Categorie archief: voetbal en sport

Begraafplaats in het Camp Nou

Trouwen kun je al in het Camp Nou, maar binnenkort kun je er ook je eeuwige rust vinden. Zelf ben ik al een tijd geleden gestopt met het regelmatig bezoeken van wedstrijden, ook al speelt Barça wonderschoon; als je voor je werk honderden, misschien wel duizenden wedstrijden hebt bezocht en verslagen, is het op een gegeven moment wel genoeg. Er zijn ook andere geneugten in het leven. Maar er zijn mensen die er nooit genoeg van kunnen krijgen, op vakantie allerlei stadions bezoeken, en er voor altijd begraven willen worden. Bij Betis Sevilla kwam een supporter maandenlang met de as van zijn overleden vader, óók Betis-fanaat, tot de club hem maar aanbod de urn ergens in het stadion onder te brengen.

Dat gaat Barça ook doen. De club, die net als alle anderen geld nodig heeft, vangt sowieso 6 miljoen euro van het bureau GM Sports voor het bouwen en beheren van een soort ‘memorial’, een ruimte in het Camp Nou waar urnen met as van overledenen kunnen worden bijgezet. Ook een deel van de opbrengsten zal naar de club gaan. Niet iedereen zal er trouwens een definitieve rustplaats kunnen bemachtigen: alleen oud-spelers en socio’s krijgen dat recht.

P.S. Vanavond hoopt het Camp Nou live de sportieve ‘begrafenis’ van José Mourinho mee te maken, maar dat is dus heel wat anders.

P.S.2 De foto hierboven is van een campagne in de metro tegen bedrijfsongevallen; een hele wand met zeer realistische foto’s.

De hysterie rond Cruijff: wat Ajax van Barça kan leren

Ons Cruijff-verhaal voor het Oudjaars-AD vandaag, ter afsluiting van een hysterisch jaar bij Ajax. Doe het zoals hier in Barcelona, zou ik zeggen, een beetje lunchen en golfen. (Zie ook: Op bezoek bij Johan Cruijff / Waarom ze bij Barça zo mooi voetballen / Luisteren naar Johan Cruijff)

,,Laat Johan Cruijff zijn gang gaan, zoals hij ook Barcelona naar zijn hand heeft gezet.’’ Het is een veelgehoorde beredenering in de revolutie zoals die al maanden bij Ajax woedt. Maar hoe groot was de invloed van Cruijff werkelijk op het Barcelona van deze tijd? En; wat zijn de parallellen met het Ajax van nu? 

TEKST:  SJOERD MOSSOU EN EDWIN WINKELS

Het was de zomer van 2003, en de triomf van de Blauwe Olifant was compleet. Jarenlang had de beweging, met de welkome morele en publicitaire steun van Johan Cruijff, oppositie gevoerd tegen de man die al sinds 1978 voorzitter van FC Barcelona was geweest, Josep Lluís Núñez, en diens rechterhand en opvolger Joan Gaspart. 
Beiden beleefden, opvallend genoeg, hun einde met Louis van Gaal als hun trainer. Maanden na het ontslag van Van Gaal en het opstappen van Gaspart, won Joan Laporta, de aanvoerder van die Blauwe Olifant, de verkiezingen om presidente te worden. 
Kort na de verkiezingswinst kwam de ‘top’ van die vroegere samenzwering bij elkaar, in de tuin van het huis van Cruijff in Bonanova, een sjieke wijk in het ‘hoge’ deel  van de stad. Nu waren zij de baas, de dertigers en veertigers. Laporta, advocaat en vriend van Cruijff, als voorzitter. Sandro Rosell, oud-Nike-vertegenwoordiger, als vice-voorzitter belast met sportieve zaken. En nog enkele anderen, onder wie Txiki Begiristain, oud-speler van het dream team van Cruijff, nu technisch directeur op voorspraak van de Amsterdammer, die in de Bask altijd de meest intelligente speler van zijn dream team zag. 
In de schaduw van de bomen in de tuin bood Laporta zijn Nederlandse makker en idool een functie binnen de club aan. Wat hij maar wilde, hij kon het worden. En Johan zei ‘nee’, ook al omdat vrouw Danny meeluisterde. Terug in de hectiek van het voetbal, met sinds 1991een bypass in het hart, dat was in huize Cruijff verboden, uitgesloten. Laporta zou het nog vele malen proberen, tevergeefs. 
,,Laporta wilde hem hoe dan ook bij de club betrekken, maar keer op keer weigerde Johan dat. En dat was misschien maar beter ook. Op deze manier is Johan op zijn best, een bijeenkomst in de tuin, op de golfbaan, tijdens een diner. Dan luister je naar hem, en volg je zijn adviezen op of niet, dat is bij ons altijd heel vrijblijvend geweest. Je moet Johan nóóit, maar dan ook nóóit in een officiële functie benoemen,” zeggen twee bestuursleden uit het Laporta-tijdperk en leden van die vroegere Blauwe Olifant, die om anonimiteit vragen om vrijuit te kunnen praten over de rol van Cruijff bij Barcelona.
Luisteren naar Cruijff. Het is iets waar de Ajax-leiding onder voorzitter Uri Coronel en directeur Rik van den Boog enkele jaren terug doelbewust mee ophielden. Na lang geschipperd te hebben met het orakel uit Barcelona, vonden beide beleidsmakers het wel mooi geweest. Zeker toen een hervormingsplan van Cruijff in 2008 stukliep omdat trainer Marco van Basten zich er slechts gedeeltelijk in kon vinden.
Toen Cruijff al snel daarna afhaakte, knipte de top van Ajax gericht de lijnen door. De Amsterdamse club was beter af zonder Cruijff en zijn politiek, beredeneerden Coronel en Van den Boog. Zijn vrienden, zowel in de media als op de Toekomst, zorgden in hun ogen bovenal voor onrust. Als Cruijff opnieuw geen officiële functie wilde, dan moest het maar eens afgelopen zijn met die eeuwige spagaat waar de club mee worstelde. Het was graag en met volledige overgave, of niet.

