Tagarchief: johan cruijff

Op bezoek bij Johan Cruijff

Ik was er een uur eerder dan de Ajax-delegatie, maar dat moet ook als je foto’s wilt maken van de aankomst van half Amsterdam bij het kantoor van de Foundation van Johan Cruijff. Een verhaal en foto’s waarmee het AD vandaag trouwens concurrent De Telegraaf een enorme journalistieke draai om de oren geeft, en bewijst dat de woorden van Cruijff echt geen monopolie van een paar van zijn meest intieme journalistieke vrienden hoeven te zijn – onafhankelijkheid blijft van grote waarde, vind ik, en hoeft écht niet alle deuren te sluiten. Afijn, de Ajax-commissarissen en prominente leden lieten nogal op zich wachten, dus kwam de maestro, die zich binnen ook maar zat te vervelen, buiten even een praatje houden. Wanneer ze geland waren, vroeg hij. Om 9.15, had ik op internet gezien, met Vueling. Het was inmiddels 10.45… Johan had een telefoonnummer, op zo’n post-it blaadje, van één van hen. Maar geen telefoon; aan een mobieltje heeft hij nooit gedaan. Dus kreeg God natuurlijk mijn iPhone. Net toen draaide de Ajax-delegatie in twee taxi’s de hoek om, in Bonanova. Handen werden geschud en een vijf uur durend gesprek kon beginnen. Mooi moment, dacht ik, om de lange parabool te publiceren die ik enkele jaren terug voor Hard Gras schreef, toen de eerste flirt tussen Ajax en Cruijff mislukte door een botsing van de laatste met trainer Marco van Basten. “Cruijff blijft liever op zijn berg in Barcelona,” schreven de kranten toen. En uit die acht woorden kwam de volgende parabool, waarbij de betekenis van Moisés Botigues in het woordenboek kan worden opgezocht.

 

Waar die andere God woont

Door Edwin Winkels

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel neemt de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en stapt daarna op de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum van de stad naar de sjiekste wijk. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van La Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

Moisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar de gedachtenkronkels en managerscapaciteiten van De Verlosser gevraagd, omdat die zich bij verrassing aan het land had openbaard. Maar  na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen had hij zich zich snel weer teruggetrokken op zijn berg inBarcelona. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt, zijn geest beneveld door de mist die over de donkere wateren hing en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend.

De Verlosser? Moisés was naar het stadion in Barcelona gegaan, op zoek naar de sporen van de man die met de bal aan zijn voet Catalonië in zijn eentje van het Franco-bewind zou hebben verlost, ergens in 1974, toen de dictator al ziek begon te worden terwijl de Catalanen feestvierden in hun eigen taal vanwege het eerste kampioenschap van de voetballers in veertien jaar.

El Salvador? Nee, niemand kende hem, leek het. In de gangen van de voetbalkolos kwam Moisés oude bekende A. tegen, beschouwd als één van de vele discipelen van de meester, een groep apostelen die zijn evangelie inmiddels in vele uithoeken van de wereld verkondigt. San Marco is de voornaamste van een lange rij, het strengst ook in de leer.

Na het op gebruikelijke aanvankelijke onbegrip over die onbekende Verlosser te zijn gestoten, legde Moisés A. uit wie hij nou precies bedoelde.

“Oh,” zei A., “je bedoelt God.”

“God?”

“Ja, God. Als Verlosser kennen we hem niet. Voor ons was hij Dios, want hij wist alles, had altijd gelijk en stond boven het goede en het kwade. Hij was God.”

“En nu? Waar huist hij?”

“Af en toe spreken we hem nog. Ontvangt hij ons zelfs op de berg. Of daalt hij af. Maar dat gebeurt steeds minder.”

Meestal laat hij opschrijven wat hij van alles vindt. Hij draagt zijn clubs nog altijd in het hart, al zijn de spelers én trainer én bestuurders vaak niet zo blij met wat hij van alles vindt. Almachtig en alwetend is hij. Hij is zelfs in staat vanaf een strand inMauritiusde vinger op de zere plek te leggen.

