Tagarchief: ajax

De hysterie rond Cruijff: wat Ajax van Barça kan leren

Ons Cruijff-verhaal voor het Oudjaars-AD vandaag, ter afsluiting van een hysterisch jaar bij Ajax. Doe het zoals hier in Barcelona, zou ik zeggen, een beetje lunchen en golfen. (Zie ook: Op bezoek bij Johan Cruijff / Waarom ze bij Barça zo mooi voetballen / Luisteren naar Johan Cruijff)

,,Laat Johan Cruijff zijn gang gaan, zoals hij ook Barcelona naar zijn hand heeft gezet.’’ Het is een veelgehoorde beredenering in de revolutie zoals die al maanden bij Ajax woedt. Maar hoe groot was de invloed van Cruijff werkelijk op het Barcelona van deze tijd? En; wat zijn de parallellen met het Ajax van nu? 

TEKST:  SJOERD MOSSOU EN EDWIN WINKELS

Het was de zomer van 2003, en de triomf van de Blauwe Olifant was compleet. Jarenlang had de beweging, met de welkome morele en publicitaire steun van Johan Cruijff, oppositie gevoerd tegen de man die al sinds 1978 voorzitter van FC Barcelona was geweest, Josep Lluís Núñez, en diens rechterhand en opvolger Joan Gaspart. 
Beiden beleefden, opvallend genoeg, hun einde met Louis van Gaal als hun trainer. Maanden na het ontslag van Van Gaal en het opstappen van Gaspart, won Joan Laporta, de aanvoerder van die Blauwe Olifant, de verkiezingen om presidente te worden. 
Kort na de verkiezingswinst kwam de ‘top’ van die vroegere samenzwering bij elkaar, in de tuin van het huis van Cruijff in Bonanova, een sjieke wijk in het ‘hoge’ deel  van de stad. Nu waren zij de baas, de dertigers en veertigers. Laporta, advocaat en vriend van Cruijff, als voorzitter. Sandro Rosell, oud-Nike-vertegenwoordiger, als vice-voorzitter belast met sportieve zaken. En nog enkele anderen, onder wie Txiki Begiristain, oud-speler van het dream team van Cruijff, nu technisch directeur op voorspraak van de Amsterdammer, die in de Bask altijd de meest intelligente speler van zijn dream team zag. 
In de schaduw van de bomen in de tuin bood Laporta zijn Nederlandse makker en idool een functie binnen de club aan. Wat hij maar wilde, hij kon het worden. En Johan zei ‘nee’, ook al omdat vrouw Danny meeluisterde. Terug in de hectiek van het voetbal, met sinds 1991een bypass in het hart, dat was in huize Cruijff verboden, uitgesloten. Laporta zou het nog vele malen proberen, tevergeefs. 
,,Laporta wilde hem hoe dan ook bij de club betrekken, maar keer op keer weigerde Johan dat. En dat was misschien maar beter ook. Op deze manier is Johan op zijn best, een bijeenkomst in de tuin, op de golfbaan, tijdens een diner. Dan luister je naar hem, en volg je zijn adviezen op of niet, dat is bij ons altijd heel vrijblijvend geweest. Je moet Johan nóóit, maar dan ook nóóit in een officiële functie benoemen,” zeggen twee bestuursleden uit het Laporta-tijdperk en leden van die vroegere Blauwe Olifant, die om anonimiteit vragen om vrijuit te kunnen praten over de rol van Cruijff bij Barcelona.
Luisteren naar Cruijff. Het is iets waar de Ajax-leiding onder voorzitter Uri Coronel en directeur Rik van den Boog enkele jaren terug doelbewust mee ophielden. Na lang geschipperd te hebben met het orakel uit Barcelona, vonden beide beleidsmakers het wel mooi geweest. Zeker toen een hervormingsplan van Cruijff in 2008 stukliep omdat trainer Marco van Basten zich er slechts gedeeltelijk in kon vinden.
Toen Cruijff al snel daarna afhaakte, knipte de top van Ajax gericht de lijnen door. De Amsterdamse club was beter af zonder Cruijff en zijn politiek, beredeneerden Coronel en Van den Boog. Zijn vrienden, zowel in de media als op de Toekomst, zorgden in hun ogen bovenal voor onrust. Als Cruijff opnieuw geen officiële functie wilde, dan moest het maar eens afgelopen zijn met die eeuwige spagaat waar de club mee worstelde. Het was graag en met volledige overgave, of niet.