In Barcelona ging dat anders. Laporta kreeg Cruijff niet in een officiële functie, maar schonk hem op het einde van zijn bewind uiteindelijk die van erevoorzitter, een positie zonder enige formele inhoud, maar wél met ceremoniële waarde. Eén van de bestuursleden: ,,Ik moest altijd naar de UEFA- en FIFA-vergaderingen. Daar had ik Cruijff graag bij gehad. Hij is natuurlijk een fantastisch clubsymbool, net als Beckenbauer bij Bayern. De voetbalwereld ligt nog altijd aan zijn voeten, iedereen op die bijeenkomsten vroeg me altijd naar hem.”

Het insigne van erevoorzitter leverde Cruijff direct in toen de al vroeg uit het Laporta-bestuur vertrokken Rosell anderhalf jaar geleden de nieuwe voorzitter werd. Nooit was de verhouding vloeiend tussen Cruijff en Rosell sinds die eerste beruchte vergadering in de tuin. Ze waren over mogelijke aankopen aan het praten, toen Rosell zich voortdurend met zijn mobiele telefoon afzonderde. ,,Kom je hier nou om mee te praten en te luisteren of niet?” snauwde Cruijff hem toe, met alle anderen erbij. Het kwam nooit meer goed. 

Zoals ook Uri Coronel, Rik van den Boog en Steven ten Have al snel het vertrouwen van Cruijff verloren – en nooit meer zouden herwinnen. Wie in de beleving van Cruijff niet openstaat voor zijn adviezen, wordt al snel een vijand.
Op dezelfde bijeenkomst in Bonanova kwam Cruijff met het eerste advies voor een aankoop: Barça moest van stadgenoot Espanyol Roger García terughalen, één van zijn lievelingsspelers. ,,Maar die goal heeft hij er niet bij ons ingeschoten,” zeggen de oud-bestuursleden lachend. Niemand wilde Roger, die was al in de nadagen van zijn carrière, zoals hij vervolgens bij Villareal bewees. Twee jaar later lukte het Cruijff wel om de speler bij Ajax te stallen, maar ook zijn verblijf daar was geen succes. 
Niet dat Begiristain, trainer Rijkaard, Laporta en de overige bestuursleden nooit naar Cruijff luisterden. Integendeel. ,,Hier hebben we hem nooit de Verlosser genoemd, zoals jullie in Nederland, maar voor ons allemaal is Cruijff altijd God geweest, en zijn woord is heilig. Kritiek hebben we ook nooit op zijn ideeën en voorstellen gehad, maar we hebben er lang niet altijd iets mee gedaan. Dat was ook geen enkel probleem, Johan werd echt niet boos als je zijn raad niet opvolgde. Hij deed suggesties, en wij mochten er mee doen wat we wilden.” 
Bij Ajax werkte dat in die tijd, zeg maar tussen 2003 en 2008, ook min of meer zo. Voorzitter John Jaakke en later directeur Maarten Fontein gingen eens in de zoveel tijd bij Cruijff langs in Barcelona, voor een barbecue of een partijtje golf. Ze luisterden naar hem toen Cruijff adviseerde om Henk ten Cate aan te stellen als coach, de Amsterdammer die succesvol had samengewerkt met Frank Rijkaard bij Barcelona. Omdat de chemie tussen Rijkaard en Ten Cate in Camp Nou was uitgewerkt, loste Cruijff daarmee ook direct een probleem op voor Barça. Tot glorie leidde het advies bij Ajax echter niet.

