Tagarchief: spanje

Vijf miljoen werkozen

De laatste twee weekeinden was ik met Nederlandse stellen in Barcelona wat aan het eten, en allen zeiden hetzelfde, toen we het over de enorme crisis hadden die Spanje in de greep heeft (al spreekt iedereen nu over Griekenland; maar als dat land ‘valt’, vrezen we hier ook het ergste). Ik noemde het ongelooflijke werkloosheidscijfer, nu op de rand van de nooit verwachte vijf miljoen, ofwel bijna 22% van de actieve bevolking, en hun antwoord was: je ziet er niets van op straat. Tja, inderdaad, wat moet je er van zien, van de groeiende armoede, van de gezinnen die steeds meer problemen hebben om rond te kopen, van de 350.000 gezinnen die sinds 2007 hun woning zijn kwijtgeraakt omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen: het huis kwijt, vervolgens geveild en meestal door de schuldeisende bank opgekocht voor een veel lager bedrag dan die resterende hypotheek; dus mensen zitten zónder huis én met een torenhoge schuld; sommigen pleiten voor het Amerikaans systeem: je verlaat je huis, laat de sleutels achter, maar hoeft de hypotheekschuld niet meer te betalen.

Natuurlijk, in een stad als Barcelona zitten veel restaurants nog vol (maar minder dan vijf jaar geleden), maar dat komt vooral omdat de toeristen het beeld een beetje vertekenen. Vijf miljoen werklozen, dat kun je niet meer verbergen. En onder de jeugd tot 25 jaar is zelfs 48% werkloos. Onder de buitenlanders is het 32%.

Deze keiharde cijfers zeggen eigenlijk genoeg. Met zóveel werklozen, wordt de consumptie lager, hebben winkels en bedrijven en fabrieken daar last van, moeten er meer mensen worden ontslagen en blijft dat aantal werklozen groeien… Eén voorbeeld: nooit eerder werden zo weinig auto’s verkocht als deze maand oktober en inmiddels zijn bij de dealers 50.000 banen verloren gegaan. Je hoeft echt geen econoom te zijn om de wanhopige toestand te begrijpen.

Op dit moment zijn er 1,4 miljoen gezinnen in Spanje waar géén van de leden een baan dus inkomen heeft. Én er zijn steeds meer langdurige werklozen, die al drie jaar of langer zonder baan zitten en dus geen uitkering noch bijstand krijgen. En die bedragen zijn ook niet om het lang vol te houden: in Spanje krijg je maximaal twee jaar een WW-uitkering, die maximaal 1.397 euro is als je twee of meer kinderen hebt, maar voor de meesten veel minder, omdat hun salaris nog geen 1.000 euro was en ze 70-80% daarvan als uitkering ontvangen. Na die twee jaar (of een minder lange periode, ligt eraan hoe lang je hebt gewerkt) betaalt de regering nog 425 euro per maand. Daarna is er niets meer, de absolute leegte.

P.S. Mijn 18-jarige zoon zoekt al maanden een baan in de horeca, na een jaar in Londen eindelijk eens een beetje Engels te hebben geleerd; maar zelfs die extra taal (naast Spaans, Catalaans en Nederlands) helpt niet eens meer in de horeca- cq. toeristenindustrie… Hij is één van de 5 miljoen die zich, om voor cursussen en projecten in aanmerking te komen, bij de Oficina de Empleo als werkloze heeft ingeschreven.

 

Spanje is 2 uur later klaar met werken

Ze zeggen altijd dat het de beroemde siësta is, maar ik probeer dat altijd een beetje te ontkrachten, want lang niet iedereen in Spanje heeft doordeweeks de tijd nóch de geschikte plaats om een middagdutje te doen. (Hoewel, voor deze bouwvakkers, hartje zomer, was zelfs een kruiwagen al genoeg.) De Spaanse lobby die zich al jaren inzet voor een ‘rationalisering’ van het dagelijkse tijdschema in Spanje, een Europeser maken van de werk- en leefgewoonten, ARHOE in het kort, bracht vandaag een studie naar buiten waarvan de uitkomst weinigen zal verrassen: de Spanjaarden komen gemiddeld twee uur later van het werk dan hun Eurozone-collega’s. En dat is niet omdat ze onderweg nog een tijd in de kroeg blijven hangen, maar omdat ze van de baas gewoon pas laat wegmogen. Waar de meeste Europeanen tussen 17 en 18 uur het kantoor of welke werkplek dan ook verlaten, doen de Spanjaarden dat rond 19 uur. En daarin zijn de mensen van winkels en winkelcentra niet meegerekend: die mogen pas tussen 19 en 22 uur naar huis.

Dat heeft alles te maken met de beruchte dagindeling, die inderdaad niks Europees heeft.  Boven de Pyreneeën hebben de werklui genoeg aan een lunchpauze van 30 tot 60 minuten, in Spanje is dat anderhalf tot twee uur. En niet vrijwillig: veel bedrijven gaan gewoon op slot, in die tijden, zo tussen 14 en 16 uur, en de werknemers zijn niet welkom. (Al proberen veel multinationals hier een nieuwe cultuur in te brengen; bij veel van hen mogen werknemers zelf kiezen hoe lang ze over de lunch doen. Hoe sneller ze klaar zijn, hoe eerder ze ’s avonds naar huis mogen.)