In Barcelona ging dat anders. Laporta kreeg Cruijff niet in een officiële functie, maar schonk hem op het einde van zijn bewind uiteindelijk die van erevoorzitter, een positie zonder enige formele inhoud, maar wél met ceremoniële waarde. Eén van de bestuursleden: ,,Ik moest altijd naar de UEFA- en FIFA-vergaderingen. Daar had ik Cruijff graag bij gehad. Hij is natuurlijk een fantastisch clubsymbool, net als Beckenbauer bij Bayern. De voetbalwereld ligt nog altijd aan zijn voeten, iedereen op die bijeenkomsten vroeg me altijd naar hem.”

Het insigne van erevoorzitter leverde Cruijff direct in toen de al vroeg uit het Laporta-bestuur vertrokken Rosell anderhalf jaar geleden de nieuwe voorzitter werd. Nooit was de verhouding vloeiend tussen Cruijff en Rosell sinds die eerste beruchte vergadering in de tuin. Ze waren over mogelijke aankopen aan het praten, toen Rosell zich voortdurend met zijn mobiele telefoon afzonderde. ,,Kom je hier nou om mee te praten en te luisteren of niet?” snauwde Cruijff hem toe, met alle anderen erbij. Het kwam nooit meer goed. 

Zoals ook Uri Coronel, Rik van den Boog en Steven ten Have al snel het vertrouwen van Cruijff verloren – en nooit meer zouden herwinnen. Wie in de beleving van Cruijff niet openstaat voor zijn adviezen, wordt al snel een vijand.
Op dezelfde bijeenkomst in Bonanova kwam Cruijff met het eerste advies voor een aankoop: Barça moest van stadgenoot Espanyol Roger García terughalen, één van zijn lievelingsspelers. ,,Maar die goal heeft hij er niet bij ons ingeschoten,” zeggen de oud-bestuursleden lachend. Niemand wilde Roger, die was al in de nadagen van zijn carrière, zoals hij vervolgens bij Villareal bewees. Twee jaar later lukte het Cruijff wel om de speler bij Ajax te stallen, maar ook zijn verblijf daar was geen succes. 
Niet dat Begiristain, trainer Rijkaard, Laporta en de overige bestuursleden nooit naar Cruijff luisterden. Integendeel. ,,Hier hebben we hem nooit de Verlosser genoemd, zoals jullie in Nederland, maar voor ons allemaal is Cruijff altijd God geweest, en zijn woord is heilig. Kritiek hebben we ook nooit op zijn ideeën en voorstellen gehad, maar we hebben er lang niet altijd iets mee gedaan. Dat was ook geen enkel probleem, Johan werd echt niet boos als je zijn raad niet opvolgde. Hij deed suggesties, en wij mochten er mee doen wat we wilden.” 
Bij Ajax werkte dat in die tijd, zeg maar tussen 2003 en 2008, ook min of meer zo. Voorzitter John Jaakke en later directeur Maarten Fontein gingen eens in de zoveel tijd bij Cruijff langs in Barcelona, voor een barbecue of een partijtje golf. Ze luisterden naar hem toen Cruijff adviseerde om Henk ten Cate aan te stellen als coach, de Amsterdammer die succesvol had samengewerkt met Frank Rijkaard bij Barcelona. Omdat de chemie tussen Rijkaard en Ten Cate in Camp Nou was uitgewerkt, loste Cruijff daarmee ook direct een probleem op voor Barça. Tot glorie leidde het advies bij Ajax echter niet.