Cruijff hield zich destijds betrekkelijk koest in zijn columns in De Telegraaf, ondanks de vaak magere prestaties – en hield zich slechts op grote afstand bezig met Ajax. Slechts heel af en toe was hij present in Amsterdam.  
Met Barcelona en voorzitter Laporta was de band inniger. Sommige adviezen werden heel terloops uitgesproken, zoals die keer op een golfbaan. Eén van de bestuursleden herinnert zich een hole waar Cruijff met Laporta een balletje sloeg en over nieuwe spelers sprak. ,,Die Yaya Touré is wel wat,” opperde Cruijff. Niemand had ooit van de speler gehoord, een Afrikaanse voetballer die elk jaar ergens anders speelde, van Beveren via Metalurg Donetsk naar Olympiakos en Monaco. En enkele maanden later werd de speler gecontracteerd; drie seizoenen lang functioneerde hij perfect bij Barça. 
De benoemingen van de laatste twee, zeer succesvolle trainers van de club, Frank Rijkaard en Pep Guardiola, verliepen ook op die semi-toevallige manier. Toen Laporta aan de macht kwam –of nog eerder, toen hij kandidaat was-, vroeg hij natuurlijk aan Cruijff wie als trainer aan te trekken. De ‘doelpuntenprofeet’, zoals zijn bijnaam in Barcelona luidt, kwam met Hiddink en Ronald Koeman, maar geen van hen wilde of kon voor 1 miljoen euro per jaar naar het Camp Nou komen. ,,En die Rijkaard?” vroeg Laporta toen aan Cruijff, zich een ontmoeting met de oud-speler herinnerend. ,,Ja, geen slechte vent,” zei Cruijff. Ofwel: akkoord. 

Jaren later, na twee kampioenschappen en een Champions League, spraken een deel van het bestuur én Cruijff over het ontslag van Rijkaard, toen het al maanden minder ging. Eén van de aanwezigen bij de vergadering: ,,Laporta vroeg Johan of hij tijdelijk trainer zou willen worden, tot het einde van het seizoen. Maar dat was uitgesloten, in de eerste plaats omdat Danny dat niet wilde. Een fantastische vrouw, die als een hen over haar man waakt. Johan heeft vanwege haar veel dingen niet gedaan.” 

Maar Cruijff zelf kwam wel met een alternatief. Een bestuurslid: ,,We spraken over een andere optie, enkelen wilden Mourinho, die toen bij Chelsea trainde. Johan vond dat dat absoluut niet kon. ‘Waarom iemand van buiten zoeken, als je de trainer van de toekomst al in je eigen club hebt?’ zei hij. Toen kwam hij met Guardiola, trainer van Barça B. Veel van ons zagen dat niet zitten, iemand zonder ervaring. Wij wilden Pep ook niet, te jong, te onervaren, dachten we. Maar Laporta vond het wel een goed idee.”
Teruggekoppeld op Ajax is het een interessante gedachte: was er ooit zoiets als een fluwelen revolutie geweest als Coronel en Van den Boog de lijnen met Cruijff open hadden gehouden? Als ze zo eens in de zoveel tijd een advies van de legendarische Ajacied hadden opgevolgd, bijvoorbeeld door eerder een Cruijff-pupil aan te stellen in de top van de jeugdopleiding. Ze hadden daarmee wellicht concessies gedaan aan hun eigen opvattingen, maar tegelijk had het veel ellende kunnen schelen. 

Met de jeugdopleiding van Barça heeft Cruijff zich sinds zijn ontlsag als trainer, in 1996, nauwelijks meer bemoeid. Hij zag en ziet vooral dat het goed was, met vrijwel altijd ex-discipelen van hem aan het roer, zoals nu Amor. Het is niet zo dat Cruijff een heel legertje van vertrouwelingen heeft in de opleiding van Barça, zoals nu bij Ajax. Ook schreef hij geen technische rapporten voor de Catalaanse jeugdopleiding, of geeft hij specifieke adviezen. Hij ziet het van afstand aan. Zijn invloed bestaat er vooral in overdrachtelijke zin.

 

,,De basis hebben we begin jaren negentig gelegd, door alle jeugdelftallen op dezelfde manier als het eerste team te laten spelen. En al lieten trainers als Bobby Robson en Louis van Gaal hun elftal anders voetballen, die filosofie in het jeugdvoetbal veranderde niet,” zegt Cruijff zelf.

Toen Cruijff in 1988 als trainer bij Barcelona arriveerde had hij één seizoen nodig om het jeugdvoetbal volledig te hervormen, nadat in dat eerste jaar het B-elftal van Barça uit de tweede divisie was gedegradeerd. Cruijff zette twee van zijn vroegere ploeggenoten uit de jaren zeventig, Quique Costas en Toño de la Cruz, aan het hoofd van dat B-elftal en de A1-junioren. Bovendien eiste hij bij het bestuur een hoger salaris voor de jeugdtrainers, die hij dus allemaal opdroeg precies hetzelfde systeem te hanteren, het 3-4-3, als hij bij het eerste elftal deed, met de ‘nieuwe’ positie die hij als ‘de 4’ omschreef, de spelmaker vlak voor de driemans-verdediging, een plek waarop Milla, Amor en Guardiola zijn eerste lievelingen waren.

Tandenknarsend ging voorzitter Núñez akkoord met de meeste eisen, omdat Cruijff hem eraan herinnerde dat in zijn contact zijn functie als trainer-manager stond omschreven. Cruijff kreeg het zelfs voor elkaar een geheel nieuwe, derde juniorenploeg te creëren opdat zijn zoon Jordi wedstrijden kon spelen. Jordi mocht als buitenlander niet in de A1 en A2 meespelen omdat die in een landelijke divisie uitkwamen. In de regionale divisie kon hij met die A3 wél meedoen. Ook liet Johan twee extra F- en E-pupillenteams inschrijven om het basisvoetbal te verbreden.