Grote probleem van die lange, tot het uiterste opgerekte werkdagen, is volgens de ARHOE dat de Spaanse werknemers er nauwelijks een normaal gezinsleven op na kunnen houden. Ook al eten we hier laat, kinderen die elke dag tussen zeven en acht uur moeten opstaan om naar school te gaan zijn écht wel moe, ’s avonds. En zij, net zo min als veel volwassen Spanjaarden, houden écht een siësta ’s middags. Dat is meer iets voor de warme zomermaanden, in de vakantie, of in de weekeinden, na een zware lunch.

 

Voor wie de klok luidt…

Steeds vaker ontstaat er in Spaanse dorpjes een conflict tussen de mensen die er altijd gewoond hebben en de nieuwe buren uit de grote stad. De laatsten hebben last van eeuwenoude gebruiken, zoals het klokkengelui. Een rechter gaf één van hen gelijk en legde de kerktoren van Sant Mori ‘s nachts het zwijgen op.

Het is een doodstil dorpje in het prachtige achterland van de Costa Brava, dichbtij de populaire kustplaats L’Escala. Er is bijna nooit iemand op de lege straten, waar elk kwartier de klokken van de kerk weerklinken. Eén lichte slag om kwart over, twee om half en drie om kwart voor. Plus, natuurlijk, de wat zwaardere slagen van het uur, van één tot twaalf. En dat al meer dan een eeuw lang.

Sant Mori heeft 130 inwoners, waarvan het grootste deel niet meer met Mariano Sanz praat sinds hij acht jaar geleden naar de rechter stapte. Eerst had hij het nog aan de pastoor gevraagd, en aan de burgemeester, maar die vonden zijn verzoek te belachelijk voor woorden. Of de kerkklokken ‘s nachts niet meer konden luiden. Zijn gasten in het prachtige kasteeltje van Sant Mori konden niet slapen.

“Enkele slaapkamers liggen op nog geen 20 meter van de kerktoren,” zegt Sanz. “Ik ben het kasteel aan mensen gaan verhuren omdat het een beschermd monument is en wij verplicht zijn het te onderhouden, maar we krijgen daarvoor geen enkele subsidie. Maar de allereerste gasten zeiden al dat ze steeds wakker werden van het klokgelui. Ik kan het door die overlast niet zo vaak verhuren als ik zou willen.”

Sanz is de zwager van markies Francisco de Asís de Moxó Alonso-Martínez wiens familie het kasteel van Sant Mori al sinds de vijftiende eeuw in bezit heeft. Voor 13.000 euro per week zijn de tien kamers voor groepen tot 20 personen te huur. “Ik heb nieuw leven en geld in dit dorpje gebracht,” verdedigt Sanz zich.

Al woont hij er al 20 jaar, de dorpelingen zien hem als één van die vervelende buitenstaanders die zich niet aan de plaatselijke gebruiken willen aanpassen. Het klokgelui is de meest gehoorde klacht van stedelingen die hun heil op het platteland hebben gezocht. Maar ook het balken van ezels of de geur van mest kunnen hen niet altijd bekoren. Mariano Sanz is de eerste die voor elkaar heeft gekregen dat het gerechtshof in Barcelona het klokkengelui als geluidsoverlast beschouwt omdat het aantal decibellen te hoog is. Van middernacht tot acht uur ‘s morgens moeten de klokken in Sant Mori nu zwijgen.

“Als je hier komt wonen, heb je je maar aan te passen aan de plaatselijke gebruiken,” zegt burgemeester Modesta Cucurull. “Als ik naar de Barcelona verhuis ga ik toch ook niet vragen of ze de drukke straat voor mijn deur voor verkeer willen afsluiten omdat ik er last van heb? Een dorp is een dorp, met al zijn geuren en geluiden, maar er zijn steeds meer stedelingen die dat naar hun gelang willen veranderen.”

Zij is boos omdat er nu geen hoger beroep meer mogelijk is. In het dorp heeft ze meer mee- dan tegenstanders in haar strijd tegen de kasteelheer. En ze wijst op een wetsartikel, waarin staat dat kerken en moskeeën niet onder de wet op geluidshinder vallen.

Elke zondag is er nog een mis in Sant Mori. Pastoor Joan Güell heeft zich niet te veel met de strijd om de klokken willen mengen. “Een belachelijke discussie is dit. Ik zal de uitspraak moeten naleven, maar niet van harte. Het klokgelui is de roep van God, en die kun je niet zomaar ‘s nachts even het zwijgen opleggen.”

Een rondreis door Spanje via de feesten

Collega Steven Adolf schreef ooit een heel boek, Spanje achter de schermen, geïnspireerd op de verschillende feesten die in Spanje worden gehouden. Het AD vroeg me onlangs een verhaal van vier pagina’s voor de Reiswereld te schrijven met eenzelfde leidraad: een tocht door Spanje aan de hand van die feesten (plus een overzicht, onderaan, van de belangrijkste moderne muziekfestivals). Een tocht in vogelvlucht, natuurlijk, want er is zóveel te beschrijven dat je er, inderdaad, een heel boek voor nodig zou hebben. Bij deze:

Spanje is één grote fiesta. Bijna elke dag van het jaar kun je wel ergens in het land feestvieren, en op sommige plaatsen gaat zo’n feest een week lang door. Maar buiten die traditionele stads- en dorpsfeesten zijn er ook nog talloze culturele en muzikale festivals. Een tocht door een feestelijk Spanje.

