Is ook leuk als je ‘ver weg’ woont en af en toe terugkomt in Nederland: ga je (soms) slapen in hotels waar je anders, als inwoner van het kleine Nederland, nooit zou zijn verbleven. Je kunt natuurlijk bij je ouders, broer of andere familie gaan logeren
, wat natuurlijk altijd de beste en goedkoopste optie is, met de ouderwetse gezelligheid, het ontbijt aan de keukentafel, en waarbij je dan maar even moet vergeten dat de meeste mensen in Nederland in dit soort slaapsteden wonen waar je na zes uur ’s avonds zelfs geen eenzame hond meer over straat ziet lopen, maar waar het ook overdag heel erg stil kan zijn.
Maar soms gaat de (werk)dag en de gastronomische avond in Amsterdam of Rotterdam nog heel lang door en is het handig dáár te kunnen blijven in plaats van een gore nachttrein te nemen en van uitzichten te gaan genieten waar normaal gesproken alleen de toeristen zich nog maar voor interesseren.
Prachtig is het, in goed gezelschap vanzelfsprekend, te gaan slapen in Hotel Pincoffs van mijn oud-collega’s Karen en Edwin aan de Rotterdamse Stieltjesstraat, dichtbij het al sinds mensenheugenis gekraakte Poortgebouw, en vóór het sluiten van de gordijnen nog even een blik te werpen, vanuit comfortabele fauteuils, op de winderige Maas en het Noordereiland. Mensen die veel gereisd hebben weten wat een hotel écht moet hebben om je op je gemak te voelen…
Datzelfde gevoel overvalt me bij mijn vaste, jaarlijkse bezoek aan Ambassade Hotel in Amsterdam, waar ik altijd van de uitgeverij (Nieuw Amsterdam; ja, sorry, even wat her en der reclame maken) mag overnachten. Heb er na talloze bezoeken nog nooit op dezelfde kamer geslapen en geen kamer is gelijk aan de anderen, in het rijtje herenhuizen waar je vanuit de ene kamer zicht heb op de Herengracht en uit de andere op de Singel. De mooiste? Helemaal bovenin, kamers met een trapje en onder één van de authentieke Amsterdamse daken.
Dan wordt Nederland toch wel een beetje leuk, ook al is het windkracht 9.


Barcelona zit vol met Nederlanders. Gisteren was hún dag, al kon je niet overal tegelijk zijn. De
En bijna aan de overkant, in het majestueuze maar door corruptie geplaagde (dat verhaal zal ik nog wel eens vertellen) Palau de la Música, opende het Rotterdams Philharmonisch Orkest officieel het seizoen. Het was de reden dat de burgemeester na zijn lange toespraak niet met de leden van de Kring kon naborrelen: de volledige Catalaanse burgerij wachtte om het Palau een hart onder de riem te steken; dirigent Yannick Nézet-Séguin deed dat, onder anderen, met een mooie Negende van Mahler.

Ze zijn in Barcelona geboren, hebben een beetje moeite om Utrecht goed uit te spreken (dat hebben de Uteregters zelf ook, dus dat is geen probleem), maar af en toe moet papa een beetje nostalgisch doen en dan neemt hij ze mee naar de stad waar de eerste 20 jaar van zijn leven zich afspeelden. En omdat er heel veel winkels zijn om kleren te kopen vinden ze het nog leuk ook.


Foto’s laten maken voor een nieuw paspoort. Zo ongelooflijk ingewikkeld zijn de regels voor het maken van een portretje, dat er in héél Barcelona maar één fotozaakje is die dat kan. Althans, de baas, Agustí, is voldoende door de mensen van het Consulaat geïnstrueerd om die foto’s direkt goed te maken zonder dat we keer op keer terugmoeten omdat ons portretje is afgewezen.