Tagarchief: edwin winkels

Afscheid en een nieuw begin

Op woensdag 29 maart neem ik afscheid bij El Periódico in Barcelona. Na 21 jaar in vaste dienst, eerst als sport-, Barça-, Tour de France- en Olympische verslaggever en sinds 2000 als algemeen verslaggever, onderzoeksjournalist en stadschroniqueur, lokt weer het onzekere maar tegelijk vrije bestaan van freelancer.

(Mijn vrienden mogen de volgende twee alinea’s overslaan, want die zijn zeer zakelijk en héél onbescheiden.)

Dat betekent dat ik vanaf nu niet meer zoveel (multimedia-)opdrachten zal weigeren of naar anderen zal afschuiven als in het verleden. Ik zal meer mobiel zijn – niet alleen in Spanje -, en niet vastgepind aan mijn werkdagen en -tijden bij El Periódico. Ik hoef geen vrije dagen meer op te nemen om mooie en mogelijk verre opdrachten uit te voeren.

Omdat de meeste van jullie mijn werk alleen regelmatig hebben kunnen volgen via mijn correspondentschappen voor het AD en de NOS-radio en -TV, waarvan verreweg het meeste op sportgebied, even een korte opsomming van de zeer uiteenlopende grote reportages die ik de laatste jaren in  en buiten Spanje voor El Periódico heb geschreven (met dank o.a. aan mijn beheersing van het Spaans, Catalaans, Engels, Frans, Duits, een beetje Italiaans en Portugees en ook nog steeds Nederlands): Berlijn ruim 10 jaar na de val van de Muur, rascistische onlusten in Almería en Elche, de erfenis van de textielindustrie, dood van Pim Fortuyn cq verkiezingen in NL, de aanslagen op de metro in Londen, moeder worden op je 40ste, wijntoerisme in de Priorat, wapenstilstand van ETA, Catalanen in Parijs, de ‘dood’ van het Italiaanse voetbal, sociale schetsen van Baskenland en Galicië vóór de verkiezingen, 30 jaar na de vliegramp op Tenerife, de vergeten graven uit de Burgeroorlog, reisreportages uit Nepal, Noorwegen, Sardinië, Jerez etc, de emoties van het stierenvechten, de geheimen van de Bilderberg-club, Maradona 50 jaar, de ‘gezichten’ van de werkloosheid, de arrestatie van Fritzl ‘het beest van Amstetten’, de economische crisis in Dubai, de aardbeving in Lorca, de olieramp in de Golf van Mexico, de sociale voorzieningen in Zweden… en een lang etcetera. Bij bijna al die reportages – net als die over de ‘roots’ van Máxima in Argentinië voor een special van het AD – maakte ik ook zelf de foto’s; de fotografen van El Periódico zijn me in de loop der jaren als één van hen gaan beschouwen en geen parasitaire stukjesschrijver die ook plaatjes schiet.

Daarnaast ben ik trots op mijn vijf non-fictie boeken (drie in het Nederlands, twee in het Spaans) en ben ik regelmatig met mijn krullekop op TV geweest, van Barend&Van Dorp, DWDD, Avondetappe en Nieuwsuur tot de Spaanse ‘Idols’ Operación Triunfo en talloze praatprogramma’s op de Catalaanse en Spaanse TV. Ook heb ik regelmatige bijdragen geleverd aan radioprogramma’s (NOS, KRO, NCRV, VARA, BNN, Cadena Ser, Catalunya Ràdio, RNE, Radio Marca).

(M’n vrienden mogen nu weer verder lezen.)

Tot zover het stukje CV. Ik ga gewoon proberen voor alles open te staan en zal tegelijkertijd proberen wat meer te genieten van het leven en meer kilometers op mijn Orbea-racefiets te maken. Plus eindelijk eens de indrukwekkende debuutroman schrijven die al 10 jaar in mijn hoofd zit. (Nu ik het opschrijf, weet ik niet of dit alles wel met elkaar te verenigen is.)