In dat jeugdvoetbal waren ze dolblij met Cruijff als hoofdtrainer. Oriol Tort, die al sinds 1978 de hoofdverantwoordelijke was van de Masía, het jeugdinternaat én –voetbal, was in 1990 vol lof over de Amsterdammer: ,,Cruijff is enorm moedig, laat eindelijk jonge spelers uit de eigen jeugd debuteren, dat was vroeger onmogelijk. Toen debuteerden talenten als Calderé en Rojo pas op hun 25ste, als ze volgens de trainers sterk genoeg waren.” In zijn eerste drie seizoenen liet Cruijff 13 jongens uit het B-team meespelen, al braken ze niet allemaal door.

Cruijff zag het, net als Tort, zitten in technische voetballertjes, al waren ze nog niet groot en sterk. De toen broodmagere Guardiola was daar een voorbeeld van en de huidige Barça-coach geeft nu nog altijd Cruijff de credits voor de basis van het huidige droomvoetbal, het systeem en de successen. Want geen trainer was ooit zo betrokken bij de Masía. ,,Cruijff is heel vaak ‘s middags aanwezig bij de trainingen van de jeugdploegen, waar hij de coaches instructies geeft welke methodes ze moeten toepassen. Dat is een enorme stimulans. De vorige coaches zagen we nooit,” aldus Tort toen.

,,Iedereen luistert naar Cruijff, en doet er mee wat hij zelf wil,” herhaalt één van de oud-bestuursleden. Ook Guardiola belt af en toe met zijn vroegere trainer. ,,Of ze gaan golfen, maar dan hebben ze het alleen maar over voetbal in het algemeen, niet over opstellingen of tactieken.” 
Guardiola heeft de vroegere systemen van Cruijff geperfectioneerd, het team nóg gedurfder en aanvallender gemaakt. En net als Rijkaard bij Barça en Ten Cate bij Ajax of Van Basten bij Oranje heeft hij de analyses van Cruijff in de maandagse kranten in zijn voordeel. In zijn columns valt Cruijff zijn vroegere pupillen en vrienden nooit af, maar des te kritischer is hij voor zijn tegenstanders zijn, zoals de RvC van Ajax, Louis van Gaal, trainer Mourinho van Real Madrid of het huidige bestuur van Barça, nu niet Laporta maar Rosell er de baas is.

Niemand in Barcelona die daar echter hysterisch om doet. Ook dat is een wezenlijk verschil met Nederland, waar de macht van Cruijff, gepusht door zijn volgelingen in de media, veelal tot een wonderlijk soort stressreactie leidt. In Catalonië is dat amper het geval. ,,Zijn mening is lang niet voor iedereen heilig, daarvoor zijn de meningen rond Cruijff altijd te verdeeld geweest. Sinds zijn conflicten met Núñez slikt een deel van de aanhang hem nog altijd niet,” aldus een oud-bestuurslid. 
Het is om die reden, aldus die vroegere vicevoorzitters, dat Cruijff op de achtergrond het best op zijn plaats is. ,,Je moet geen etiket op hem plakken. Cruijff is Cruijff, en daar is alles mee gezegd. Een genie, waarvan je niet alle genialiteiten even serieus moet nemen.”

 

 

 

 

Op bezoek bij Johan Cruijff

Ik was er een uur eerder dan de Ajax-delegatie, maar dat moet ook als je foto’s wilt maken van de aankomst van half Amsterdam bij het kantoor van de Foundation van Johan Cruijff. Een verhaal en foto’s waarmee het AD vandaag trouwens concurrent De Telegraaf een enorme journalistieke draai om de oren geeft, en bewijst dat de woorden van Cruijff echt geen monopolie van een paar van zijn meest intieme journalistieke vrienden hoeven te zijn – onafhankelijkheid blijft van grote waarde, vind ik, en hoeft écht niet alle deuren te sluiten. Afijn, de Ajax-commissarissen en prominente leden lieten nogal op zich wachten, dus kwam de maestro, die zich binnen ook maar zat te vervelen, buiten even een praatje houden. Wanneer ze geland waren, vroeg hij. Om 9.15, had ik op internet gezien, met Vueling. Het was inmiddels 10.45… Johan had een telefoonnummer, op zo’n post-it blaadje, van één van hen. Maar geen telefoon; aan een mobieltje heeft hij nooit gedaan. Dus kreeg God natuurlijk mijn iPhone. Net toen draaide de Ajax-delegatie in twee taxi’s de hoek om, in Bonanova. Handen werden geschud en een vijf uur durend gesprek kon beginnen. Mooi moment, dacht ik, om de lange parabool te publiceren die ik enkele jaren terug voor Hard Gras schreef, toen de eerste flirt tussen Ajax en Cruijff mislukte door een botsing van de laatste met trainer Marco van Basten. “Cruijff blijft liever op zijn berg in Barcelona,” schreven de kranten toen. En uit die acht woorden kwam de volgende parabool, waarbij de betekenis van Moisés Botigues in het woordenboek kan worden opgezocht.

 

Waar die andere God woont

Door Edwin Winkels

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel neemt de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en stapt daarna op de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum van de stad naar de sjiekste wijk. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van La Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

Moisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar de gedachtenkronkels en managerscapaciteiten van De Verlosser gevraagd, omdat die zich bij verrassing aan het land had openbaard. Maar  na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen had hij zich zich snel weer teruggetrokken op zijn berg inBarcelona. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt, zijn geest beneveld door de mist die over de donkere wateren hing en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend.