Lees verder

Luisteren naar Johan Cruijff

Vanaf deze week in de winkel: nóg een kadootje voor zowel Spaanse als Catalaanse vrienden, als ze La Cena / El Sopar van Herman Koch al uit hebben, ze van voetbal houden én interesse hebben in onze eeuwige strijd met de talen, zowel het Nederlands als het Spaans, in dit geval. Want van de vijf hoofdstukken met 150 zinnen die ik voor de uitgeverijen Cossetànie en Lectio over Johan Cruijff heb geschreven in Escuchando a Cruyff / Escoltant Cruyff is natuurlijk één deel gewijd aan de zowel Nederlandse als Spaanse taalvondsten van de man die ook deze week weer, vooral bij Ajax, het nieuws blijft bezighouden. Van de vertalingen in het Spaans en Catalaans van Hollandse klassiekers als ‘elk nadeel heb zijn voordeel’, ‘utopieën wie nooit gebeuren’ en ‘die verdediging was een geitenkaas’ (ja, ik heb vaak de Spanjaarden moeten zeggen dat Johan in het Nederlands ook niet feilloos was) heb ik natuurlijk ook zijn Spaanse hoogtepunten verzameld, zinnen die de meeste van de Spanje-gangers wel kennen, denk ik. Ik noem niet alleen de zin, maar kom ook met een uitgebreide ‘taalkundige analyse’, in dit geval, of met talloze anecdotes en details uit Cruijff’s leven en carrière.

Een paar voorbeelden van dat Cruijffiaanse Spaans: “Ha escuchado las campanas del reloj, pero no sabe qué hora es.” (Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet hoe laat het is.) Halverwege de zin kwam Johan erachter dat hij echt niet wist wat klepel in het Spaans was (ik wist het ook niet, het is badajo), dus kwam hij met deze variant.

Un paloma no hace verano. De beroemde mannelijke duif die nog geen zomer maakt. Cruijff wist niet dat dat een golondrina (zwaluw) moest zijn.

Gallina de piel. Vellekip in plaats van kippevel. Zo ingeburgerd dat je op google inmiddels 320.000 hits krijgt.

En un momento dado. Niet fout, wel heel Cruijffs. Net als de eeuwige: Este es uno. Dít is één (een versimpeling van ‘in de eerste plaats’)… maar er volgde nooit een twee.

En een hele mooie, tot slot: En el mundo de los ciegos el tuerto esel rey, pero sigue siendo tuerto. Ofwel: in het land van de blinden is eenoog koning, maar het blijft wel een eenoog.

Het boek gaat natuurlijk niet alleen over die taalvondsten, maar ook over Cruijff’s genialiteiten op voetbalgebied, over zijn familie, het geld, het roken, etcetera, met een heleboel anecdotes en verhalen die, heb ik al gemerkt, veel Spanjaarden en Catalanen (nog) niet kenden.

Volgende week presenteren we het boek aan de pers, samen met schrijver Sergi Pàmies, die in 2002 het laatste Cruijff-boek in Spanje schreef. Johan zelf, die niet bij het schrijven betrokken is geweest maar ons wel toestemming gaf zijn foto voor de cover te gebruiken, is ook uitgenodigd, maar houdt niet zo van presentaties.

Daags voor het WK van 1974…

Ben met een (nog een beetje geheim) project bezig rond Johan Cruijff, in het Spaans en Catalaans. Kan daardoor nauwelijks naar het WK voetbal kijken. Wil dat ook niet; zo’n eerste speeldronde is nauwelijks interessant. En hier in Catalonië is de belangstelling nog relatief. Of, zoals een wat oudere dame in het dorp, fanatiek aanhangster van FC Barcelona, me vanochtend zei: “La Roja? Em fot pel cul.”  Ofwel, die Spaanse selectie konden ze er bij haar van achteren instoppen. En zo zijn er nog altijd veel Catalanen die zo denken, ondanks de aanwezigheid van half Barça in de selectie. Dús, van mijn kant, nog maar geen WK-post. Of een beetje. Kwam tijdens mijn speurtocht weer één van de mooiste foto’s tegen die ik me van Cruijff kan herinneren. De naam van de fotograaf heb ik nooit kunnen achterhalen, maar het shot is intrigerend. Het WK in Duitsland zit eraan te komen, het is het eerste seizoen van de oud-Ajacied bij Barcelona. Uitwedstrijd in La Condomina, Murcia. De strenge agenten van de Guardia Civil van generaal Franco, toen al een beetje ziek, zitten hem op de lippen, net als de supporters. Wat Cruijff daar doet? Hij staat op het punt een corner te nemen.

