Geen moord is te rechtvaardigen, maar sommige aanslagen zijn nóg absurder en zinlozer dan anderen. Ernest Lluch was één van Spanje’s grootste, verstandige én meest aimabele intellectuelen. Geboren in 1937 in de buurt van Barcelona werd hij als docent aan de universiteit van Valencia herhaaldelijk gearresteerd in de tijd van Franco vanwege zijn anti-dictatoriale ideeën. Eenmaal in de democratie koos de charismatische eerste socialistische premier, Felipe González, hem als minister van Gezondheid en Consumptie in die eerste linkse regering, in 1982. Maar Lluch – spreek uit: Joek – was vooral een man van doceren, betrokken bij veel grote universiteiten in het land, en verliet de regering weer in 1986. Als Catalaan probeerde hij Spanje te verenigen zonder ook maar één moment het bestaan van die verschillende volken (Catalanen, Basken, Galiciërs) binnen het land te ontkennen. Hij veroordeelde alleen het feit dat sommigen, terroristen in dit geval, de autonomie via geweld probeerden te bewerkstelligen. Zó gematigd én overtuigend was Lluch, dat hij een pacifistische bedreiging voor die terroristen vormde.
Een vroege ochtend op 21 november 2000 liep Lluch in het halfduister naar zijn auto in de parkeergarage onder zijn flatgebouw aan de Avinguda de Xile, op 100 meter van het Camp Nou, het stadion van FC Barcelona, club waarvan hij een fanatiek supporter was (opvallend op de bovenstaande collage van de expositie: een plaatje van Johan Cruijff als aanvoerder van Barça). Twee pistoolschoten in zijn hoofd maakten een einde aan zijn leven. De ETA eiste de aanslag op. Niet vaak was de verontwaardiging over een aanslag in Spanje zó groot.
Deze week werd in Barcelona een expositie geopend over het leven en het werk van Lluch, te bezichtigen in het Palau Robert, een strak gebouw uit 1905 op de hoek van de Passeig de Gràcia en de Diagonal.