Ik heb er zin in. Vermoedelijk vond ik het tijd voor zo’n ingrijpende switch omdat ik op 12-12-12, negen dagen voor het Maja-einde van de wereld, 50 hoop te worden en nog geen zin heb een Harley Davidson te kopen.

Het gaat jullie goed. Mij zal het wel lukken, denk ik. Hoop ik.

Edwin.

hetbarcelonagevoel@ymail.com

 

Barcelona met ‘scheve’ ogen

Dit duel kon ik alleen maar verliezen. De afspraak was op een minuscuul vluchtheuveltje op de drukke kruising waar Diagonal en Aragó elkaar tegenkomen. Hij met zijn indrukwekkende grote Canon (weet het model niet meer) en ik met mijn PowerShot S95, wat overigens een fantastisch cameraatje is. Maar het bijzondere bij fotograaf Rob Becker is dat hij er een tussenlens op schroeft die een opvallende ‘truc’ met de foto uithaalt: de lens stelt scherp over een lange strook die bijvoorbeeld diagonaal over de foto loopt, maar het maakt niet uit op hoeveel afstand het onderwerp zich van die lens bevindt; ik bedoel, zowel een blaadje op een halve meter als een uil op 50 meter is even scherp, zoals op dit voorbeeld te zien is (die uil, daar ga ik  binnenkort eens over schrijven, trouwens); en de rest van de foto is juist onscherp. Is geen photoshop-truc, maar gebeurt dus direct op camera.

Op deze manier heeft Rob onder anderen bekende en minder bekende plekken en mensen in en rond Barcelona gefotografeerd. En dáár maakt hij weer een origineel fotoboek van dat volgend jaar zal uitkomen en waarvan we natuurlijk een exemplaar willen hebben. En ikzelf, dolblij met een foto die ik graag eens van mezelf wilde hebben: op mijn oude Alpinestars de auto’s op drukke straten als Diagonal en Aragó een uitdagen en weerstaan…

Bijna-beste blog over Spanje?

Met dank aan de (anonieme) lezer die dit blog heeft genomineerd bij het Spaans Verkeersbureau in Nederland. Vandaag kreeg ik deze mail (maar ja, misschien zijn we wel met 58 finalisten):

“Geachte heer Winkels. Het Spaans Verkeersbureau reikt dit jaar voor de eerste keer de Blogprijs Proef Spanje uit. En met veel genoegen kunnen wij u mededelen dat u tot de finalisten behoort.  Bij deze hebben wij het genoegen u, samen met uw partner, uit te nodigen voor de officiële uitreiking van deze persprijs door de Spaanse ambassadeur in Nederland de heer Javier Vallaure de Acha, op woensdag 30 november a.s. in zijn ambtswoning in Den Haag.”

Nogmaals, met dank aan die ene attente lezer, maar ook aan alle anderen die dit blog inmiddels honderdduizenden malen hebben bekeken.

Tarantino in de open lucht

Maandagavond en stampvol. Tweeduizend kaartjes hebben ze, en een half uur voor het begin van de voorstelling waren ze al uitverkocht. Gek, voor Spanjaarden, die altijd te laat komen en een film binnenstormen als die al vijf minuten onderweg is. Maar naar de bioscoop in Sala Montjuïc is anders. In de open lucht, om te beginnen, bij uiterst aangename temperaturen – al koelt het boven op de berg altijd af, ’s nachts. Naar de openluchtbios op Montjuïc (alle maan-, woens- en vrijdagen tot begin augustus naast het Castillo, hélemaal bovenaan) is meer dan en film alleen kijken. Die begint om tien uur, als de ‘zaal’ donker is geworden, maar om negen uur is er al een liefkozend concert. Plus die honderden mensen in een picknick-sfeer op het gras. Iedereen neemt z’n eten, drinken en dekens mee, je kunt er halve ligstoeltjes huren en koel bier kopen (ook eten, en niet slecht), en er ontstaat een vrolijke sfeer van vooral twintigers en dertigers en heel veel Europese immigranten – de film is in VO, originele versie, ondertiteld, en niet de vreselijke nasynchronisatie. Al kan dat bij een film als maandag een beetje problemen opleveren, voor de slechts Engelstaligen: Inglorious basterds van Tarantino is niet alleen in het Engels, maar ook in het Frans en Duits. Plus Spaans ondertiteld. Een heerlijke mengelmoes. Honderden liefhebbers moesten buiten blijven, en bouwden op de flanken van de berg, met prachtig zicht op de lichtjes van Barcelona, hun eigen feestje, want de drank en het eten moesten toch op.