Door Edwin Winkels

Een grote meerderheid van de Spanjaarden woont in flats en huisjes die niet groter dan 70 vierkante meter zijn, een ruimte die meestal met het hele gezin moet worden gedeeld, inclusief soms al volwassen kinderen die tot hun dertigste dat huis niet verlaten. Het is één van de redenen, samen met het doorgaans aangename weer, dat Spanje vooral op straat leeft. Of misschien zijn oorzaak en gevolg wel omgekeerd, werden al die woningen zo klein gebouwd omdat de bewoners toch meestal op straat waren.

Op straat ook, in de buitenlucht, viert de Spanjaarden het liefst zijn feesten, nodigt hij vrienden en familie uit aan een lange tafel voor de deur, beeld dat in de grote steden natuurlijk is verdwenen. Maar de traditie blijft altijd aanwezig, ook omdat veel stedelingen ooit uit een dorp kwamen, of uit een leuke stadswijk die eigenlijk altijd een dorp is gebleven. Niet dat elke Spanjaard elke dag ergens feestviert, maar je kan zonder problemen een lange tocht langs feestend Spanje uitstippelen, vooral in de zomer, wanneer de meeste stads- en dorpsfeesten plaatsvinden. En zo ontdekken dat geen dorp, geen stad, geen streek van Spanje hetzelfde is.

We rijden Spanje aan de oostkant binnen, waar Girona vanaf de snelweg nooit enige aantrekkingskracht uitoefende, maar een heerlijke stad blijkt te zijn. Zo heerlijk, dat het al jarenlang samen met het Baskische Vitoria de stad met het beste levensklimaat in Spanje is. Mooie plaats om, tussen de oude huizen van de Joodse wijk El Call, op 23 april Sant Jordi eens mee te maken. Catalonië heeft zijn nationale feestdag op 11 september, maar Sant Jordi is een veel amusantere dag. Jordi is de beschermheilige van de eigenzinnige regio, en in zijn naam geven mannen en vrouwen elkaar die dag een roos en/of een boek kado. Prachtig gezicht om die meestal zonnige dag bijna elke vrouw of meisje van de stad vrolijk met een roos te zien lopen. En alle boekwinkels hebben buiten een stalletje en in sommige daarvan signeren de schrijvers hun laatste roman of essay.

Ook Barcelona heeft zijn massale Sant Jordi natuurlijk, maar Barcelona heeft zoveel, het hele jaar door. De stadsfeesten van Mercè eind september, de ‘dorpsfeesten’ van de wijk Gràcia half augustus, maar omdat Barcelona heel veel cultuur heeft is het raadzaam eens een voorstelling van het theaterfestival Grec in de open lucht mee te maken. Verborgen op de Montjuïc-heuvel ligt het prachtige amfitheater uit 1929 waar in juni en juli concerten, ballet- en theatervoorstellingen onder de sterrenhemel plaatsvinden.

De reis kan verdergaan via de kust, met op 40 kilometer onder Barcelona het idyllische en van massatoerisme verschoond gebleven Sitges als cultureel epicentrum. Beroemd om zijn carnaval, met twee optochten op zondag en dinsdag die tot vier uur ‘s nachts duren, herbergt  Sitges in oktober één van de meeste opvallende filmfestivals. Geboren als evenement voor horrorfilms heet het nu het ‘Fantastische Film’-festival, en daar past alles in, met elk jaar een hommage aan historische films als King Kong en Jaws en veel aandacht voor Aziatische produkties.

Het binnenland in, waar de provincie Teruel eens, wanhopig, een campagne begon die ‘Teruel bestaat!’ heette, want bijna geen Spanjaard lijkt er ooit de komen. Er is een heus museum van dinosaurussen – resten gevonden in de omgeving – maar vooral de moeite waard is een bezoek aan het nietige dorpje Calanda rond Pasen. Spanje is een lawaaiig land, het rumoer is overal, van de kroeg tot in de kerk, maar soms lijken ze er een record te willen breken. Dat gebeurt bij de Rompido de la hora (letterlijk: het breken van het uur), wanneer om 12 uur op Goede Vrijdag honderden immense trommels beginnen te roffelen. Alles trilt, van de huizen tot de ingewanden, twee uur lang, op het dorpsplein. Een traditie die sinds 1640 bestaat.

Want Spanje staat vol met soms eeuwenoude tradities waarvan vaak niets eens de herkomst is te herleiden. Uiterst dubieuze tradities ook, vooral waar dieren mishandeld worden, dorpen waar de jeugd urenlang een eenzame stier met speren en lansen bestookt of waar een geit vanaf de kerktoren naar beneden wordt gegooid. Veel onschuldiger en vermakelijker is daarom de Tomatina van Buñol; eind augustus verstrekt de gemeente meer dan 100.000 kilo aan zeer rijpe tomaten waarmee tienduizenden mensen elkaar bekogelen. Het hele dorp kleurt rood, in een recente traditie die in 1945 werd geboren toen groepen jongeren ruzie kregen tijdens het dorpsfeest en met fruit uit een stalletje begonnen te gooien.

