Niet alleen de taal is dezelfde – met lichte variaties die grappig én verwarrend zijn, daarover zo meer -, maar Buenos Aires zit natuurlijk ook vol met sporen uit Spanje, en niet eens van de eerste ‘ontdekkers’, eeuwen geleden, maar van de talloze Spanjaarden die er heen zijn getrokken sindsdien. Het is trouwens sowieso een land van Europese emigranten; naast de Spaanse en Baskische achternamen (Zorreguieta), zijn er ook heel veel Italiaanse (Ferrari) en Duitse (Schroeder) namen te vinden.
Buenos Aires wilde zelf vooral Frans zijn, en de stad doet me vaak toch aan Parijs denken. De Avenida de Mayo, in 1894 aangelegd tussen het Casa Rosada van, nu, presidente Kirchner en het Congreso van het parlement, werd omgeven door in verschillende Franse stijlen (belle époque, art nouveau) gebouwde huizen en paleizen, maar het waren de Spanjaarden die de boulevard de afgelopen eeuw in bezit namen. Talloze restaurants waren en zijn van Spanjaarden en ik belandde er deze week in één, La Clac, dat die Spaanse kleuren overal op de muur had, al blijken de uitbaters van het volgepropte theater-restaurant twee Argentijnse acteurs te zijn.
En over dat verschil in taal: iedereen die Argentijnen kent of hier wel eens is geweest weet dat hij één doodgewoon Spaans woord nooit moet gebruiken: als je in Spanje de bus neemt, of een taxi, of een bepaald gerecht, of wat dan ook, dan gebruik je het werkwoord coger. In Argentinië is dat gewoon neuken. Maar je moet er wel aan wennen het te vermijden… Enkele straten verderop is geen calles maar cuadras, een coche is een auto en een caña bier is een chop. Recién, bárbaro en boludo en pelotudo zijn typisch Argentijnse woorden, dan ook nog zo mooi zangerig uitgesproken, maar mijn favoriet is quilombo, hun woord voor chaos, en dat is het altijd, volgens de Argentijnen zelf.