Cruijff hield zich destijds betrekkelijk koest in zijn columns in De Telegraaf, ondanks de vaak magere prestaties – en hield zich slechts op grote afstand bezig met Ajax. Slechts heel af en toe was hij present in Amsterdam.  
Met Barcelona en voorzitter Laporta was de band inniger. Sommige adviezen werden heel terloops uitgesproken, zoals die keer op een golfbaan. Eén van de bestuursleden herinnert zich een hole waar Cruijff met Laporta een balletje sloeg en over nieuwe spelers sprak. ,,Die Yaya Touré is wel wat,” opperde Cruijff. Niemand had ooit van de speler gehoord, een Afrikaanse voetballer die elk jaar ergens anders speelde, van Beveren via Metalurg Donetsk naar Olympiakos en Monaco. En enkele maanden later werd de speler gecontracteerd; drie seizoenen lang functioneerde hij perfect bij Barça. 
De benoemingen van de laatste twee, zeer succesvolle trainers van de club, Frank Rijkaard en Pep Guardiola, verliepen ook op die semi-toevallige manier. Toen Laporta aan de macht kwam –of nog eerder, toen hij kandidaat was-, vroeg hij natuurlijk aan Cruijff wie als trainer aan te trekken. De ‘doelpuntenprofeet’, zoals zijn bijnaam in Barcelona luidt, kwam met Hiddink en Ronald Koeman, maar geen van hen wilde of kon voor 1 miljoen euro per jaar naar het Camp Nou komen. ,,En die Rijkaard?” vroeg Laporta toen aan Cruijff, zich een ontmoeting met de oud-speler herinnerend. ,,Ja, geen slechte vent,” zei Cruijff. Ofwel: akkoord. 

Jaren later, na twee kampioenschappen en een Champions League, spraken een deel van het bestuur én Cruijff over het ontslag van Rijkaard, toen het al maanden minder ging. Eén van de aanwezigen bij de vergadering: ,,Laporta vroeg Johan of hij tijdelijk trainer zou willen worden, tot het einde van het seizoen. Maar dat was uitgesloten, in de eerste plaats omdat Danny dat niet wilde. Een fantastische vrouw, die als een hen over haar man waakt. Johan heeft vanwege haar veel dingen niet gedaan.” 

Maar Cruijff zelf kwam wel met een alternatief. Een bestuurslid: ,,We spraken over een andere optie, enkelen wilden Mourinho, die toen bij Chelsea trainde. Johan vond dat dat absoluut niet kon. ‘Waarom iemand van buiten zoeken, als je de trainer van de toekomst al in je eigen club hebt?’ zei hij. Toen kwam hij met Guardiola, trainer van Barça B. Veel van ons zagen dat niet zitten, iemand zonder ervaring. Wij wilden Pep ook niet, te jong, te onervaren, dachten we. Maar Laporta vond het wel een goed idee.”
Teruggekoppeld op Ajax is het een interessante gedachte: was er ooit zoiets als een fluwelen revolutie geweest als Coronel en Van den Boog de lijnen met Cruijff open hadden gehouden? Als ze zo eens in de zoveel tijd een advies van de legendarische Ajacied hadden opgevolgd, bijvoorbeeld door eerder een Cruijff-pupil aan te stellen in de top van de jeugdopleiding. Ze hadden daarmee wellicht concessies gedaan aan hun eigen opvattingen, maar tegelijk had het veel ellende kunnen schelen. 

Met de jeugdopleiding van Barça heeft Cruijff zich sinds zijn ontlsag als trainer, in 1996, nauwelijks meer bemoeid. Hij zag en ziet vooral dat het goed was, met vrijwel altijd ex-discipelen van hem aan het roer, zoals nu Amor. Het is niet zo dat Cruijff een heel legertje van vertrouwelingen heeft in de opleiding van Barça, zoals nu bij Ajax. Ook schreef hij geen technische rapporten voor de Catalaanse jeugdopleiding, of geeft hij specifieke adviezen. Hij ziet het van afstand aan. Zijn invloed bestaat er vooral in overdrachtelijke zin.

 

,,De basis hebben we begin jaren negentig gelegd, door alle jeugdelftallen op dezelfde manier als het eerste team te laten spelen. En al lieten trainers als Bobby Robson en Louis van Gaal hun elftal anders voetballen, die filosofie in het jeugdvoetbal veranderde niet,” zegt Cruijff zelf.