Buñol ligt aan de weg van Madrid naar Valencia, de hoofdstad van het vuur is. Elk jaar half maart staat Valencia in brand, als de tientallen prachtige, meer dan 10 meter hoge fallas  – poppen of soms hele scènes, vaak karikaturen van politici en andere beroemdheden – in de fik worden gestoken. Elke wijk, elk plein in de stad heeft wel zijn falla-groepering die het hele jaar met de voorbereiding bezig is, omdat werk binnen enkele uren in vlammen te zien opgaan. Een gewoonte die, volgens de meest plausible overlevering, ontstond toen timmerlieden hun jaarlijkse overschot aan hout verbrandden. Het vuur is ook overgeslagen naar de Balearen, waar de feesten van Sant Joan, de kortste nacht van 23 op 24 juni, in brand wordt gezet. Spanje kent geen vuurwerk met oudjaarsnacht, maar alle knallers worden op 23 juni urenlang afgestoken. Op Menorca is in Ciutadella het grootste feest ter ere van Sant Joan, met als hoogtepunt de tussen het publiek opspringende paarden, maar er gaan elk jaar meer mensen naar het ziekenhuis wegens alcoholgebruik dan om verwondingen door paardenhoeven.

Op de lange weg verder zuidwaarts, langs de Costa Blanca, zijn in de zomer vooral in de dorpen van de provincie Alicante regelmatig kanonschoten te horen. Vila-joiosa, net onder Benidorm, is één van de talloze dorpen die elk jaar weer het feest van de Moros y Cristianos organiseert, een enorm, dagenlang schouwspel op straat waarin de bezetting van Spanje door de Arabieren en de veldslagen vanaf de vijftiende eeuw tijdens de herovering door de christenen worden opgevoerd, compleet met aanvallen vanuit zee, maar ook met meer vreedzame optochten.

De zee. Spanje heeft officieel 3.900 kilometer kust, maar een precieze berekening brengt dat aantal tot liefst 7.900. Spanje leeft van die zee, en ook dat moet worden geëerd. Zoals in Carboneras, het voorportaal van één van de mooiste, minst verpeste streken van het land, het natuurpark Cabo de Gata aan de zuidoostpunt. Daar halen de vissers in augustus de Virgen del Carmen (de Heilige Maagd van de berg Karmel) uit haar kerkje om haar, mooi versierd op een vissersboot, naar de haven te brengen. Carmen is de beschermheilige van de vissers en onder haar toeziend oog wordt bij aankomst een enorme sardinada popular gehouden, waarbij bevolking en bezoekers duizenden sardientjes van de grill verorberen.

De meeste feesten in Spanje hebben een religieuze achtergrond, en natuurlijk valt ook Kerst daaronder. Even verderop aan de N-340, met 1.100 kilometer de langste weg door Spanje, is Almayate, een dorpje bij Vélez-Málaga één van de vele plaatsen die rond Kerst een ‘levende kerststal’ organiseert, een goede gewoonte in heel Spanje, waaraan ouders en kinderen graag deelnemen. Om het wel héél echt te laten lijken, worden er tijdens de voorstelling twee varkens gesclacht, die daarna worden geroosterd en opgediend.

Maar nog veel intenser dan de Kerst wordt, in christelijk opzicht, de Romería de Rocío beleefd, een dagenlange pelgrimstocht met paard en wagen naar deze Heilige Maagd in een klein kerkje in het dorpje Almonte, in de provincie Huelva. De hysterie lijkt er compleet als de beeltenis in Pinksternacht door tientallen jongemannen moet worden ‘geroofd’; iedereen wil er als eerste bij zijn, de maagd aanraken, onder de kreet “guapa, guapa!”, om haar te zeggen hoe mooi ze wel niet is. Met een religieuze achtergrond (het begin van het vasten tot Pasen) is ooit ook het Carnaval geboren, maar dat is nu ongeveer het meest pagane feest dat er is en in Spanje vooral op in Santa Cruz de Tenerife groots wordt gevierd en met de optochten in zacht winterweer een beetje in de buurt van Brazilië komt.

Paarden zijn vooral in Zuid-Spanje nog altijd zeer aanwezig in het leven. Eén van de mooiste spektakels met paarden valt in augustus in Sanlúcar de Barrameda te beleven. Data en tijdstippen hangen af van de zeestroming, want slechts bij zeer laag water kunnen de paardenrennen op het strand worden gehouden, met meer dan 200 volbloedpaarden die, in het tegenlicht van de boven de Atlantische Oceaan zakkende zon, om de prijzen strijden.