PS. Weekje weg, naar de Tour, zes avonden in de Avondetappe met Mart Smeets. Doe misschien op mijn woensdagse debuutavond als bruggetje van Barcelona naar Toulouse een Tarantino-shirt aan…

Luisteren naar Johan Cruijff

Vanaf deze week in de winkel: nóg een kadootje voor zowel Spaanse als Catalaanse vrienden, als ze La Cena / El Sopar van Herman Koch al uit hebben, ze van voetbal houden én interesse hebben in onze eeuwige strijd met de talen, zowel het Nederlands als het Spaans, in dit geval. Want van de vijf hoofdstukken met 150 zinnen die ik voor de uitgeverijen Cossetànie en Lectio over Johan Cruijff heb geschreven in Escuchando a Cruyff / Escoltant Cruyff is natuurlijk één deel gewijd aan de zowel Nederlandse als Spaanse taalvondsten van de man die ook deze week weer, vooral bij Ajax, het nieuws blijft bezighouden. Van de vertalingen in het Spaans en Catalaans van Hollandse klassiekers als ‘elk nadeel heb zijn voordeel’, ‘utopieën wie nooit gebeuren’ en ‘die verdediging was een geitenkaas’ (ja, ik heb vaak de Spanjaarden moeten zeggen dat Johan in het Nederlands ook niet feilloos was) heb ik natuurlijk ook zijn Spaanse hoogtepunten verzameld, zinnen die de meeste van de Spanje-gangers wel kennen, denk ik. Ik noem niet alleen de zin, maar kom ook met een uitgebreide ‘taalkundige analyse’, in dit geval, of met talloze anecdotes en details uit Cruijff’s leven en carrière.

Een paar voorbeelden van dat Cruijffiaanse Spaans: “Ha escuchado las campanas del reloj, pero no sabe qué hora es.” (Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet hoe laat het is.) Halverwege de zin kwam Johan erachter dat hij echt niet wist wat klepel in het Spaans was (ik wist het ook niet, het is badajo), dus kwam hij met deze variant.

Un paloma no hace verano. De beroemde mannelijke duif die nog geen zomer maakt. Cruijff wist niet dat dat een golondrina (zwaluw) moest zijn.

Gallina de piel. Vellekip in plaats van kippevel. Zo ingeburgerd dat je op google inmiddels 320.000 hits krijgt.

En un momento dado. Niet fout, wel heel Cruijffs. Net als de eeuwige: Este es uno. Dít is één (een versimpeling van ‘in de eerste plaats’)… maar er volgde nooit een twee.

En een hele mooie, tot slot: En el mundo de los ciegos el tuerto esel rey, pero sigue siendo tuerto. Ofwel: in het land van de blinden is eenoog koning, maar het blijft wel een eenoog.

Het boek gaat natuurlijk niet alleen over die taalvondsten, maar ook over Cruijff’s genialiteiten op voetbalgebied, over zijn familie, het geld, het roken, etcetera, met een heleboel anecdotes en verhalen die, heb ik al gemerkt, veel Spanjaarden en Catalanen (nog) niet kenden.