Toen Cruijff in 1988 als trainer bij Barcelona arriveerde had hij één seizoen nodig om het jeugdvoetbal volledig te hervormen, nadat in dat eerste jaar het B-elftal van Barça uit de tweede divisie was gedegradeerd. Cruijff zette twee van zijn vroegere ploeggenoten uit de jaren zeventig, Quique Costas en Toño de la Cruz, aan het hoofd van dat B-elftal en de A1-junioren. Bovendien eiste hij bij het bestuur een hoger salaris voor de jeugdtrainers, die hij dus allemaal opdroeg precies hetzelfde systeem te hanteren, het 3-4-3, als hij bij het eerste elftal deed, met de ‘nieuwe’ positie die hij als ‘de 4’ omschreef, de spelmaker vlak voor de driemans-verdediging, een plek waarop Milla, Amor en Guardiola zijn eerste lievelingen waren.

Tandenknarsend ging voorzitter Núñez akkoord met de meeste eisen, omdat Cruijff hem eraan herinnerde dat in zijn contact zijn functie als trainer-manager stond omschreven. Cruijff kreeg het zelfs voor elkaar een geheel nieuwe, derde juniorenploeg te creëren opdat zijn zoon Jordi wedstrijden kon spelen. Jordi mocht als buitenlander niet in de A1 en A2 meespelen omdat die in een landelijke divisie uitkwamen. In de regionale divisie kon hij met die A3 wél meedoen. Ook liet Johan twee extra F- en E-pupillenteams inschrijven om het basisvoetbal te verbreden.

In dat jeugdvoetbal waren ze dolblij met Cruijff als hoofdtrainer. Oriol Tort, die al sinds 1978 de hoofdverantwoordelijke was van de Masía, het jeugdinternaat én –voetbal, was in 1990 vol lof over de Amsterdammer: ,,Cruijff is enorm moedig, laat eindelijk jonge spelers uit de eigen jeugd debuteren, dat was vroeger onmogelijk. Toen debuteerden talenten als Calderé en Rojo pas op hun 25ste, als ze volgens de trainers sterk genoeg waren.” In zijn eerste drie seizoenen liet Cruijff 13 jongens uit het B-team meespelen, al braken ze niet allemaal door.

Cruijff zag het, net als Tort, zitten in technische voetballertjes, al waren ze nog niet groot en sterk. De toen broodmagere Guardiola was daar een voorbeeld van en de huidige Barça-coach geeft nu nog altijd Cruijff de credits voor de basis van het huidige droomvoetbal, het systeem en de successen. Want geen trainer was ooit zo betrokken bij de Masía. ,,Cruijff is heel vaak ‘s middags aanwezig bij de trainingen van de jeugdploegen, waar hij de coaches instructies geeft welke methodes ze moeten toepassen. Dat is een enorme stimulans. De vorige coaches zagen we nooit,” aldus Tort toen.

,,Iedereen luistert naar Cruijff, en doet er mee wat hij zelf wil,” herhaalt één van de oud-bestuursleden. Ook Guardiola belt af en toe met zijn vroegere trainer. ,,Of ze gaan golfen, maar dan hebben ze het alleen maar over voetbal in het algemeen, niet over opstellingen of tactieken.” 
Guardiola heeft de vroegere systemen van Cruijff geperfectioneerd, het team nóg gedurfder en aanvallender gemaakt. En net als Rijkaard bij Barça en Ten Cate bij Ajax of Van Basten bij Oranje heeft hij de analyses van Cruijff in de maandagse kranten in zijn voordeel. In zijn columns valt Cruijff zijn vroegere pupillen en vrienden nooit af, maar des te kritischer is hij voor zijn tegenstanders zijn, zoals de RvC van Ajax, Louis van Gaal, trainer Mourinho van Real Madrid of het huidige bestuur van Barça, nu niet Laporta maar Rosell er de baas is.