In Sevilla laten ze hun beroemde paarden op stal als ze rond Pasen dagenlang hun mooiste maagden uit de kerken halen en op loodzware praalwagens, door tientallen sterke en devote mannen gedragen, aan de stad tonen. De Semana Santa met haar indrukwekkende optochten, inclusief de nazarenos die boetedoen met puntmaskers waaraan later door de Ku Klux Klan een onheilspellende draai aan werd gegeven, is het jaarlijkse hoogtepunt in de in de zomer bloedhete stad. Daarom wordt de al even vrolijke en onmisbare Feria de Sevilla ook altijd kort na Pasen gehouden, vóórdat de hitte dat eeuwige feesten nóg zwaarder maakt.

Heet kan het in de zomer ook in Mérida zijn, maar dat mag geen beletsel zijn het klassieke theaterfestival van de monumentale stad te bezoeken, vooral omdat de voorstellingen pas om elf uur beginnen, in de zwoele avondlucht.Nergens zijn buiten Rome zulke ongelooflijke en bijna volmaakte resten uit de tijd van Romeinse heerschappij te vinden, met als hoogtepunt de twee theaters, en nergens komen opvoering en podium zo dicht bij elkaar als in Mérida. In 1933 ‘heropende’ actrice Margarita Xirgú het 21 eeuwen oude theater met Medea en het festival richt zich op oude, Grieks-Latijnse teksten. Dit jaar zal de tragedie Antigone van Sophokles het festival avondenlang dragen.

Het mooie van Spanje is dat, zoals in Mérida, de omgeving al een theater op zich is, cultureel erfgoed dat de bezoeker terug in de tijd neemt. Dus kun je feest of festival er combineren met het ontdekken van de plaats waar het zich afspeelt. Neem het eveneens klassieke theater in Almagro of het marionettenfestival in het nabijgelegen Alcázar de San Juan; twee plaatsen middenin het Castilla-La Mancha waar Don Quichotte tegen de molens vocht, molens die op de heuvels nog in al hun eenvoud te zijn bewonderen en de bezoeker terugbrengen naar de tijden van schrijver Cervantes; en zóveel lijkt er in deze weidse, ruige omgeving niet veranderd sindsdien.

Van het platteland naar de grote stad is in Spanje een kleine stap. Midden op die enorme hoogvlakte, de meseta, ligt Madrid. Metropool met activiteiten het hele jaar door, maar nooit zo in een feeststemming als tijdens de Feria de San Isidro in mei en juni, het grootste en langst durende stierenvecht-evenement op de wereld. Niet voor iedereen een plezier, maar de meeste Madrilenen lopen nog altijd weg met wat de liefhebbers als pure kunst beschouwen. In restaurants in de omgeving van arena Las Ventas is dagelijks de gestoofde staart van stieren te eten, een lekkernij.

Beroemder in het buitenland zijn de stieren van Pamplona, sinds Ernest Hemingway er lyrisch over schreef. Enkele Amerikanen en andere bezoekers van ver weg zijn sindsdien overleden in de altijd glibberige straten van het stadje, door stieren vertrapt of op de horens genomen in de altijd hectische, enkele minuten durende race richting arena in de vroege ochtend, als de alcohol van de nacht ervoor meestal nog niet uit de breekbare lichamen is verdwenen. De datum van de start van de San Fermines is eenvoudig, de zevende van de zevende.

Spanje is veel meer land dan stad, veel meer natuur dan steen, en misschien daarom die obsessie voor beesten, overal aanwezig. Galicië, bijna totaal agrarische- en vissersregio in het noordwesten met honderden nietige dorpjes, heeft zijn Rapa das Bestas, talloze dagen in de zomer dat de wilde paarden uit de bergen gemarkeerd moeten worden. De beste boeren strijden om wie de meeste van die paarden tijdelijk onder controle krijgt voordat ze weer worden vrijgelaten. Het beroemdste festijn vindt in A Estrada, bij bedevaartsoord Santiago de Compostela plaats.

Natuur is ook het water, moeilijker te bedwingen dan de wilde paarden, zo blijkt elk jaar weer tijdens de afdaling van de Sella, een rivier die in Asturië met enorme kracht afdaalt uit de mooiste, meest wilde bergketen van het land, de betoverende Picos de Europa. Tientallen mannen en vrouwen in kano proberen de eerste zaterdag van augustus in een spectaculaire dans van kano’s en kayakken over schuimend water als eerste de doodvermoeiende tocht van bijna 20 kilometer tussen Arriondas en Ribadesella aan de noordkust af te leggen.

Tijd om, na deze feestelijke tocht van zo’n 3.800 kilometer door het onmetelijke land, af te sluiten met een stadsfeest, de Semana Grande van San Sebastián. Het dagelijkse plezier van het eten van de pinxos aan de bar met een zurito (biertje) of txakoli (glaasje witte wijn) wordt vermenigvuldigd door het vuurwerk en de optochten van reuzen, en vooral veel muziek, een feest dat veel lijkt op een willekeurig feest dat overal in Spanje wordt gevierd.

 

Spanje houdt van muziek, in geen dorps- of stadsfeest mag een populaire band ontbreken. Het land heeft ook zijn eigen festivals. Niet zo groot en massaal als Pinkpop en Lowlands, maar meer gespecialiseerd in bepaalde type’s muziek. Aan de Costa Brava vinden intieme, mooie zangfestivals als die van Peralada en Cap Roig plaats, maar voor de ‘moderne’ muziekliefhebber is er ook veel te kiezen. Een korte selectie van enkele van de beroemdste festivals van het land.

