Leo Messi

De vlo die speelt als een engel

(Vrij Nederland, mei 2010)

Bij FC Barcelona beleefde hij zijn beste seizoen ooit. Leo Messi schitterde al langer, maar de voetbalwereld begon hem pas massaal te adoreren na zijn vier wonderschone doelpunten tegen Arsenal. Nu mag hij antwoord geven op een prangende vraag die diezelfde wereld zich stelt: waarom heeft hij zijn talent bij de Argentijnse selectie nog niet laten zien? Het verhaal van een te klein jochie dat zijn geboorteland op zijn dertiende verliet en toen veel, heel veel heeft gehuild.

 

 

Door Edwin Winkels

 

Vader Jorge Messi en zoon Lionel zaten al twee weken op een kamer in het Plaza-hotel in Barcelona, aan de drukke Plaça de Espanya, aan de voet van de berg Montjuïc. Het geld raakte op, de grote, vreemde stad kwam vijandig over en niemand leek naar hen te willen luisteren. Het was al een beetje aan het winteren in Barcelona, terwijl in hun eigen Rosario, in Argentinië, het voorjaar overging in de zomer. In de laatste week had Jorge bijna elke dag hetzelfde gevraagd aan het kleine joch dat naast hem zat, op het koele hotelbed.

“Leo, zullen we maar teruggaan?”

“Nee, papá, ik wil blijven. We wachten nog even.” Pas 13 jaar was hij, maar vastbesloten.

In oktober, het was het jaar 2000, waren ze in Spanje gearriveerd, waar moeder nog verre familie in Lleida had wonen, op anderhalf uur rijden van Barcelona. Daar konden ze de eerste tijd doorbrengen, in afwachting van de afspraak met FC Barcelona die hen was beloofd. Scouts in Argentinië, mannen die de kleinste voetbalveldjes afstroopten op zoek naar ontluikend talent, hadden de Catalaanse voetbalmakelaar Josep Maria Minguella gewaarschuwd. In Rosario, bij Newell’s Old Boys, liep een fenomeen rond, zeiden ze. Twaalf jaar, op dat moment. “Als ik dat soort verhalen hoor, heb ik altijd mijn twijfels,” zei Minguella later. Twaalf jaar. Geen leeftijd om zo’n joch helemaal uit Argentinië te halen. Nog een veel te lange weg te gaan om een goede profvoetballer te worden, een weg vol obstakels, een weg waarop vaker iets misgaat dan dat het goed afloopt.

Maar hij kwam dus zelf wel, Lionel, samen met zijn vader. Een reis geboren uit nood. Hij was nogal klein voor zijn leeftijd. Te klein, zei ook kinderdokter Diego Schwarzstein in Rosário. La Pulga noemden zijn oudere broers, Rodrigo en Matías, hem. De Vlo. Op zijn elfde was Messi pas 132 centimeter, ruim 20 korter dan, bijvoorbeeld, de Nederlandse jongens van die leeftijd. De dokter constateerde een afwijking in de botten, veroorzaakt door het te gebrekkig aanmaken van het groeihormoon. Zonder behandeling zou hij niet langer dan 1,40 meter worden, misschien. Twee jaar lang betaalde Newell’s Old Boys mee aan de behandeling, zo’n 600 euro per maand. Tot de club het genoeg vond.

“Ik vond het vreselijk, dat kleine joch elke avond de spuit eerst in zijn ene, daarna in zijn andere been te zien steken. We vroegen altijd of we hem konden helpen, maar hij kon het zelf wel, zei Leo,” vertelde broer Matías in een mooie TV-documentaire. “Bárbaro,” vond ook zijn moeder, een woord ter overdrijving dat Argentijnen voor alles gebruiken, goed en slecht. “Hij deed het zomaar, zichzelf injecteren.”