Volgende week presenteren we het boek aan de pers, samen met schrijver Sergi Pàmies, die in 2002 het laatste Cruijff-boek in Spanje schreef. Johan zelf, die niet bij het schrijven betrokken is geweest maar ons wel toestemming gaf zijn foto voor de cover te gebruiken, is ook uitgenodigd, maar houdt niet zo van presentaties.

De Martin Bril van Barcelona

Het (voor)laatste ego-document, voorlopig, want anders lopen al mijn lezers weg. Eentje met ook nog eens een wel erg opschepperige kop. Maar een beetje bluffen kan geen kwaad. En een beetje ambitie ook niet. Wat voor een ambitie? Niet hogerop komen, dat doen anderen wel (zowel mijn nieuwe hoofdredacteur bij El Periódico als de net benoemde van het AD is pas 40 jaar, beide een stuk jonger dus), maar een andere ambitie: zo goed mogelijk proberen te schrijven. En zo veel mogelijk lezers proberen te trekken, misschien ook onder de Nederlandse kolonie in Barcelona, hoewel onze consuls en ondernemers liever de traditionele La Vanguardia lezen. Maar je weet nooit.

Maandag begint mijn nieuwe taak bij de krant. Eigen idee: voor Martin Bril spelen. Chroniqueur (staat wel zo sjiek, met ch en q) van Barcelona worden. Cronista, noemen we dat hier. Vier keer per week de stad vangen in een lange column, een kroniek. Het dagelijkse leven, de mensen op straat, de verhalen die er toe doen. De stad is groot, zo groot, en herbergt zo onwaarschijnlijk veel verhalen. Soms hoef je ze niet eens te horen, kun je ze gewoon zién. Observeren en dat in detail beschrijven. Dat wat Bril zo goed kon. Ga hem natuurlijk niet evenaren, maar omdat dat van mij in het Spaans is is het gelukkig toch niet te vergelijken. En al kun je in het Spaans geen mooie woorden als ‘rokjesdag’ verzinnen, het vocubalaire is groot genoeg voor een mooi stuk – zal er wel wat nieuwe woorden moeten gaan bijleren. Maar ik ga ook nog een stukje vérder dan wijlen Bril: datzelfde verhaal ook in mijn eigen foto vangen. Neem die hierboven, gisteren gemaakt, tijdens een verkenningstocht op de fiets. Ontdek je altijd wat nieuws, zoals deze arbeidershuisjes in de Carrer del Clot, eind 19e eeuw, met de hypermoderne Torre Agbar op de achtergrond. En ben deze drie mensen op de foto gevolgd, naar de bar op de hoek. Stiekem naar hun vreemde verhaal geluisterd. Kan een mooie column worden, dus.

In de portretten over Martin Bril kwam ik vaak dezelfde naam tegen, de man die hij als zijn voorbeeld beschouwde. O. B. White, chroniqueur van New York. Direct zijn boekje besteld, natuurlijk. Geschreven in de zomer van 1949, een essay van nog geen 50 pagina’s, met een onwaarschijnlijke voorspelling trouwens. O. B. White ziet de eerste vliegtuigen boven Manhatten: “The city, for the first time in its long history, is destructible. A single flight of planes no bigger than a wedge of geese can quickly end this island fantasy, burn the towers, crumble the bridges, turn the underground passages into lethal chambers, cremate the millions. The intimation of mortality is part of New York now; in the sounds of jets overhead, in the black headlines of the latest editions.” Nogmaals, dit schreef hij in 1949…

Bril had gelijk, de man schreef prachtig. Ik probeerde het laatst een beetje, in El Periódico, over de heetste dag ooit in de stad, maar bleef er nog mijlenver van verwijderd. “Como si tuviese el desierto del Sáhara al otro lado de Collserola, un extraño aire abrasador agarró ayer a Barcelona por el cuello, le secó los ojos y le cortó la respiración. Se posó sobre la ciudad un calor diferente, nada mediterráneo. Calor del desierto, de la meseta, del sur.” (En er nou geen vertaalmachine van google of zo op loslaten, want dat verpest alles weer.)