Vandaag trouwens schrijft Cruijff zijn column in El Periódico. Hij ziet Spanje nu méér favoriet dan tevoren, want het speelde ondanks de nederlaag tegen Zwitserland in ieder geval het vertrouwde en verzorgde voetbal, het Barça-voetbal… En die zege van Duitsland? Stelt niks voor. ‘Ik heb nog geen voetbal gezien,’ zegt Johan, ‘alleen maar angst.’

Op bezoek bij God

En koud terug in Barcelona even op bezoek bij God, zoals de spelers hem bij Barça vroeger noemden. Niet zijn generatiegenoten, die noemden hem in de jaren zeventig El Flaco, zoals Asensi vanmiddag zei. Maar zijn discipelen, de Koemans, Laudrups, Bakero’s en Guardiola’s, die noemden hem gekscherend God omdat hij altijd alles zag en beter wist. Vandaag werd Cruijff beëdigd tot erevoorzitter van FC Barcelona. ‘Hoe noem je deze pin?’ vroeg hij aan voorzitter en vriend Laporta, want hij kende het Spaanse woord voor insigne niet. Een andere mooie Cruijffiaanse zin in het Spaans, die nauwelijks te vertalen is omdat saber zowel weten als kunnen betekent: “Tienes que saber lo que no sabes.” Heerlijk.

Iets van twee jaar geleden schreef ik voor Hard Gras een door collega’s geprezen allegorie over een bezoek aan Cruijff op zijn berg; was naar aanleiding van zijn weigering Ajax verder te helpen. ‘Cruijff gaat terug zijn berg op,’ heette het toen. Hieronder het verhaal van toen, althans een voorlopige versie van toen; kan de definitieve tekst niet meer vinden. Eén tipje van de sluier: botigues betekent winkels in het Catalaans.

Op bezoek bij God / Edwin Winkels

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel ging met de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en daarna met de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum naar de sjiekste wijk van de stad. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

            Moisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

            Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar De Verlosser gevraagd. Weer teruggetrokken op zijn berg in Barcelona, na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend. Lees verder

Cruijff was nooit De Verlosser

cruijff ©Jordi Cotrina

Tja, daar ga je niet echt van stressen natuurlijk, bondscoach zijn van Catalonië, de ‘spookselectie’ die één keer per jaar, rond de Kerstdagen als alle voetballers het liefst uitrusten, een vriendschappelijk potje speelt dat vooral een nationaal-nationalistisch Catalaans feest moet zijn. De kans is klein dat Johan Cruijff op de bank een hartaanval gaat krijgen; dat risico voor zijn gezondheid – de waarschuwing van zijn hart is alweer van bijna 20 jaar geleden – was de belangrijkste reden dat echtgenote Danny hem smeekte na zijn traumatische ontslag bij FC Barcelona nooit meer in een dugout plaats te nemen. Of ze verbood het hem, dat kan ook. Zou niet de eerste keer zijn.

cruijff salvadorDe Catalaanse bond presenteerde hem gisteren voor liefst 1.000 gasten als het boegbeeld van het Catalaanse voetbal. Nee, hier in Barcelona geen referenties aan de bijnaam ‘De Verlosser’. Nog één keer dan, voor de allerlaatste keer: Johan Cruijff heeft hier nóóit El Salvador geheten. Ik had eens een shirtje aan, gemaakt door zijn Foundation, waarop zijn portret van de jaren zeventig én die bijnaam stonden. Wat draag je in hemelsnaam? vroegen collega’s op de krant. Nou, zei ik, zo heette-ie toch? Hij kwam heel Catalonië toch redden, met onder anderen die historische 0-5 in het Bernabéu? Nee dus. Zelfs aan de oudere supporters gevraagd. Johan was nooit een verlosser, dat zou voor de trotse Catalanen net iets te veel eer zijn. Hij was gewoon El Flaco, de magere. En later, als trainer, noemden de spelers hem God. Maar daar zat iets ironisch in, omdat hij alles (beter) wist.