26-28 mei (net dit weekeinde geweest, dus): Primavera Sound, Barcelona met o.a. PJ Harvey, Pulp, John Cale

Hét feest voor de onafhankelijk indy-muziek. De organisatie heeft dit jaar echter een probleem: de slotavond valt samen met de Champions League-finale tussen FC Barcelona en Manchester United en veel bands willen tijdens die wedstrijd niet spelen.

16-18 juni: Sónar, Barcelona en La Coruña, met o.a. Underworld, The Human League, Die Antwoord

De absolute pionier in de modernste varianten van de techno- en andere electronische muziek, met veel evenementen rond de concerten, waar trouwens vertrouwde housebands als Underworld niet ontbreken.
14-17 juli, FIB, Benicàssim, met o.a. Portishead, Arctic Monkey’s, Primal Scream

Het festival dat het dichtst in de buurt van Pinkpop of Lowlands komt, met tienduizenden bezoekers die dagenlang op campings rond dit plaatsje aan de kust halverwege tussen Barcelona en Valencia verblijven.
12-23 juli, Low Cost, Benidorm, met o.a. Love of Lesbian, Klaxons, dei Suoni

Benidorm zei z’n oude, meer traditionele festival met een hoog Julio Iglesias-gehalte vaarwel om twaalf dagen lang in hartje zomer jeugdiger en modernere bezoekers naar het massatoerisme-oord aan de Costa Blanca te trekken.
23 juli, Monegros Desert Festival, Fraga, met David Guetta, Busta Rhyms, Tote King.

Een belevenis op zich, een bezoek aan de grootste woestijn van Spanje, tussen Lleida en Zaragoza, waar bij het vallen van de avond hét techno- en DJ-evenement van het land begint, dat tot ver in de volgende ochtend doorgaat, aan één stuk door.

De Spaanse lente is uit Egypte overgewaaid

Het is nog niet zo massaal als in de Arabische wereld, maar met de dag lopen centrale pleinen in Spaanse steden voller met vooral jonge demonstranten die er dagelijks én ‘s nachts protesteren tegen het huidige politieke systeem, de torenhoge werkloosheid, de miljarden aan bezuinigingen. Zondag zijn er verkiezingen.

Alsof de vonk de Middellandse Zee is overgeslagen, vanuit Tunesië, Egypte en Libië naar een democratisch, Europees land. Het doel is niet hetzelfde, Spanje is geen dictatuur meer sinds generaal Franco in 1975 overleed en de machthebbers kunnen sindsdien via een stembiljet worden benoemd en weggestuurd. Maar de protesten van vooral jongeren in de Arabische wereld vormen wel een inspiratie voor de steeds wanhopiger Spaanse jeugd, waarvan ruim 40% werkloos is.

Ook het succesvolle, 60 pagina’s korte pamflet van de 93-jarige Fransman Stéphane Hessel, Indignez-vous! (‘Wees verontwaardigd!’, in Nederland in de boekwinkel als Neem het niet!) ligt ten grondslag aan de protesten die zondag bijna spontaan ontstonden en nu onder de naam 15-M een heuse beweging vormen. Hessel roept vooral de jeugd in westerse landen op te ageren tegen het huidige systeem, tegen de banken, tegen de politici die nauwelijks met oplossingen komen.

De Spaanse politieke partijen weten niet goed wat ze met de spontane, via internet gegroeide protestbeweging aanmoeten. Zondag zijn er regionale en lokale verkiezingen, waarbij de socialistische partij van premier Zapatero (PSOE) grote klappen zal krijgen en in bijna alle regio’s en grote steden de macht naar de conservatieve Volkspartij (PP) zal gaan. De demonstranten roepen juist op op geen van de traditionele grote partijen te stemmen, al vinden zij juist weinig gehoor bij de traditionele aanhang van de PP.

Regionale kiesraden hebben de demonstraties verboden, omdat zij de stemmen van komende zondag kunnen beïnvloeden, maar dat verbod heeft juist meer mensen naar de grote pleinen gelokt, zoals het centrale Puerta del Sol in Madrid en de Plaça de Catalunya in Barcelona, Daar zijn inmiddels hele tentenkampen opgezet waar honderden jongeren de nacht doorbrengen. De politie is vooralsnog niet tot ontruimen overgegaan.

“Het is niet tegen het systeem, mensen moeten ook gewoon hun stemrecht uitoefenen, maar wij zijn vooral gewone mensen die de hele politieke en economische situatie in het land zat zijn,” herhalen deze dagen Jon Aguirre en Fabio Gándara, die zondag onder de noemer Democracia Real Ya (Werkelijke democratie, nu!) via internet (met inmiddels 170.000 ‘vrienden’ op Facebook) en zonder de steun van vakbonden en politieke partijen 20.000 mensen in Madrid op de been kregen.