Afijn, dat allemaal gaan we dus proberen, voorlopig elke zondag, maandag, woensdag en vrijdag. Schrijver Joan Barril neemt de andere drie dagen voor zijn rekening, maar we zullen ook wel eens van dag wisselen. Moeten we dus ook nog een beetje tegen elkaar op-schrijven dus, zoals Campert en Mulder lange tijd op de voorpagina van de Volkskrant. Komt de kwaliteit alleen maar ten goede, hopen we. En moet vooral de lezers bekoren, want daar doen we het voor. Altijd.

Even (ver) weg…

Na anderhalf jaar lang bijna elke dag wat geschreven te hebben, moet Het Barcelona-gevoel er, vrijwillig verplicht, even tussenuit. Een heuse vakantie, zonder laptop mee te nemen, de natuur in, aan de rand van het Zuidafrikaanse Krugerpark, het dichtstbijzijnde internetcafé op zo’n 40 km.

 Alle WK-gangers zijn vertrokken, dus juist nu tijd om er naar toe te gaan. We reizen op Nederlandse paspoorten maar zullen er ontvangen worden als zowel kampioen als verliezend finalist; wat willen we meer.

Voor wie ook eens die kant op wil: wij doen een huizenruil met vrienden, zij in Sitges, wij in het Marloth-park. Geen slechte deal. Maar zij verhuren het óók. Kijk op hun prachtige, volledige website, waar onder anderen bijgaande foto’s zijn te vinden. De zebra’s, apen en giraffes komen je er thuis gewoon even opzoeken. Het hele jaar door te huur, tegen een zeer schappelijke prijs, op vijf uur rijden van Johannesburg. 

Tot en met 30 juli zal er weinig Barcelona-gevoel zijn. Jammer, want juist de laatste dagen, rond de WK-finale, is het aantal bezoekers van mijn weblog geëxplodeerd. Blijkt dat voetbal toch te trekken. Maar ik beloof mijn (trouwe) lezers dat we het vanaf 1 augustus gewoon weer over Barcelona, de stad, het leven en het lekker eten gaan hebben. Op het Oranje-feest in het Poble Espanyol kwam ik enkele van die lezers tegen; altijd leuk.

 Als het lukt, zal er af en toen een klein bericht van ver weg komen. Zo niet, hoop ik iedereen in augustus weer te ‘zien’. Of iedereen eveneens een mooie vakantie toe te wensen, misschien in of rond Barcelona…

Hasta pronto!

De Vlo die speelt als een Engel

Het WK voetbal is begonnen, niemand kan of wil er omheen. Zeker in Nederland niet, waar ik de afgelopen dagen vooral in saaie vinex- en slaapwijken een explosie aan oranje vlaggetjes heb mogen zien. Nog net vóór de verkiezingen deed vorige week ook een opinieweekblad als Vrij Nederland er aan mee; voetbal is al lang geleden een serieuze bedoening geworden, óók onder intellectuelen. Op de VN-website staat het verhaal onder de verzamelnaam ‘samenleving’ gerangschikt.

Ik had nog nooit voor VN geschreven; eens moest de eerste keer zijn. Bij deze: een (lang) portret van Lionel Messi. Voor de liefhebbers.

Op bezoek bij God

En koud terug in Barcelona even op bezoek bij God, zoals de spelers hem bij Barça vroeger noemden. Niet zijn generatiegenoten, die noemden hem in de jaren zeventig El Flaco, zoals Asensi vanmiddag zei. Maar zijn discipelen, de Koemans, Laudrups, Bakero’s en Guardiola’s, die noemden hem gekscherend God omdat hij altijd alles zag en beter wist. Vandaag werd Cruijff beëdigd tot erevoorzitter van FC Barcelona. ‘Hoe noem je deze pin?’ vroeg hij aan voorzitter en vriend Laporta, want hij kende het Spaanse woord voor insigne niet. Een andere mooie Cruijffiaanse zin in het Spaans, die nauwelijks te vertalen is omdat saber zowel weten als kunnen betekent: “Tienes que saber lo que no sabes.” Heerlijk.