De Verlosser? Moisés was naar het stadion in Barcelona gegaan, op zoek naar de sporen van de man die met de bal aan zijn voet Catalonië in zijn eentje van het Franco-bewind zou hebben verlost, ergens in 1974, toen de dictator al ziek begon te worden terwijl de Catalanen feestvierden in hun eigen taal vanwege het eerste kampioenschap van de voetballers in veertien jaar.

El Salvador? Nee, niemand kende hem, leek het. In de gangen van de voetbalkolos kwam Moisés oude bekende A. tegen, beschouwd als één van de vele discipelen van de meester, een groep apostelen die zijn evangelie inmiddels in vele uithoeken van de wereld verkondigt. San Marco is de voornaamste van een lange rij, het strengst ook in de leer.

Na het op gebruikelijke aanvankelijke onbegrip over die onbekende Verlosser te zijn gestoten, legde Moisés A. uit wie hij nou precies bedoelde.

“Oh,” zei A., “je bedoelt God.”

“God?”

“Ja, God. Als Verlosser kennen we hem niet. Voor ons was hij Dios, want hij wist alles, had altijd gelijk en stond boven het goede en het kwade. Hij was God.”

“En nu? Waar huist hij?”

“Af en toe spreken we hem nog. Ontvangt hij ons zelfs op de berg. Of daalt hij af. Maar dat gebeurt steeds minder.”

Meestal laat hij opschrijven wat hij van alles vindt. Hij draagt zijn clubs nog altijd in het hart, al zijn de spelers én trainer én bestuurders vaak niet zo blij met wat hij van alles vindt. Almachtig en alwetend is hij. Hij is zelfs in staat vanaf een strand inMauritiusde vinger op de zere plek te leggen.

Lees verder

TV-manipulatie van de overtreding Pepe-Alves?

Dan toch maar geplaatst, want de bewijzen cq twijfels stapelen zich op. Een voorbeeld van hoe ver de gekte rond Real-Barça hier in Spanje zelfs de journalistiek volledig in de war maakt. De ultraconservatieve zender Intereconomia, met het goedbekeken pro-Madrid voetbalprogramma Punto Pelota, zou de slowmotion-beelden van de overtreding van Pepe op Alves hebben gemanipuleerd, door in één videoframe het been van Pepe ‘in te korten’ en hem zo vrij te pleiten van die rode kaart, beelden die Real Madrid bovendien naar de UEFA heeft gestuurd. Kan dat, zo spelen met videobeelden? Geen idee. Maar het debat is er, op straat, op TV en op internet. Oordeel zelf. of verbaas je gewoon een beetje, over die hysterie. (Boven een still, hieronder bewegend ‘bewijs’.)

Mourinho en Madrid begrijpen het niet

Eensluidende vette koppen vandaag in de twee sportkranten van Madrid, AS en Marca. ¿Por qué? Waarom? Het was de repeterende vraag van José Mourinho gisteravond na de 2-0 nederlaag in eigen huis tegen FC Barcelona, waardoor de finale van de Champions League ineens heel ver weg is voor Real. Mourinho kwam met tal van insinuaties, dat Barça bij de UEFA een streepje voor heeft omdat het Unicef op het shirt heeft staan, dat álle scheidsrechters een speler van Mourinho rood geven als hij tegen Barcelona speelt, dat het beschamend is dat Guardiola op deze manier een Champions League wint, en een lang etcetera van een zeer slechte verliezer.

Waarom verloor Real Madrid? We geven, vanuit Barcelona, graag antwoord: omdat Mourinho zonder één van zijn drie dure centurmspitsen (Benzema, Higuaín en Adebayor) begon, drie nummers 9 die overal ter wereld in de basis zouden staan. Omdat Pepe al wedstrijdenlang een rode kaart verdiende en belachelijk hard met gstrekt been doorging op Alvés en omdat Marcelo opzettelijk de noppen in het been van de gevallen Pedro zette en daar niet rood voor kreeg. Omdat Mourinho zijn spelers zo opfokt dat ze zichzelf niet meer zijn. Omdat Real Madrid in de drie laatste wedstrijden een gierig, defensief, hard voetbal speelde dat onwaardig is voor een club met zo’n palmarès. Omdat die ‘koninklijke’ in eigen stadion genoegen nam met slechts 30% balbezit. Omdat Mourinho schijt heeft aan miljoenen kijkers in de hele wereld en resultaat ten koste van alles wil bereiken. Omdat Mourinho in persconferenties voor- en na de wedstrijden alleen maar over scheidsrechters, volle programma’s en tegenstanders klaagt. Omdat de Portugees de toch al grote rivaliteit tussen Real en Barça tot ongezonde hoogte opschroefde. Omdat hij gisteren na afloop niet over dat vreselijke voetbal van zijn eigen ploeg wilde praten. Omdat hijzelf, tegen de regels van de UEFA in, gisteren voorkwam dat het lange gras besproeid zou worden om zo te voorkomen dat de bal bij Barcelona snel zou rollen. Omdat, omdat, omdat…

Bijna kreeg Mourinho met zijn zielige show Barcelona van zijn stuk. Tegen dit Madrid konden de Catalanen, na de fabuleuze 5-0 in de competitie, niet meer schitteren. De tegenstander had zich in loopgraven verstopt en schoot daaruit met scherp, maar niet op doel. Maar gelukkig was daar eerst Afellay, in de Spaanse pers vandaag volop geprezen, en vooral Messi. Altijd weer Messi. Liever Messi dan Mourinho. Duizende keer.

