele komkommer-schandaal ook werkelijk in juli of augustus, journalistieke komkommertijd, had plaatsgevonden. Nu de met de beruchte bacterie besmette komkommers – of andere groenten, wie weet het? – niet uit (Zuid-)Spanje afkomstig blijken te zijn maar de Spaanse groentetelers inmiddels wel 200 miljoen euro per week aan verliezen lijden omdat niemand meer hun komkommer, paprika’s of tomaten koopt, een korte post over één van die gekke verschillen die er wat eten betreft tussen verschillende landen cq gewoontes kunnen bestaan.

Jarenlang kon ik hier bij de groentewinkels alleen maar komkommers krijgen die totaal anders waren dan ik vroeger in Nederland gewend was. Veel korter (de Spaanse komkommer is nooit langer dan 15 cm – ja, ik heb het echt over komkommers, al zijn de grapjes de laatste dagen niet van de lucht, waaronder de fake-advertentie van durex: ) en met een veel hardere schil. De Spaanse komkommer heeft meer weg van een augurk, is de nog rauwe versie van een zure bom, lijkt het. Sterker nog: het ís het ding dat wij als augurk kennen, van dezelfde familie als de komkommer, maar toch totaal anders.

Pas na jaren in Spanje ontdekte ik in een enkele supermarkt de netjes in plastic verplakte ‘pepino holandés‘, ofwel de Nederlandse komkommer, die volgens mij overal in Europa de gangbare versie is maar misschien voor het eerst in het Westland werd verbouwd; geen idee. De Spaanse massale kassenteelt rond Almería sprong natuurlijk slim in op die groeiende vraag naar grotere, zachtere komkommers waar je zonder problemen de schil van kan eten (beter zelfs, want dan speelt het zure middelste deel met pitjes nooit op in de maag) en bracht ze op de markt als Nederlandse komkommer. Het zijn dezelfde komkommers die in Hamburg ten onrechte als verdachten werden aangemerkt. En in Duitsland heten die lange komkommers toch weer Gurke...

 

 

 

 

Zeven deuren, nooit één dag gesloten

Vroeger had restaurant Set Portes een terras buiten, onder de bogen aan de brede straat (Passeig Isabel II) die de stad van de Barceloneta scheidt, zo zie ik op de oude foto. Nu staat er op die plaats bijna altijd een rij mensen die er willen eten. Set Portes is groot, van binnen, maar had wat klandizie betreft nog veel groter kunnen zijn. Zo’n terras, ik weet niet of dat nu nog zou werken op die plaats: te winderig vaak, te veel auto’s, te veel herrie.

Set Portes is een klassieker onder de klassiekers in Barcelona. Géén Michelin-ster of zo, maar gewoon goed puur Catalaans eten, traditioneel. Het vierde feest, deze week: het restaurant bestaat liefst 175 jaar. Een zaak die in 1836 die ‘zeven deuren’ opende en nog altijd bestaat; je ziet het bijna niet meer. Het restaurant is wel enkele malen van eigenaar veranderd, maar van de huidige familie Solé Parellada is het inmiddels al de vierde generatie die er werkt. De huidige eigenaar werd op de verdieping boven het restaurant geboren.

Vroeger lag de beurs er tegenover, en de visafslag. In 1929 opende even verderop het Estació de França, en veel reizigers belandden na een lange treinreis voor een hapje in de stijlvolle zaak. Beroemdheden hebben er gegeten: Orson Welles, Maria Callas, Ava Gardner, Che Guevara, John Wayne… Ik bezegelde er met Matthijs van Nieuwkerk en Henk Spaan mijn debuut voor Hard Gras, een volledig aan Louis van Gaal gewijd exemplaar in 1998: De eenzame kampioenSiempre negativo!

Het bijzonder aan Set Portes is dat het nooit sluit. Dat zal niet die 175 jaar zo geweest zijn, maar nu is de zaak beroemd omdat hij alle 365 dagen van het jaar open is. En omdat toeristen op de meest gekke tijden eten, draait de keuken vanaf het vroege middaguur bijna continu door. Het beroemdste gerecht: de paella parellada, genoemd naar een klant die er helemaal gek van was, omdat de garnalen gepeld zijn en het vlees geen botjes bevat.

Tijd voor de calçotada

Had ‘m dit jaar gedaan, maar vandaag was het een mooie dag voor de calçotada: ouders over uit Nederland, een prachtige zon en bijna 20º in de tuin, de bouelvard vol met wandelaars, en de barbecue met mooie brandende kolen. Dus, calçots vooraf, en daarna lamskoteletjes met allioli, groenten van de grill, salade, butifarra, Argentijnse churrasco, en een lang etcetera. Maar het gaat om die calçots, natuurlijk. Ik won er ooit een journalistieke prijs mee, een vier pagina’s lange reportage over calçots in Valls, het stadje bij Tarragona waar deze net zo heerlijke als eenvoudige culinaire vondst vandaan komt. 