Vader Jorge Messi, fabrieksarbeider, en moeder Celia Cuccittini, schoonmaakster, beide van verre Italiaanse afkomst, hadden geen geld voor de injecties. Misschien dat een Europese club het kon betalen, want het grote River Plate in Buenos Aires wilde daar ook niet aan. Argentinië was in 1998 in een economische crisis geraakt die vooral de midden- en arbeidersklasse trof en zou leiden tot de explosie, in 2002, van het corralito, toen de pariteit peso-dollar werd opgeheven en 60% van de Argentijnen in één klap onder de armoedegrens kwamen. Toen zat de familie Messi al in Barcelona, wat een wonder mocht heten.

Want Barça liet vader en zoon maar wachten, in de herfst van 2000. Een oefenwedstrijdje? Dat kon niet zonder Carles Rexach, vroeger assistent van Johan Cruijff, nu technisch directeur van de club, die zich bovendien in woelige bestuurlijke wateren bevond. En Rexach zat in Japan, bij een jeugdtoernooi. “Leo en zijn vader hebben vijftien dagen te lang moeten wachten,” gaf Charly later toe.

Want hij zag het binnen twee minuten, die middag aan de achterkant van het Miniestadi, het kleinere, tweede stadion van Barcelona. Daar lagen de kunstgrasvelden waar de jeugd altijd trainde. Rexach, net terug van zijn verre reis, was iets te laat, hoorde al iets van geroezemoes aan de zijlijn. Hij had de cadetes van Barça laten optrommelen, jongens twee jaar ouder dan Messi. Goede voetballers allemaal. Rexach: “Ik zag hem direct. Hij was zó klein, daardoor viel hij gelijk op. En hij was zó goed. In twee, drie minuten wist ik het: die mochten we niet laten gaan.”

Maar het verwarde bestuur werkte tegen. Een spelertje van 13 jaar bijna blind contracteren? Plus een hormoonbehandeling? Plus werk en een salaris voor zijn vader, opdat hij met zijn zoon in Barcelona kon blijven?

“We gaan weg, we zoeken we een andere club,” zei Jorge Messi, met een gelaat  bijna identiek aan dat van zijn drie zonen, toen het allemaal te lang duurde. Zijn zoon had die injecties hard nodig. Rexach wachtte niet meer op toestemming, nodigde Jorge uit even te komen praten in tennisclub Pompeya op de Montjuïc, op 10 minuten lopen van het hotel. We willen iets op papier hebben, eiste Jorge. Maar er was geen papier. Toen nam Rexach het nu al beroemdste servetje uit de voetbalgeschiedenis van tafel en krabbelde er een korte tekst op. “Ik, Charly Rexach, leg me vast Lionel Messi te contracteren onder de afgesproken voorwaarden en ondanks de tegenwerking van de club.” Het was 14 december 2000. Op 1 maart 2001 zou Lionel Andres Messi zijn eerste officiële contract voor FC Barcelona tekenen.

 

 

Een decennium later hangt aan de muur van het restaurant van tennisclub Pompeya, ergens in een iets donkere hoek, een plakkaat boven een tafel: de tafel van Messi.

Bijzondere voetbalverhalen ontstaan altijd op een bijzondere manier. En al is dat van Leo Messi, de vlo die dit seizoen de volledige voetbalwereld definitief heeft veroverd, niet geschreven in een Zuidamerikaanse sloppenwijk, het is wel een verhaal van de honger, de typisch Argentijnse honger naar voetbal, de bal als enig doel in het leven. Die honger heeft Messi mee naar Europa genomen. Mét zijn talent, natuurlijk. “Zó’n spectaculaire techniek, die heeft niemand hem geleerd, met zoiets kun je alleen maar geboren worden,” zei Ernesto Vecchio, één van zijn jeugdtrainers bij Newell’s.

Maar die honger en techniek alleen, zeggen de twee trainers die hij bij Barça heeft gehad, Frank Rijkaard en Josep Guardiola, zouden hem niet op zijn 22ste al zover hebben gebracht als hij niet was ‘opgevoed’ in de Europese voetbalcultuur, bij een bloedserieuze jeugdopleiding als die van FC Barcelona. De discipline, de reservebank, het samenspel… Leo Messi leerde in en rond de Masía, het jeugdinternaat van Barça, een oude boerderij die in de schaduw van het Camp Nou ligt, de voor een talentvolle dribbelaar minder leuke kanten van het voetbal kennen. Zaken, echter, die hem wel heel compleet hebben gemaakt en verder op zijn leeftijd dan Diego Armando Maradona toen al was. Pelusa kwam pas op zijn 21ste naar Europa, ook toevallig naar Barcelona, stad waar hij aan de cocaïne verslaafd raakte.