Niemand in Barcelona die daar echter hysterisch om doet. Ook dat is een wezenlijk verschil met Nederland, waar de macht van Cruijff, gepusht door zijn volgelingen in de media, veelal tot een wonderlijk soort stressreactie leidt. In Catalonië is dat amper het geval. ,,Zijn mening is lang niet voor iedereen heilig, daarvoor zijn de meningen rond Cruijff altijd te verdeeld geweest. Sinds zijn conflicten met Núñez slikt een deel van de aanhang hem nog altijd niet,” aldus een oud-bestuurslid. 
Het is om die reden, aldus die vroegere vicevoorzitters, dat Cruijff op de achtergrond het best op zijn plaats is. ,,Je moet geen etiket op hem plakken. Cruijff is Cruijff, en daar is alles mee gezegd. Een genie, waarvan je niet alle genialiteiten even serieus moet nemen.”

 

 

 

 

Op bezoek bij Johan Cruijff

Ik was er een uur eerder dan de Ajax-delegatie, maar dat moet ook als je foto’s wilt maken van de aankomst van half Amsterdam bij het kantoor van de Foundation van Johan Cruijff. Een verhaal en foto’s waarmee het AD vandaag trouwens concurrent De Telegraaf een enorme journalistieke draai om de oren geeft, en bewijst dat de woorden van Cruijff echt geen monopolie van een paar van zijn meest intieme journalistieke vrienden hoeven te zijn – onafhankelijkheid blijft van grote waarde, vind ik, en hoeft écht niet alle deuren te sluiten. Afijn, de Ajax-commissarissen en prominente leden lieten nogal op zich wachten, dus kwam de maestro, die zich binnen ook maar zat te vervelen, buiten even een praatje houden. Wanneer ze geland waren, vroeg hij. Om 9.15, had ik op internet gezien, met Vueling. Het was inmiddels 10.45… Johan had een telefoonnummer, op zo’n post-it blaadje, van één van hen. Maar geen telefoon; aan een mobieltje heeft hij nooit gedaan. Dus kreeg God natuurlijk mijn iPhone. Net toen draaide de Ajax-delegatie in twee taxi’s de hoek om, in Bonanova. Handen werden geschud en een vijf uur durend gesprek kon beginnen. Mooi moment, dacht ik, om de lange parabool te publiceren die ik enkele jaren terug voor Hard Gras schreef, toen de eerste flirt tussen Ajax en Cruijff mislukte door een botsing van de laatste met trainer Marco van Basten. “Cruijff blijft liever op zijn berg in Barcelona,” schreven de kranten toen. En uit die acht woorden kwam de volgende parabool, waarbij de betekenis van Moisés Botigues in het woordenboek kan worden opgezocht.

 

Waar die andere God woont

Door Edwin Winkels

Ergens aan het einde van de derde maand, in bus 22 op weg naar de Paseo de la Bonanova, beseft Moisés Botigues ineens dat hij dezelfde route aflegt als Daniel Sempere, de hoofdpersoon van De schaduw van de wind, wanneer deze op zoek gaat naar het geheim van een spookachtig herenhuis op de flanken van de Tibidabo. Daniel neemt de trein van de Ferrocarrils de la Generalitat, de Catalaanse spoorwegen, en stapt daarna op de later toeristische blauwe tram. Moisés heeft voor de bus gekozen, want hij kan dan 26 minuten lang kijken naar de mensen en gebouwen die voorbijgaan en allemaal langzaam veranderen in de klim vanuit het oude centrum van de stad naar de sjiekste wijk. Barcelona heeft een uitstekend metronetwerk dat de catacomben van de stad van noord naar zuid en van zee naar de berg met buizen doorklieft, maar in de buurt van La Bonanova is er geen enkel station. Is ook niet nodig. Rijke mensen gaan niet met de metro, want ze vinden dat die stinkt en dat er te veel bedelaars zijn, al hebben ze er nooit een stap in durven zetten.

Moisés is op zoek naar God. Naar waar die andere God woont. Niet die van de Nederlandse Portugees Rentes de Carvalho, die een boek zo noemde, maar de God van het voetbalveld. Of van de kleedkamer. Althans, dat was hij. Al weer lang geleden.

