Stierenvechten

Hij is het stierenvechten ver voorbij. Een fenomeen, een mythe die in vijf jaar van absolute stilte alleen maar is gegroeid. Op een ongetwijfeld warme zondagavond zal torero José Tomás morgen in een uitverkochte arena van Barcelona zijn rentree maken. Reden voor een reportage, die niet iedereen zal behagen, over de stand van het stierenvechten in Spanje

(Edwin Winkels, AD, 2009)

stierenvechten barcelona1 ©edwin winkelsDe pure liefhebbers vinden het maar niks, het stierenvechten van tegenwoordig. Het is de eerste zaterdag van juni in Madrid, de voorlaatste dag van de Feria van San Isidro, het Feest van Sint Isidoor, een maand lang elke avond om zeven uur drie toreros en zes stieren. Op de loketten van Las Ventas, de arena aan de ringweg van de Spaanse hoofdstad, hangt de mededeling dat er geen kaartjes meer zijn, de bijna 25.000 plaatsen zijn bezet. De affiche herbergt een publiekstrekker, El Cid, en vooral de stieren van Victorino, één van de befaamdste fokkers.

Maar de Spaanse arena’s zitten lang niet altijd vol. En die liefhebbers weten wel waar het aan ligt. De stieren zijn te slap, niet zo dapper meer als vroeger. Het zijn de stierenvechters die mogen uitkiezen tegen welk soort stier ze het liefst uitkomen. En de zowel de uitbaters van de arena’s als de fokkers proberen hen tegemoet te komen, soms door zelfs de horens een beetje stomp te vijlen. Zodat de echte toro bravo, de dappere stier van het geslacht Santa Coloma, nauwelijks meer bestaat.

,,Ik zag er laatst weer zo één, zo’n slap beest,” zegt Joaquin Monfils op de bijeenkomst in Madrid van die kritische liefhebbers, die een manifest hebben opgesteld om te vragen om een terugkeer van het authentieke feest, daar waar de toreros (en geen toreadores, een lelijk woord dat niet wordt gebruikt) weer werkelijk bang van de immense stieren worden. ,,De stierenvechter gleed uit, lag op de grond en die stier stond er maar naar te kijken. Dat kan toch niet? Dat beest moet die vent willen doden, want die heeft hem uit de wei laten halen waar hij jarenlang gelukkig tussen de vlinders en de bloemen stond te zijn, en die staat nu voor hem met een cape, om hem in de maling te nemen, om hem te laten rennen.”

Martín Ruiz Gárate, webmaster van één van de tientallen internetsites en weblogs die met lyriek en opvallend goed geschreven proza het stierenvechten dagelijks volgen, valt hem bij. ,,De laatste jaren zie je steeds meer dat stieren gratie krijgen. Dat is vooral een gebaar naar de rest van Europa, om een wat positiever beeld te kweken. Maar de charme van het stierenvechten is juist dat het zo barbaars is. Het risico, de angst, het bloed… Ik zal wel een barbaar zijn en het stierenvechten is waarschijnlijk ethisch onverantwoord, maar ik hou ervan.”

Stierenvechten in Spanje. Zo oud als mensenheugenis. Anachronistisch, belachelijk en wreed, aldus de tegenstanders. Dat zijn er in het land zelf niet zo veel als buiten de grenzen. Dat het niet goed gaat met het stierenvechten, dat de tribunes leger zijn dan vroeger, komt niet door de schaarse protesten van dierenbeschermers. Veel Spanjaarden hebben gewoon niets meer op met dat gedoe in de arena, maar ze winden zich er ook niet over op. Het hoort er gewoon bij en Spanje zonder toreros zou zijn als Venetië zonder gondelaars of de Place du Tetre zonder schilders.

Nou lichten gondelaars en schilders alleen maar toeristen op en doen zij de dieren geen kwaad. Maar geen stierenvechter die zich als een dierenbeul ziet. Integendeel. Hij heeft een ongelooflijk respect voor het grote beest van 500 kilo dat hij tegenover zicht heeft. Zoals José Tomás. Hij is de laatste jaren veel de wei in geweest. Heeft stieren zien opgroeien bij fokker Nuñez de Cuvillo. Heeft er stieren in de ogen gekeken, dezelfde ogen die hij morgen zal zien. ,,Ik wil in zijn ogen zien dat hij mij op de horens wil nemen als ik mij vergis. Dus mag ik me in de arena niet vergissen. Als een torero gepakt wordt, dan is het altijd zijn eigen fout. Als je geen fout maakt, kan de stier je nooit pakken.»

José Tomás zei het laatst in de krant tegen schrijfster Almudena Grandes. Interviews geven doet hij niet, hij praat slechts met zijn vrienden. Zij is er één van, en mocht zijn overpeinzingen in dagblad El País opschrijven. ,,Je moet rekening houden met de mogelijkheid dat je sterft in de arena, je moet er klaar voor zijn. Je moet de angst kennen, er mee omgaan, want je kunt het niet ontkennen, dat zou waanzin zijn. De grote avonden zijn die waarin je bang bent voor je de arena in gaat.”

Een stierenvechter is bang, kan niet zonder die angst leven. Het is zijn adrenaline. In principe is hij altijd de winnaar in het ongelijke gevecht tussen man en beest. Want hij heeft wapens. Maar de stier is bijna tien keer zwaarder. Manuel Martínez Fraga, lid van de sociëteit El Toro uit Madrid, beschrijft dat gevoel in een lyrisch verhaal over José Tomás, wanneer hij terugdenkt aan Juan Belmonte, een held uit vervlogen tijden. ,,Belmonte zei dat de angst een intieme vriend van hem was en dat op de ochtend van een corrida die angst ongemerkt bij het bed komt, zonder je te wekken. En wanneer de stierenvechter wakker wordt, is hij al een gevangene van die angst.”