Nu kan Messi er niet meer onderuit, maar zijn vroege vertrek naar Europa haalde hem direct een beetje onder dat ondraagbare juk van ‘de nieuwe Maradona’ vandaan dat jonge talenten in Argentinië zelf veel te vroeg werd opgelegd. Het ene na het andere talent stierf een vroege dood, totdat Leo Messi alle monden van verbazing deed openvallen, elk jaar weer, vanaf zijn vierde, toen hij bij het ‘babyteam’ van de wijkvereniging Grandoli zijn toevallige debuut maakte. Er was een spelertje te weinig en Leo zat met oma Celia op de stenen tribune om naar zijn broer Rodrigo te kijken. “Waarom nemen jullie hem niet?” zei oma. “Die kleine?” was het eerste antwoord, een vraag die al zo vaak over Messi is gesteld. Die kleine speelde vervolgens iedereen gek.

“Iedereen in de wijk had het erover, dat we de nieuwe Maradona in de club hadden, maar dat werd al zó vaak van voetballertjes gezegd dat je het nooit meer serieus kon nemen,” zei voorzitter Daniel Trévez. Tot ook hijzelf de ‘vlo’ zag voetballen. “Leo speelde als de engelen.”

Nu nog altijd, als hij één van zijn vele doelpunten maakt (dit seizoen scoorde hij 47 keer voor Barça, waarvan 34 in de competitie, een met oud-PSV’er Ronaldo gedeeld clubrecord), wijst Messi met twee vingers oprecht naar de hemel, kijkt hij naar de onbekende plaats waar oma Celia huist sinds zij in 1998 overleed. Het is geen show, geen theater, dat is hem vreemd. Je ziet hem spelen, trainen, tussen de hordes journalisten doorlopen, en hij is altijd dezelfde: puur natuur. Geeft vriendelijk een hand, scheldt een tegenstander nooit uit. Verlegen buiten het veld, een klein schoffie binnen de lijnen. Geen valsspelertje, of zo, maar zo’n joch dat nu nog net zoveel plezier heeft als toen hij net als veel kleine jongens op gras- of andere veldjes met jassen een doel maakten en vooral wilden dribbelen. Messi kan niet zonder bal, die hem nauwelijsk af te pakken is als hij aa zijn schoenen genaaid zit. Soms, heel soms is hij iets te individualistisch, kijkt hij even niet naar links of naar rechts maar slechts naar de keeper, maar zijn medespelers vergeven het hem. Iemand die bijna 50 keer scoort in een seizoen, mag dat doen.

Kort na de zomer van 2003 was het aan het Nederlandse trainersduo Frank Rijkaard en Henk ten Cate om met een open mond een training bij hun nieuwe club te aanschouwen. Ze waren net aan het werk gegaan bij FC Barcelona, toen ze van jeugdtrainers te horen kregen dat er een enano maravilloso, een wonderbaarlijke dwerg, in de jeugd voetbalde.

“Moet je die zien, dat wordt me er één,” verzuchtte Ten Cate aan de rand van het trainingsveld bij het aanschouwen van een net 16-jarig joch dat alleen oog voor de bal had en vooral heel erg verlegen was. En nog altijd is. Interviews zijn aan hem niet besteed, grootspraak is hem vreemd. Of één keer misschien, maar dat was, zo blijkt nu, meer waarheid dan opschepperij. Leo was net zestien jaar toen Nike, de sponsor van Barcelona, een spot met enkele jonge talenten opnam. Het slot, de laatste secondes van de spectaculaire reclameboodschap, was veelbetekenend. De voetballer keek in de camera en zei: “Recuerda mi nombre, Leo Messi”. Onthoud mijn naam.