Eerst was er nog het eeuwige misverstand geweest. Vanuit Nederland hadden ze Moisés, voor de zoveelste keer, naar de gedachtenkronkels en managerscapaciteiten van De Verlosser gevraagd, omdat die zich bij verrassing aan het land had openbaard. Maar  na even heel kort over het water in het Amsterdamse IJ te hebben gelopen had hij zich zich snel weer teruggetrokken op zijn berg inBarcelona. Hij had het daar te koud gevonden, zijn tenen waren verkrampt, zijn geest beneveld door de mist die over de donkere wateren hing en hij was spoedig weer vertrokken, in mysterieuze rook opgegaan, net zo onverwacht als hij was gekomen, zijn oude en nieuwe volgelingen in verbijstering achterlatend.

De Verlosser? Moisés was naar het stadion in Barcelona gegaan, op zoek naar de sporen van de man die met de bal aan zijn voet Catalonië in zijn eentje van het Franco-bewind zou hebben verlost, ergens in 1974, toen de dictator al ziek begon te worden terwijl de Catalanen feestvierden in hun eigen taal vanwege het eerste kampioenschap van de voetballers in veertien jaar.

El Salvador? Nee, niemand kende hem, leek het. In de gangen van de voetbalkolos kwam Moisés oude bekende A. tegen, beschouwd als één van de vele discipelen van de meester, een groep apostelen die zijn evangelie inmiddels in vele uithoeken van de wereld verkondigt. San Marco is de voornaamste van een lange rij, het strengst ook in de leer.

Na het op gebruikelijke aanvankelijke onbegrip over die onbekende Verlosser te zijn gestoten, legde Moisés A. uit wie hij nou precies bedoelde.

“Oh,” zei A., “je bedoelt God.”

“God?”

“Ja, God. Als Verlosser kennen we hem niet. Voor ons was hij Dios, want hij wist alles, had altijd gelijk en stond boven het goede en het kwade. Hij was God.”

“En nu? Waar huist hij?”

“Af en toe spreken we hem nog. Ontvangt hij ons zelfs op de berg. Of daalt hij af. Maar dat gebeurt steeds minder.”

Meestal laat hij opschrijven wat hij van alles vindt. Hij draagt zijn clubs nog altijd in het hart, al zijn de spelers én trainer én bestuurders vaak niet zo blij met wat hij van alles vindt. Almachtig en alwetend is hij. Hij is zelfs in staat vanaf een strand inMauritiusde vinger op de zere plek te leggen.

Lees verder

In Barcelona juichen ze voor Liverpool

periodico

Dit is de sportredactie van El Periódico, dinsdagavond laat. Mijn vroegere collega’s zaten de wedstrijd Liverpool-Real Madrid te kijken. Een vergelijk: hoe zouden de jongens én meiden op de onvolprezen redactie van AD Sportwereld reageren als Ajax vanavond een tegendoelpunt zou incasseren van Olympique Marseille? Sommigen zouden balen, anderen zou het niet veel uitmaken, weet ik. Of omgekeerd: wat zouden ze bij Telesport roepen als Feyenoord van een Europese tegenstander op zijn kop krijgt? ‘Niets nieuws onder de zon,’ waarschijnlijk.

In Barcelona en Madrid ligt het, zoals iedereen weet, iets gevoeliger. Barça en Real zijn niet alleen elkaars tegenstander in de Primera División, ook buiten de eigen landsgrenzen gunnen de supporters elkaar het licht niet in de ogen. Sommige spelers evenmin, trouwens. “Ik wil dat Barcelona altijd verliest,” zei Real-modeboy Guti laatst.

Onder sportjournalisten is het niet anders. Ik weet niet bij welk doelpunt van Liverpool de foto hierboven werd genomen (hij hangt nu op de sportredactie zelf, dit is een kopie ervan). De 1-0 van Torres, de 2-0 of 3-0 van Gerrard of de laatste van die Italiaan… Het maakt niet uit: elke treffer veroorzaakte ongetwijfeld dezelfde taferelen. En hoe meer de Koninklijke werd vernederd, hoe beter…