Strandloop

Ik heb het misschien wel vaker gezegd, maar één van de dingen die Barcelona van de meeste wereldsteden onderscheidt is dat je er zo vanuit het oude centrum naar het strand toe loopt. Rio de Janeiro, Sydney… er zijn weinig grote metropolen met een heus strand aan een ook nog blauwe zee. Een strand om te flaneren, om op een terrasje te eten maar ook om hard te lopen, wat hier steeds massaler gebeurt. Je hoeft maar even ergens tussen de Barceloneta en Diagonal Mar te gaan staan en de joggers snellen je voorbij, veel van hen op het oog ook toeristen die niet alleen door de stad willen slenteren.

Zelf loop ik al jaren niet meer hard, de foto is uit vervlogen, slanke tijden waarin ik ooit het snelst van mijn leven liep. Zal de 25 rondjes op een atletiekbaan in Straatsburg in 1987, met de helaas veel te vroeg overleden Volkskrant-collega Hans van Wissen in het kielzog, nooit meer vergeten. We liepen elke kilometer exact in 4.15, een voor ons bierdrinkers wonderbaarlijke tijd, met de regelmaat van een klok, tien kilometer lang, en een kleine eindsprint als toetje.

Maar dit klimaat hier (vandaag weer bijna 20º), die stralende zon en zee aan één kant van je gezicht nodigen volgens mij méér uit tot dit soort lichamelijke oefening dan een snijdende kou door je toch al door inspanning geteisterde longen. (Ik heb het natuurlijk even niet over een te hete zomer…) Laatst was de marathon van Barcelona, nu populairder dan ooit, sinds hij langs vele monumenten door het centrum voert: 15.000 deelnemers met vaak persoonlijke records. Een tip voor de liefhebbers voor volgend jaar, eind maart. Na New York, Londen en Rotterdam begint Barcelona ook onweerstaanbaar te worden om een marathon te lopen. En dan vooral twee weken eerder komen om langs het strand te trainen.

Waarom ze bij Barça zo mooi voeballen…

Ik schreef al eens eerder over het geheim achter de jeugdopleiding van FC Barcelona. Vorige week mochten we er ook, bij uitzondering, met de camera’s van de NOS langs. Hierboven de reportage. Nu blijken sommigen die voortdurende lof over het droomvoetbal van Barça een beetje zat te worden. Voor hen een deel uit de laatste column van Willem van Hanegem in het AD. Ik doe het met deze ene zin: “Ik vind het voetbal van Barcelona het mooiste en beste dat ik ooit van mijn hele leven gezien heb”. De Kromme dixit.

// “De kritiek op Barcelona neemt langzaam toe, ik merk gewoon dat er irritatie ontstaat over die ploeg. Niet over het spel, maar over de bijval die Barça in de hele wereld krijgt. Gek is dat toch. Ik geloof echt dat de woede van Arsène Wenger nadat hij met Arsenal in Camp Nou verloren had, met die irritatie te maken heeft.

De man maakte zich absoluut belachelijk en valt eigenlijk nooit meer serieus te nemen. Daar besteed ik verder geen woorden meer aan omdat Sjoerd Mossou het zaterdag in deze krant goed opschreef, de man is gewoon zuur en jaloers.

Ik vind het voetbal van Barcelona het mooiste en beste dat ik ooit van mijn hele leven gezien heb. De elftallen met Pelé, Cruijff en Maradona speelden echt niet beter of aantrekkelijker, nooit.

Ik kan er geen genoeg van krijgen. Het spel van die jongens beantwoordt in alles aan wat ik verlang van een wedstrijd; positiespel, snelheid, aanvallend, attractief en eigenlijk ook wel heel optimistisch voetbal.

Dat optimisme, daar gaat het om en het is in elke ploeg op welk niveau in te brengen. Daarom heb ik Guardiola hoog zitten, hij is daar als trainer/coach verantwoordelijk voor. Hoe kun je aan zulk voetbal en zo’n club een hekel krijgen? Dat het bijna niet te bestrijden is, moet je maar voor lief nemen.

En ik begrijp het dat een ploeg als Arsenal, normaal gesproken ook een aantrekkelijk spelend elftal, gedesillusioneerd afscheid neemt van de Champions League. Maar als je ze niet aankunt, moet je proberen zoals zij te spelen.”