Nee, ook Rijkaard vergat die naam niet meer. Op 16 november 2003 viel Leo Messi in tijdens een oefenwedstrijd in Porto. Enkele schijnbewegingen van de 16-jarige waren voldoende om hem definitief bij de A-selectie te houden. “Ik zal Rijkaard altijd dankbaar blijven. Zó jong was ik nog, maar hij had direct al vertrouwen in me. Hij heeft me gelanceerd. Bovendien gaf hij ons als trainer heel veel vrijheid, al hebben we daar ook misbruik van gemaakt.”

Hij zei ‘we’, maar kon onmogelijk zichzelf iets verwijten. Het was een ster als Ronaldinho, zijn grote voorbeeld bij Barça, die niet met die vrijheid kon omgaan en, net als Maradona, er slechte gewoontes voor een voetballer op nahield. De drank en de nacht verpestten de Braziliaan zozeer, dat hij al jaren niet meer aan de top is gezien en nu niet eens naar het WK meemag. Dat zal Messi, die uiteindelijk tot 1,69 metr is gegroeid, niet overkomen, zegt iedereen die hem kent. Omdat hij is zoals hij is, verlegen, niet mondain, een voetballer die alleen maar van voetbal houdt, nog nooit in een discotheek is gezien en voortdurend omringd wordt door de zijnen, een hecht gezin dat maar niet kan geloven wat het overkomt maar tegelijk met heel stevige voeten op de grond blijft staan.

“Ik kijk vaak in de spiegel en dan denk ik dat dit niet waar kan zijn. Ik kan het niet geloven, nooit heb ik ervan gedroomd dat het zo mooi zou worden allemaal,” vertelde Messi een Argentijnse journalist, want ondanks 10 jaar Spanje voelt hij zich bij zíjn mensen, de Argentijnen, nog altijd het beste thuis. Durft hij af en toe ook iets meer te zeggen: “Ik heb heel veel gehuild, heb het zó moeilijk gehad. Maar ik huilde nooit als mijn vader erbij was, ik wilde niet dat hij dat zag.”

Hij had het over zijn eerste jaren in Barcelona. Zijn broers en zus Marisol konden absoluut niet wennen, hadden op school grote problemen met het Catalaans, en uiteindelijk besloot de familie voor een tijd uiteen te gaan: moeder Celia keerde met Marisol en Matías terug naar Rosario, vader Jorge, Leo en Rodrigo bleven in Barcelona. “Ik heb ze enorm gemist,” zei de voetballer.

Nu zijn ze weer samen, in een groot huis in Castelldefels, 20 kilometer onder Barcelona, aan het strand, waar ook een enkel neefje en Leo’s vriendinnetje Antonella woont. “Ik ken haar sinds ik vijf ben. Ze is het nichtje van mijn beste vriend. We hebben elkaar zien opgroeien, onze familie’s kennen elkaar. Ik heb nooit enige twijfel over haar gehad.”

En iedereen doet iets in de onderneming die Leo Messi inmiddels is geworden. Een familiebedrijf, nog altijd. De beloning van een onzeker avontuur waar ze zich 10 jaar geleden in stortten. Moeder Celia: “En dan zie je kinderen op straat lopen, in Barcelona, in Argentinië, overal, met de naam van je kind achterop de rug, dat is niet te geloven.” Vader Jorge: “Een heel stadion dat Messi, Messi, Messi roept, duizenden kelen. Het is het maximale wat ons is kunnen overkomen, na die moeilijke jaren.”

Want ook Jorge herinnert het nog, de zware beslissing, eerst, om naar Barcelona te gaan met een hele gezin, en daarna om weer van elkaar te scheiden, aan weerszijden van een soms onoverbrugbare Atlantische Oceaan. “Is dit de prijs die we hiervoor willen betalen? vroegen we ons af.”