Iets van twee jaar geleden schreef ik voor Hard Gras een door collega’s geprezen allegorie over een bezoek aan Cruijff op zijn berg; was naar aanleiding van zijn weigering Ajax verder te helpen. ‘Cruijff gaat terug zijn berg op,’ heette het toen. Hieronder het verhaal van toen, althans een voorlopige versie van toen; kan de definitieve tekst niet meer vinden. Eén tipje van de sluier: botigues betekent winkels in het Catalaans.

Op bezoek bij God / Edwin Winkels

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel ging met de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en daarna met de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum naar de sjiekste wijk van de stad. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

            Moisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

            Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar De Verlosser gevraagd. Weer teruggetrokken op zijn berg in Barcelona, na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend. Lees verder

Herinneringen aan David Bisbal

“We sluiten de eerste les af met een persconferentie. David, kom even naar voren.”

“Ik? Doe een ander alsjeblieft.”

“Waarom?”

“Ik weet niet wat ik zeggen moet.”

“Ja, daarom juist. Dat gaan we je leren. Je medeleerlingen stellen je vragen, en jij antwoordt.”

“Ja, maar daar ben ik veel te verlegen voor. Ik ben niet zo goed in praten.”

Tijd voor een beetje autobombo, zoals ze dat hier noemen, iets wat tussen opscheppen en zelfverheerlijking in zit. Dit was, ongeveer, mijn eerste ontmoeting met David Bisbal. David wie? vragen de lezers in Nederland. Bisbal was niet de winnaar, maar wel in populariteit de grote triomfator van de eerste editie van Operación Triunfo, het Spaanse Idols, zeg maar, bedacht door Gestmusic-Endemol. Het is alweer acht jaar geleden, en van alle deelnemers – ook van de acht edities die daarna nog volgden – is Bisbal degene die het meeste succes heeft behaald.

Gisteren presenteerde Bisbal zijn dochtertje tegenover een peloton van fotografen in Miami, waar hij woont. Een beroemdheid dus. En dat verlegen jochie dat toen geen woord uit durfde te brengen tegenover zijn ‘klasgenoten’ van de Academia is al jaren een enorme ouwehoer, een Andalusische waterval van woorden, die altijd een woordje klaar heeft voor pers en fans.

Ik ga niet zeggen dat ik hem dat toen in vier maanden heb geleerd, als profesor de actualidad van Operación Triunfo. Maar het was de grote charme van die eerste editie: ze waren met z’n allen zo bedeesd, naïef ook, puur nog. Terwijl de groep al maanden letterlijk opgesloten zat zonder TV te mogen kijken of kranten te mogen lezen (ik kwam er om hen o.a. op de ‘nieuwe buitenwereld’ voor te bereiden), hadden de jongens en meiden geen idee wat een ongekend fenomeen zij aan het worden waren. Ze leerden hard en overtuigd en dachten geen moment aan de overstelpende faam die buiten op hen wachtte.

Het slotgala, de finaleavond waar een ander verlegen meisje, Rosa, de hoofdprijs won, werd bekeken door 12,87 miljoen mensen, 68% van iedereen die op dat moment voor de TV zat. Wij leraren mochten op de achtergrond meedansen en -zingen bij een liedje van al ‘onze’ leerlingen samen. Het was mijn enige jaargang op de beroemdste Academia van Spanje, maar niet alleen daarom zijn de volgende edities nooit meer zo’n succes geworden. De charmantische naïviteit was weg, omdat elke leerling nu wist hoe beroemd hij of zij wel niet kon worden. Maar niemand zoals die kleine David Bisbal.