Een motorcoureur kan bang zijn voor een valpartij, een Formule-1 kampioen voor een botsing met 300 kilometer per uur tegen een muur, maar die angst is anders. Zij zijn de baas over hun voertuigen, de machine luistert naar wat zij hen zeggen. De stier niet. De stier is niet te controleren. Anderhalve meter hoog, drie meter lang en 500 kilo zwaar is een indrukewekkende massa, ook al is hij daarvoor pijnlijk geprikt door mannen op een paard en daarna door andere mannen met banderillas, gekleurde stokken met een weerhaak. Het zijn de eerste twee onderdelen van de corrida, het wrede gevecht dat nog geen half uur duurt. Een liturgie met vaste normen en waarden.

,,Alle verhalen over wat er vooraf allemaal met de stier zou gebeuren zijn onzin. Dat er was in hun ogen zou worden gewreven, om hen half blind te maken. Gekkenwerk. Slechtziende stieren zijn de gevraalijkste die er zijn,” zegt Luis Corrales, voorzitter van het Platform voor de Verdediging van het Feest, gezeteld in Barcelona, daar waar het gemeentebestuur zich in 2004 als ‘anti-stierenvechten’ opstelde, maar de gevechten niet kan verbieden. Ze vinden nog steeds plaats, in de Monumental, een historische arena in een stad waar de helft van het weinige publiek uit toeristen bestaat. Maar ook dat zijn er veel minder dan 20 jaar geleden, toen een middag arena nog in het pakket van een dagtocht vanuit Lloret de Mar of Salou zat. Vaak lopen de toeristen al na één gedode stier uit de arena, hebben ze het wel gezien. De meesten komen gewoon niet meer, want tegenwoordig is er in Barcelona zoveel te zien dat je niet drie uur in een arena gaat zitten. En thuis mag je eigenlijk niet meer vertellen dat je naar het stierenvechten bent geweest.

Morgen is er, net vóór de bejubelde rentree van José Tomás, een demonstratie van dierenbeschermers. Veel mensen zullen zij niet op de been krijgen op de zondagmiddag. Zo’n tweehonderd, tegen 18.000 aanbidders van José Tomás. Oók al een ongelijke strijd. Opvallend is het respect van de aanhangers van het stierengevecht voor de tegenstanders. ,,We begrijpen dat mensen dit niet leuk vinden en respecteren ook dat zij er tegen protesteren,” zegt Corrales. ,,Maar wat ons te ver gaat is dat de politiek het wil verbieden. Het stierengevecht zit in de Spaanse cultuur en traditie geworteld. Door die opstelling van de gemeente denken velen dat er in Barcelona helemaal geen stierengevechten meer worden georganiseerd. Wat dat betreft kan de komst van José Tomás een ommekeer zijn.”

De volle arena van morgen is een luchtbel, vrezen sommige liefhebbers. Het stierenvechten heeft het moeilijk, ook in Spanje. In Catalonië mogen kinderen van onder de 14 jaar er niet meer op de tribune zitten en op de staatstelevisie TVE zijn steeds minder corridas te zien. Juan de Rios, een oude, zeventigjarige ex-matador, betreurt het. ,,Vaders en opa’s namen altijd hun kinderen en kleinkinderen mee naar de stieren, of tenminste één keer in hun leven. Ik heb een kleinzoontje van vier. Als ik hem niet mee kan nemen naar de arena, hoe kan hij het dan ooit leuk gaan vinden?”

Juan de Rios geeft les op de stierenvechtersschool van Barcelona. Op een soms winderig en soms bloedheet voetbalveld van gravel trainen jongens met valse stieren, twee horens op wielen en een kussen op de stang waarop de banderillos moeten worden geprikt. Het aantal leerlingen is sterk gedaald, de laatste jaren, erkent De Ríos, die acht jongens onder zijn hoede heeft. ,,Sinds het afscheid van José Tomás heeft de fiesta  geen grote ster meer gehad. En als er geen idool is, is het moeilijk dat jongens graag stierenvechter willen zijn.

Sommige stierenvechters, de ultieme helden, zijn buiten de arena’s geliefde personages in boulevard-achtige programma’s geworden, want zij oefenen een enorme aantrekkingskracht uit op mooie en vooral beroemde vrouwen. Hun liefdesleven interesseert soms meer dan hun duel met de stieren, en dat doet de echte liefhebbers pijn. ,,Clowns zijn het, die mediagenieke toreros, die voor een triest spektakel zorgen. En de stieren moeten hen vooral niet te sterk en te groot zijn. Iedereen is vergeten dat het stierenvechten om de stier gaat, niet om de man,” zegt Leticia Ortiz, een jonge liefhebster, want de arena’s zijn absoluut niet alleen het domein van oudere mannen.

De kritische aanhang en het publiek in het algemeen zijn het er echter over eens dat José Tomás buiten die categorie valt. Hij is kunst, moed en mysterie tegelijk, zeggen ze. Als morgen de stieren dapper genoeg zijn, zal Tomás ongetwijfeld op de schouders door de grote poort naar buiten worden gedragen, als beloning voor zijn opvoering. En zal Spanje het weer even over stierenvechten hebben.