Pas elf maanden na die wedstrijd in Porto maakte Messi in oktober 2004 zijn officiële debuut, in de competitie tegen stadgenoot Espanyol. Dat is al vijfeneenhalf jaar geleden. Vreemd eigenlijk, dat de wereldwijde Messi-gekte pas de laatste maanden definitief op gang is gekomen. Wat vier doelpunten in een Champions League-wedstrijd tegen Arsenal al niet doen. Maar in Barcelona vereren ze hem al veel langer, vooral sinds het doelpunt dat hij in april 2007 tegen een uiteindelijk verloren bekerwedstrijd tegen Getafe maakte, na een magistrale dribbel vanaf eigen helft die een exacte kopie was van de beste goal ooit van Diego Maradona, op het wereldkampioenschap van 1986 tegen Engeland. Een weergaloze actie die, ruim 20 jaar later, onder carbonpapier werd gelegd. Mensen in het stadion keken elkaar aan, een diepe ‘oooohhh’ ging door het Camp Nou; iedereen was zich ervan bewust een bijzonder, onvergetelijk moment te hebben meegemaakt. Net als zij die drie jaar later de vier doelpunten van de Vlo tegen Arsenal in levenden lijve mochten aanschouwen.

En Messi, na zijn goddelijke dribbel tegen Getafe? “Nooit, niet tijdens de actie nog bij het doelpunt of het vieren ervan, heb ik eraan gedacht dat het een doelpunt als dat van Maradona was. Dat wilde ik ook niet. Ik doe gewoon mijn eigen ding,” verontschuldigde Messi zich een dag later bijna.

Maradona. De naam die hem voorlopig nog wel zal achtervolgen. Of hij hem zal overtreffen, is de grote vraag die de hele voetbalwereld zich stelt. Bij Barcelona heeft hij dat allang gedaan. Bij het Argentijnse elftal, dat een waardeloze kwalificatiereeks kende en zich maar op het nippertje plaatste voor het WK in Zuid-Afrika, nog niet. Verschillende stijlen, verschillende teams, verschillende coaches ook. Voor Pep Guardiola is Messi ‘het beste wat ik ooit in mijn leven heb gezien’. Hij laat Messi spelen zoals de kleine dat graag wil, bijna in de spits, dichtbij het doel van de tegenstander, maar ook heel dicht bij de sublieme steekpassjes van middenvelders Xavi en Iniesta.

Bij Argentinië mag hij dat niet. Bij Argentinië is Diego Armando Maradona de bondscoach. Die was helemaal weg van Kun Agüero, speler van Atlético Madrid, maar vooral zijn schoonzoon. Totdat Messi week in week uit zijn kunnen bewees, bij Barcelona. Hij kon niet om hem heen.

In Argentinië zijn de meningen verdeeld. “Waarom zien wij die ‘Catalaanse’ Messi niet hier?” vragen journalisten en supporters zich af. Volgens sommigen is hij zijn Argentijnse roots vergeten, is hij vooral loyaal aan de club die hem betaalt. Verstopt hij zich tijdens belangrijke, maar onaangename kwalificatiewedstrijden in Uruguay of Ecuador.

Anderen, de meesten, geven Maradona de schuld. ,,Hij speelt voor zichzelf,” zei de bondscoach over Messi. Maar Pelusa stelt hem ver aan de zijkant op, verwijderd van waar de wedstrijden beslist worden, en waar Messi vaak minutenlang tevergeefs op een bal wacht. Maradona, juist hij, houdt vooral van harde werkers op het veld, de Mascherano’s. Messi heeft de bal nodig, dat is zijn drug, het bloed dat door zijn aderen stroomt. Zit Messi niet in de wedstrijd, wat bij Barça ook wel eens gebeurt, dan verdwijnt hij bijna volledig, zie je hem niet, meldt hij zich ook niet.

Maar de Argentijnen hebben hoop. Messi is ook ambitieus. Bij Barcelona heeft hij op zijn 22ste alles al gewonnen. En hij volgt de discussie ook, of hij al beter is dan Maradona of Pele, die hij zelf nooit live heeft zien voetballen. Die twee leidden hun land naar het wereldkampioenschap, is het argument om Messi nog een trede lager op het eeuwige voetbalpodium te zetten. Messi zegt dat hij zijn ploegmaats nodig heeft, zonder hen helemaal niets zou zijn. Maar soms heeft hij ook bij Barça het tegendeel bewezen, kan hij zijn ploeg bijna helemaal in zijn eentje laten triomferen.