Het moet, met 47,8 kilometer, de langste ondergrondse metrolijn van Europa worden, zeggen ze hier, al heb ik het vermoeden dat dat het Europese vasteland moet zijn, want enkele van de underground-trajecten in Groot-Londen lijken me ellenlang. De L-9 in Barcelona moet zo ongeveer het sluitstuk worden van het metronetwerk dat begin vorige eeuw gebouwd begon te worden. In 1924 werd de eerste lijn geopend, de (nu groene) L-3 tussen Catalunya en Lesseps. Deze nieuwe enorme L-9 moet eindelijk voor een metrolijn gaan zorgen aan de ‘hoge’ kant van de stad, de wijken Carmel, Sant-Gervasi, Sarrià en Pedralbes waar de ondergrondse nooit was aangelegd.
En niet alleen dat. Diezelfde L-9 moet de metro eindelijk tot het vliegveld brengen, waarvandaan je tot nu toe alleen met bus, trein of taxi naar de stad kunt reizen.
Maar er zijn problemen. Geld natuurlijk. Er is geen euro meer om een flink deel van die lijn te voltooien. Al jaren liggen er op sommige pleinen in de stad (niet zo toeristisch, ze heten Sanllehy, Maragall, El Putxet en Lesseps, onder anderen) en vlak naast het Camp No, enorme bouwputten waar de grote, hypermoderne stations moeten worden gebouwd. Enkele maanden geleden deed de Catalaanse regering, de Generalitat, echter de geldkraan dicht en werden die putten deels gedempt. Nu zullen ook de hekken worden verwijderd en de pleinen voorlopig weer als pleinen dienen, in afwachting van betere tijden. Dat kan wel na 2015 worden.
De verbinding met het vliegveld heeft trouwens wél prioriteit en daaraan zal blijven worden gebouwd, zodat we over enkele jaren de metro in een vrij lange reis kunnen nemen tot het grote nieuwe station Torrassa in L’Hospitalet, waar na een overstap de treinen en de rode L-1 ons naar het centrum kunnen brengen. Of een station verder, Collblanc, en daarvandaan de blauwe L-5.
De metro blijft de beste manier om je snel door een stad te verplaatsen. In Barcelona wordt hij elke dag door meer dan een miljoen mensen gebruikt, maar de overheden lijden er desondanks flink verlies op. Daarom worden per 1 januari de prijzen maar weer eens flink opgeschroefd. Het populairste biljet, de T-10 van 1 zone (10 reizen, niet persoonsgebonden) gaat 1 euro omhoog, van 8,20 naar 9,20. Maar met die 92 cent per rit blijft Barcelona nog altijd één van de goedkoopste metrolijnen in Europa. En je hoeft, zoals het in een toeristische stad betaamt, niet moeilijk te gaan doen met OV-chipkaarten of dat soort voor buitenlandse gasten altijd moeilijke dingen.











de tunnel slokte een heel huizenblok op. Er vielen, miraculeus, gewonden noch doden. Vijf andere woonblokken moesten ook worden afgebroken, 34 gezinnen verloren hun woning, 1.276 mensen uit 84 gebouwen moesten tijdelijk (sommigen twee jaar) ergens anders worden ondergebracht.
Om iedereen een beetje gerust te stellen werd twee jaar terug ook een congres georganiseerd met tunnelexperts uit de hele wereld. Zeer overtuigend klonken de verhalen van de ingenieurs die verantwoordelijk waren voor een tunnel onder het historisch centrum van Köln en voor de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Beide mannen, de laatste een aardige ingenieur van de TU Delft, werden direct door Barcelona als onafhankelijke experts en adviseurs aangetrokken. Maar een goed verhaal blijkt één ding, de werkelijkheid kan totaal anders zijn. De tunnel in Köln verwoestte dit jaar de prachtige, monumentale bibliotheek van de stad, en de Noord-Zuidlijn is een miljardenramp die ongetwijfeld nog tien jaar lang delen van Amsterdam onbegaanbaar zal maken en meer huizen zal doen kraken dan die op de gehavende Vijzelgracht.

Natuurlijk hadden Londen (1863) en New York (1868) als eerste een ondergronds netwerk van openbaar vervoer, maar mediterrane steden als Athene (1869) en Istanboel (1874) zaten die metropolen op hun hielen. Een lange reeks steden volgde, waaronder Parijs (1900), Madrid (1919) en Barcelona (1924). Ik weet niet of het komt doordat al die steden al zolang gewend zijn zich ondergronds te verplaatsen dat de bewoners hun metro redelijk respecteren. Natuurlijk bestaan er overal graffiti’s en vandalisme, maar nergens ter wereld heb ik de metrowagons zo goor en mishandeld gezien als op de paar miserabele lijnen die enkele wijken in Rotterdam (1968) en Amsterdam (1977) met elkaar verbinden. En nergens heb ik me zo unheimisch gevoeld als op sommige stations of op bepaalde uren van de dag (avond) in de twee Nederlandse metro’s.