De Pyreneeën zijn nu al niet wit meer

In november waren ze dolblij in de skigebieden in de Pyreneeën. Vroeger dan ooit vielen er flinke pakken sneeuw en het skiseizoen kon niet vroeg genoeg beginnen. In La Molina, het bij Barcelonezen zo populaire skistation omdat het maar op anderhalf uur rijden ligt, verheugden ze zich mede op een fantastisch wereld-kampioenschap snowboard, in januari. Dat is het nu, januari, en dat WK is bezig, zonder publiek bijna, maar vooral zonder sneeuw. De enige sneeuw die er is ligt op de piste’s en wordt kunstmatig in leven gehouden. ‘Suikersneeuw’ noemde Nicolien Sauerbreij het vandaag, de Nederlandse sportvrouw van het jaar die in het troosteloze La Molina, als Olympisch kampioene, al in de achste finales werd uitgeschakeld.

Het is een warme winter, in Noord-Spanje. Dat plus wat regen hebben de sneeuw doen verdwijnen, de bergen zijn geel, bruin en een beetje groen. Al zeggen ze dat de komende dagen de temperaturen sterk gaan dalen. Maar sneeuw zal er nauwelijks vallen. Geen seizoenstoerisme dat zo sterk aan het klimaat is gebonden. Nog een wonder dat dankzij de techniek zo’n WK nog doorgang kan vinden… Waardoor ik weer heb geleerd wat een double cork in de half pipe is, of zoiets.

Messi, Iniesta en Xavi: de Barça-jeugd

Leo Messi, Xavi Hernández en Andrés Iniesta staan vanavond op een podium in Zürich waar één van hen tot de beste voetballer van de wereld zal worden uitgeroepen. Alle drie kwamen ze op zeer jeugdige leeftijd in het jeugdinternaat van FC Barcelona terecht. Het geheim van de Masia, een reportage vandaag uit het AD. (En voor wie liever beelden ziet dan een aardig verhaal leest: prachtige highlights van de drie uit de laatste Barça-Real, 5-0. Geeft ook een goed beeld hoe die memorabele afdroger verliep:

EDWIN WINKELS

 Ergens op de muur van één van de WC’s van de Masia heeft een voetballertje een leus geschreven. Of was het misschien één van de trainers? ,,Voetbal is niet te koop,” staat er. Zestig jonge sporters tussen de 11 en 17 jaar, waarvan 48 voetballers, kunnen het elke dag lezen. En dan kijken ze het raam uit, naar de hoge muren van het Camp Nou op nog geen 100 meter afstand, en weten ze dat dat waar kan zijn, dat je goed voetbal zelf kunt maken, en niet alleen kopen.

Acht van de elf basisspelers van FC Barcelona die eind november de bijeen gekochte aartsrivaal Real Madrid met 5-0 verpletterden komen uit de eigen jeugd, net als trainers Pep Guardiola en zijn assistent Tito Vilanova; de meesten brachten zelf jaren op de Masia, het jeugdinternaat in een oude Catalaanse boerderij uit 1702 door. Acht waren ook de jongens uit die Barça-school die in Zuid-Afrika wereldkampioen met Spanje werden.

Soms gaan doelman Victor Valdés en Andrés Iniesta, auteur van het winnende WK-doelpunt en vanavond mogelijk gekozen tot beste voetballer ter wereld, op bezoek bij de Masia. Valdés: ,,Zo kunnen die jochies zien dat ze wel degelijk hun droom kunnen verwezenlijken, net zoals wij dat hebben gedaan.” Iniesta: ,,En zo zien ze tegelijk dat wij helemaal niet van een andere planeet komen, maar dat we zijn zoals zij.”

Alle spelers die er jaren doorbrachten zeggen dat je een verblijf op de Masia nooit meer vergeet, zeker niet als dat uiteindelijk leidt tot een debuut in het grote Barça. Iets wat niet eenvoudig is. Volgens statistieken die Barcelona hanteert komt zo’n 10% van de jeugdspelers ooit in het eerste elftal terecht en 30 tot 40% wordt ergens anders profvoetballer. De rest valt af, op de lange zware weg naar een voetbalcarrière.

Alle illustere Masia-bewoners zeggen ze ook dat ze in de beginperiode vreselijk moesten huilen, jongetjes van 12 die het ouderlijk huis, soms ver weg, verlieten. Iniesta kwam uit Fuentealbilla, in het zuiden, Arsenal-ster Cesc Fàbregas van de Costa Brava, Guardiola en Puyol uit dorpjes in de Catalaanse binnenlanden.

Guillermo Amor kwam uit Benidorm: ,,Ik heb de eerste maanden alleen maar gehuild, miste mijn familie, miste mijn stad, mijn vriendjes. Het was zwaar. Ik weet niet of ik het één van mijn kinderen zou aandoen.” En dat zegt de oud-speler die nu de directeur van het jeugdvoetbal van FC Barcelona is.

Maar hij staat volledig achter hoe de club die jongens opleidt, “niet alleen als voetballers, maar vooral ook als mensen.” ’s Morgens gaan ze allemaal naar school, ’s middags is er de training en eventueel bijles. De trainers van de jeugd beschouwen zich niet als zodanig, zien zich meer als onderwijzers en tweede vaders. Ze leren de jongens te leven, te genieten, te spelen. Ze leren hen niet te winnen.