“We móeten wel de straat op, want de politici doen maar wat ze willen, terwijl het volk het steeds moeilijker krijgt. De situatie is voor velen wanhopig”, zegt Davinia, een demonstrante inBarcelona. Spanje heeft inmiddels bijna vijf miljoen werklozen (ruim 21% van de beroepsbevolking), en de jongeren worden het zwaarst geteisterd. Maar ook de 1,4 miljoen gezinnen waarbij geen van de ouders werk heeft. Bij veel daarvan wordt WW-uitkering noch de bijslag van 420 euro per maand nog uitbetaald omdat ze al zo lang zonder werk zitten.

Het antwoord van de regering van Zapatero, die lang ontkende in een diepe economische crisis te verkeren, is een groot pakket aan bezuinigingen geweest om zowel de internationale financiële markt als de Europese bondgenoten gerust te stellen. Maar in Spanje is de verontwaardiging groot omdat de banken extra staatssteun krijgen en beschermd of zelfs beloond worden voor hun twijfelachtige beleid in de laatste jaren. Tijdens de boom van de bouwsector kon bijna iedereen zonder problemen hypotheken tot 120% op veel te dure woningen krijgen, nu worden 200.000 eigenaren met uitzetting bedreigd omdat zij die hyptoheek niet meer kunnen betalen.

Al die wanhoop en verontwaardiging begon deze week op de pleinen in de steden in heel Spanje samen te komen, volgens sommigen nog een vrij late reactie in een land dat het al zo lang meilijk heeft. En sinds gisteren zijn het niet alleen maar jongeren, ook mensen van middelbare leeftijd en gepensioneerden hebben zich bij de demonstranten gevoegd. “Ik ben gekomen omdat de jongeren volledig gelijk hebben. Ik heb er vertrouwen in dat de jeugd eindelijk ontwaakt en de dingen kan veranderen,” zegt de 67-jarige Jacinto, die de schuld geeft aan het ‘kapitalistische systeem’ waarin ‘banken en multinationals hoge winsten opstrijken maar wel werknemers blijven ontslaan’.

Spanje in 13 dagen

Plaça Reial, of Real zoals de meeste mensen het kennen. De groep op de foto is een beetje moe. Ze hebben Spanje in dertien dagen gedaan. Althans, half Spanje, maar dat is een hele tour natuurlijk, letterlijk en figuurlijk. Het is niet mijn manier van reizen, maar ze zijn populair, de trips naar ‘originele’ plaatsen in het land waar je via gewonde reisgidsen van grote touroperators niet zomaar komt. Ik lunchte met reisleider en oud-journalist Danny, in het midden van de foto, de jongste van het stel, zeg maar, die al jarenlang gids is van SRC Cultuurvakanties, meestal in Spanje, maar ook in Marokko, Cuba en Zuid-Amerika. Dit was toevallig één van de meest heftige reizen, maar er zijn ook kortere te vinden. Deze zomer begint Danny een nieuwe trip, alleen door het Baskenland; dat is nog te overzien, is een redelijk klein gebied.

De reis die deze groep net achter de kiezen had – Barcelona was de eindbestemming, vóór de vlucht terug naar Nederland – heet ‘Schatten van Spanje’ en ziet er op de website van SRC zo uit:

dag 1: Vlucht Amsterdam – Madrid
dag 2: Kennismaking met koninklijk Madrid
dag 3: Bezoek aan Extremadura
dag 4: Natuurpark van Monfraguë en de adellijke stad Cáceres
dag 5: Klooster van Yuste en via Zilverroute naar Salamanca
dag 6: Universiteitsstad Salamanca
dag 7: Kennismaking met León
dag 8: Het prinsendom Asturië
dag 9: Guggenheimmuseum in Bilbao
dag 10: Bezoek aan de Baskische steden Donostia en Iruña
dag 11: De basiliek van Zaragoza
dag 12: Bruisend Barcelona
dag 13: Terugvlucht naar Nederland

Lezers die Spanje kennen weten wat voor een afstanden dit zijn, dus ik vrees dat er nogal wat uurtjes in de bus aan vastzitten. Maar ik applaudiseer elke vorm van reis door Spanje die afwijkt van de gebaande paden, mensen meeneemt naar plaatsen waar zelfs ik nog nooit ben geweest. En, om een beetje reclame te maken: Danny Valen, die ook zijn eigen weblog Spaans Bloed bijhoudt, is volgens mij ook nog een goede reisleider.

De Spaanse sporen in Buenos Aires

Niet alleen de taal is dezelfde – met lichte variaties die grappig én verwarrend zijn, daarover zo meer -, maar Buenos Aires zit natuurlijk ook vol met sporen uit Spanje, en niet eens van de eerste ‘ontdekkers’, eeuwen geleden, maar van de talloze Spanjaarden die er heen zijn getrokken sindsdien. Het is trouwens sowieso een land van Europese emigranten; naast de Spaanse en Baskische achternamen (Zorreguieta), zijn er ook heel veel Italiaanse (Ferrari) en Duitse (Schroeder) namen te vinden.