Trouwens, voorzitter Joan Laporta van FC Barcelona probeerde vandaag Cruijff een beetje Catalaanse cultuur bij te brengen. Een onmogelijke taak, zoals blijkt.

Een absurde aanslag

lluch

Geen moord is te rechtvaardigen, maar sommige aanslagen zijn nóg absurder en zinlozer dan anderen. Ernest Lluch was één van Spanje’s grootste, verstandige én meest aimabele intellectuelen. Geboren in 1937 in de buurt van Barcelona werd hij als docent aan de universiteit van Valencia herhaaldelijk gearresteerd in de tijd van Franco vanwege zijn anti-dictatoriale ideeën. Eenmaal in de democratie koos de charismatische eerste socialistische premier, Felipe González, hem als minister van Gezondheid en Consumptie in die eerste linkse regering, in 1982. Maar Lluch – spreek uit: Joek – was vooral een man van doceren, betrokken bij veel grote universiteiten in het land, en verliet de regering weer in 1986. Als Catalaan probeerde hij Spanje te verenigen zonder ook maar één moment het bestaan van die verschillende volken (Catalanen, Basken, Galiciërs) binnen het land te ontkennen. Hij veroordeelde alleen het feit dat sommigen, terroristen in dit geval, de autonomie via geweld probeerden te bewerkstelligen. Zó gematigd én overtuigend was Lluch, dat hij een pacifistische bedreiging voor die terroristen vormde.

Een vroege ochtend op 21 november 2000 liep Lluch in het halfduister naar zijn auto in de parkeergarage onder zijn flatgebouw aan de Avinguda de Xile, op 100 meter van het Camp Nou, het stadion van FC Barcelona, club waarvan hij een fanatiek supporter was (opvallend op de bovenstaande collage van de expositie: een plaatje van Johan Cruijff als aanvoerder van Barça). Twee pistoolschoten in zijn hoofd maakten een einde aan zijn leven. De ETA eiste de aanslag op. Niet vaak was de verontwaardiging over een aanslag in Spanje zó groot.

Deze week werd in Barcelona een expositie geopend over het leven en het werk van Lluch, te bezichtigen in het Palau Robert, een strak gebouw uit 1905 op de hoek van de Passeig de Gràcia en de Diagonal.

Op bezoek bij God

muntanerVanmiddag een interview met Johan Cruijff gehad, voor het Audi-magazine. Behalve die ene prachtige Citroën-Maserati waar Cruijff ooit als jonge speler mee reed, ken ik hem alleen van zijn Mercedes-stationwagen, zijn halve leven lang. Maar in Nederland heeft hij een Audi staan, zegt hij.

Nu ging het gesprek niet over auto’s, maar over foto’s, beelden uit zijn leven. Onder anderen van zijn huis in Barcelona, op de flanken van de Tibidabo, een berg van ruim 500 meter hoog. Een luxe-wijk waar ook zijn Foundation huist. Daar hadden we afgesproken. Met de fiets omhoog: het is te doen, al denken veel mensen in Barcelona van niet. Het leukste is dan weer terug te fietsen, zo’n zeven kilometer bergaf door Muntaner, één van die ellenlange straten die van boven naar beneden lopen. (In Barcelona zeg je niet linksaf of rechtsaf, maar naar boven en naar beneden.) Jammer dat er stoplichten zijn onderweg.

En terwijl de nederige interviewer/fietser zich weer de stad in stortte, bleef God tevreden achter op zijn berg. Hij zag er goed uit, trouwens. Net terug van zijn jaarlijkse wintervakantie op Mauritius.