Weinigen kennen het, buiten Catalonië. De calçotada, fantastische maaltijd die je eigenlijk alleen tussen januari en eind maart kunt nuttigen. Want dan zijn de calçots vers en dik genoeg. Calçots? Het lijkt op een kruising tussen een prei en een lente-ui, maar is het geen van beide. Althans, het is wel een ui, eigenlijk, maar een vreemde, unieke. Het verhaal gaat dat een boer uit het stadje Valls het een eeuw geleden bij toeval ontdekte: zijn witte uien waren in de zomer uitgelopen, maar die uitlopers bleken een heerlijke, beetje zoete smaak te hebben als je ze op stevig vuur in de buitenlucht klaarmaakte.
Nu worden dus de uien gerooid en in speciale kurkdroge opslagplaatsen bewaard totdat er uitlopers komen. Die worden kort na de zomer geplant en hartje winter zijn het prachtige lange uien geworden: het witte en eetbare gedeelte zit onder de aarde, zoals bij al dit soort groenten.
Onmisbaar bij dit maal is wel de romesco-saus. Hierbij een snel recept voor flinke hoeveelheid: een hele bol knoflook en vijf rode tomaten in de oven; pellen en in een kom, samen met 100 gram kort geroosterderde amandelen en 30 gr gepelde hazelnoten. Alles samen, met één teentje verse knoflook, goed fijnmalen. 800 cl olijfolie (van de arbequina olijf, maar anderen mogen ook) langzaam toevoegen. Op het einde een half glas azijn en een lepel rode paprikapoeder toevoegen. (Nog natuurlijker en lekkerder dan die paprikapoeder is de ñora, een gedroogde paprika waar je na een tijdje weken in lauw water het ‘vlees’ van de binnenkant eruitschraapt.)
Daarin de gepelde calçots dippen en de vingers erbij aflikken.
Die calçots zijn het best van de barbecue. En nóg beter is het – maar dat is in Nederland bijna onmogelijk – als ze niet op houtskool maar op het vuur van de wijnranken worden klaargemaakt. Vlak voor de winter worden de wijnranken gekortwiekt en dat geeft een prachtig vuur voor de calçots, die van buiten lekker zwart en aangebrand moeten zijn. Je eet ze door de punt in één hand vast te houden en met de andere hand het centrale, gare deel eruit te trekken…

Konijn in gember, om te beginnen

Het jaar van de tijger, míjn jaar, is bijna voorbij, dat van het konijn gaat beginnen. De tijger, zo voorspelden de Chinese astrologen, zou voor onrust zorgen, een nog diepere crisis, rampspoed en een heleboel meer. Chinese stellen voorkomen liever dat hun kinderen in het teken van de tijger worden geboren, wachten liever op het jaar van het konijn. Want het konijn is het sterrenbeeld van de gefortuneerden, van de goedboerende ondernemers. Het konijn moet dus iets meer rust brengen, na de tijgerstorm, maar het konijn is ook een oplettend beest, kijkt altijd goed om zich heen om niet het slachtoffer van een roofdier te worden.

Gisteravond al liep Lam Chuen Ping een beetje op de Chinese Oudejaarsnacht vooruit en nodigde, zoals elk jaar, vrienden, bekenden en enkele beroemdheden uit in zijn restaurant, Memorias de China. Met vooraf de gebruikelijke dans van de draak en de leeuw in de Carrer Lincoln, een straatje achter de Via Augusta die ik tot nu toe alleen kende van enkele bezoeken, in een ver verleden tijd, aan de toen absolute discotempel van de stad, Otto Zutz.

Memorias de China staat bekend als één van de beste Chinezen van de stad, want heeft niets te maken met de standaardchinees en zijn flauwe Arroz Tres Delicias. Een andere topper, in dat opzicht, is iets verder buiten het centrum Rio Dragon, waar eigenaar en kok Chang ook nog een beroemde goochelaar is en zijn kunstjes graag aan tafel vertoont. Net als Chang is Lam Chuen Ping een bekende Chinees in Barcelona. Hij woont hier al sinds 1972, was filmacteur, was de eerste accupuncturist in de stad, opende de eerste vechtsportschool, is de voorzitter van de vereniging van Chinese ondernemers en heeft dus dat restaurant, waar we gisteravond aan het nieuwe jaar mochten proeven.

Vooraf een mix van ‘zee- en bergvruchten’, dus van kreeft tot paddestoelen, daarna turbot in een beetje pikant sausje (de Cantonese keuken houdt niet zo van pikant of gekruid), vervolgens konijn in gember en als dessert een opvallend op een konijn gelijkend zoet broodje met chocolade in deeg. Opvallend vond ik wel dat er aan geen enkele tafel Chinese genodigden zaten, slechts de Catalaanse (zogenaamde) chique. Dat is, zo werd mij verteld door een collega, wel anders bij l’Olla de Si Chuan, op Aragó bij het Plaça Letamendi, waar het vol met Chinezen zit aan de grote pannen, de hotpots, die samen met de beroemde peper de keuken uit Szechuan zo pittig en bijzonder maken.