Buenos Aires wilde zelf vooral Frans zijn, en de stad doet me vaak toch aan Parijs denken. De Avenida de Mayo, in 1894 aangelegd tussen het Casa Rosada van, nu, presidente Kirchner en het Congreso van het parlement, werd omgeven door in verschillende Franse stijlen (belle époque, art nouveau) gebouwde huizen en paleizen, maar het waren de Spanjaarden die de boulevard de afgelopen eeuw in bezit namen. Talloze restaurants waren en zijn van Spanjaarden en ik belandde er deze week in één, La Clac, dat die Spaanse kleuren overal op de muur had, al blijken de uitbaters van het volgepropte theater-restaurant twee Argentijnse acteurs te zijn.

En over dat verschil in taal: iedereen die Argentijnen kent of hier wel eens is geweest weet dat hij één doodgewoon Spaans woord nooit moet gebruiken: als je in Spanje de bus neemt, of een taxi, of een bepaald gerecht, of wat dan ook, dan gebruik je het werkwoord coger. In Argentinië is dat gewoon neuken. Maar je moet er wel aan wennen het te vermijden… Enkele straten verderop is geen calles maar cuadras, een coche is een auto en een caña bier is een chop. Recién, bárbaro en boludo en pelotudo zijn typisch Argentijnse woorden, dan ook nog zo mooi zangerig uitgesproken, maar mijn favoriet is quilombo, hun woord voor chaos, en dat is het altijd, volgens de Argentijnen zelf.

Vliegveldstaking gaat niet door

Korte update: de twee posts hieronder aangekondigde staking van personeel op de vliegvelden in Spanje gaat de komende maanden vrijwel zeker niet door. Beide partijen hebben een akkoord bereikt. Gewoon vliegen wanneer je wilt dus, tenzij je toch maar het zekere voor het onzekere wil nemen.

Vijf maanden stakingen op vliegvelden

Misschien wordt er vóór die tijd een akkoord bereikt tussen de strijdende partijen, maar om het zekere voor het onzekere te nemen bij het boeken van vluchten van en naar Spanje, dit voorjaar en komende zomer, is het handig bovenstaande kalender in acht te nemen. Op de rood gemarkeerde dagen wil het personeel van AENA in staking gaan. AENA is een overheidbedrijf dat deels geprivatiseerd gaat worden en absoluut alle commerciële vliegvelden in Spanje beheert. De stakingsdagen zijn niet willekeurig gekozen, maar vallen meestal samen met feestdagen en het begin en einde van vakanties, dus rond Pasen, op 1 mei en vooral vijf achtereenvolgende dagen rond het begin van de vakanties in juli en bij de wisseling van juli naar augustus. Nog ver weg, dat laatste, maar als je toch rond die tijd moet vliegen, kun je het beter ene paar dagen eerder of later doen.

Hoe hard mag ik nou rijden?

Toen de snelweg van Barcelona naar Sitges werd geopend, ergens rond 1993, mocht je er 120 kilometer per uur rijden, maximaal. Maar er bestonden toen geen radars, dus reed je vooral in de stille avonduren met iets van 140 km/u naar huis. En dan ben je er zo. Jaren terug kwamen de wat ze hier ‘ecosocialisten’ noemen in de tripartito-regering, ofwel de ‘groenen’ van IC-V, en die kregen zowel het Catalaanse ministerie van Binnenlandse Zaken als dat van Milieu onder hun hoede. Onder BiZa valt ook Trànsit, het verkeer, en in een goed samenspel besloten beide departementen om de maximum snelheid op alle wegen in een kring van 20 km rond Barcelona tot 80 km/u terug te brengen: beter voor het milieu en beter voor de veiligheid.

Daar waren we al lang aan gewend, aan die 80 km/u (met onderweg drie vaste radars), al merkte ik wel dat ik er duidelijk langer over deed om thuis te komen; maar wat konden die paar minuten mij nou schelen. De vorig jaar gekozen nieuwe Catalaanse regering van de gematigd-nationalistische CiU had als één van zijn populaire programmapunten het opheffen van die 80 km/u-norm, en besloot dat zo snel mogelijk toe te passen en op de meeste plaatsen die 120 km/u opnieuw toe te staan, omdat die 80 km/u nou echt niet veel beter voor het milieu zou zijn en het sterk verminderde aantal verkeersslachtoffers echt niet van die lagere snelheden kwamen. (Opvallend trouwens: ook van het kabinet-Rutte was de eerste actie het oprekken van die maximum snelheid, naar 130 km/u op bepaalde plaatsen in Nederland; een erg ‘rechtse’ maatregel dus, de auto’s harder laten rijden.)

Dus reden we al een paar weken 120 km/u toen de centrale Spaanse regering in Madrid met een nieuwe tijdelijke maatregel kwam om te besparen op het oliegebruik in het land, want door de onrust in de Arabische wereld is dat zwarte goud hartstikke duur geworden. En een té hoge olierekening zou het trage herstel van de brakke Spaanse economie direct weer ongedaan maken. Dus mag er op alle snel- en autowegen in Spanje sinds gisteren niet meer harder dan 110 km/u worden gereden. Zo’n 6.000 verkeersborden zijn aangepast, maar de 250.000 euro die dat heeft gekost zijn een schijntje bij de 1,4 miljard die de regering denkt dat er aan benzineverbruik (de Euro-98 kost 1,45, de diesel rond de 1,32) wordt bespaard tot 30 juni, wanneer besloten wordt of de maatregel wordt verlengd.