 Amor is uit de tijd dat de Masia ineens enorm tot bloei kwam, kort na de komst van Johan Cruijff als trainer, in 1988. Voorzitter Josep Lluís Núñez had het internaat in 1979 opgericht, na een grondige verbouwing van de oude boerderij die op het grondgebied van Barça stond. De ervaren Oriol Tort, in 1999 op 70-jarige leeftijd overleden, kreeg er de leiding en liet scouts heel Spanje afstruinen op zoek naar talent. Hijzelf ontdekte Guardiola en Xavi.

De ‘opa’, zoals ze hem op de club noemden, was al negen jaar aan het zwoegen, met veel weerstand van de hoofdtrainers van de club, toen Cruijff zijn redding bleek. De Amsterdammer wilde net als bij Ajax de volledige jeugdopleiding op één lijn hebben. ,,We voetbalden hier al zoals ze bij Ajax ook deden, een 4-3-3, maar onder Cruijff kregen de jongens uit de jeugd eindelijk kans heel vroeg in het eerste te debuteren,” vertelde Tort eens. ,,Het was vroeger triest om te zien dat jongens als Calderé en Rojo pas na hun 25ste in het eerste terechtkwamen. Onder Cruijff was dat nooit gebeurd.”

Cruijff was ook de uitvinder van de ‘vier’, de spelverdeler die het brein van zijn dream team werd. Eerst Milla, daarna Amor, en vervolgens Guardiola, nu de voortzetter van het werk van de Nederlandse ‘profeet’. Beide, Cruijff en Guardiola, vinden ook dat spelers niet groot en sterk hoeven te zijn, net als de oude en wijze Laureano Ruiz, na de dood van Tort de absolute peetvader van de jeugdopleiding van Barça.

 Messi, Xavi en Iniesta, vanavond de drie van Zürich, zijn niet langer dan 170 centimeter. Maar ze zijn snel, in spel en in denkwerk, en ongelooflijk technisch. En vooral goede ploegmakkers, altijd denkend aan het collectief. ,,Ze zijn vooral heel erg goede personen, heerlijke jongens. Gunnen elkaar die Gouden Bal. Met de selectie van talenten kijken we ook daar naar, naar het karakter,” aldus Laureano Ruiz.

 De 73-jarige Ruiz zal vandaag in één van de twee chartervliegtuigen richting Zürich reizen. Het Barça-bestuur beschouwt de gezamenlijke kroning van Messi, Xavi en Iniesta als een erkenning voor een model, een manier van werken, een filosofie en wil de trainers uit de jeudgopleiding bij het feest betrekken.

Volgend jaar gaat de boerderij dicht, opent Barça een moderner internaat op zijn trainingscomplex buiten de stad, met plaats voor 80 talenten. Meer dan 500 voetballertjes hebben in die ruim dertig jaar op de Masia gewoond, hebben er geleefd, zijn er opgegroeid. Mensen geworden. Messi uit Rosario (Argentinië), Xavi uit Terrassa, een voorstad van Barcelona, en Iniesta uit Fuentealbilla, bij Albacete, kwamen er op hun twaalfde, dertiende terecht. Voor Xavi is dat al meer dan 17 jaar geleden, een eeuwigheid.

,,Ik weet nog dat ze me, toen ik twaalf was, thuis opbelden en tegen mijn vader zeiden dat we naar de Masia moesten komen, voor een test. Een droom, alleen al die testwedstrijd. Ik kon de hele nacht niet slapen van de zenuwen,” herinnert Xavi zich nu, aan het voorlopige einde van een lange, soms loodzware en kostbare weg.

De moeder van Afellay

(*Er komen de laatste maanden veel zoekopdrachten binnen met de tekst ‘moeder afellay overleden’. Geen idee waar dat gerucht vandaan komt, maar het is onjuist. Moeder Habiba leeft gewoon nog, gelukkig…)

Vaak presenteren voetballers zich bij hun nieuwe club met hun spectaculaire vrouw, zeg maar de Van der Vaarts en Sneijders. Ibrahim Afellay deed het vanochtend in Barcelona heel anders. De verschijning van zijn moeder, mevrouw Mardore Habiba, was opmerkelijk. Nooit eerder hebben we op het gras van het Camp Nou een vrouw met een hoofddoek gezien. De fotografen vonden het prachtig. En in Nederland was Afellay altijd heel afhoudend geweest, wat zijn familie betreft. Ook broer Ali was erbij. Beide, moeder en broer, zullen voor hem de komende maanden in Barcelona een beetje gaan zorgen.

Moeder Habiba pinkte een traantje weg. Van Al Hoceima naar Overvecht in Utrecht en nu in Barcelona, waar haar man – inmiddels overleden – ooit als matroos en bokser een tijdje woonde. Zoonlief Afellay eert hem nu door te gaan spelen bij die droomclub. Hij is de zoveelste Nederlander bij Barça, maar vooral de eerste Marokkaan in de geschiedenis van de club. Het bestuur is er blij mee; Barcelona is al immens populair in de Maghreb, dat wordt nu alleen maar meer. Een grotere ‘afzetmarkt’ heet dat. Het shirt met nummer 20 zal er binnenkort een gewild item zijn. De eerste tekenen waren vandaag al te zien: nog nooit zoveel Spaans-Marokkaanse jeugd tegelijk bij het Camp Nou gezien. Zonder bontkraagjes trouwens, ook al omdat het weer een prachtige zonnige dag was.