We hadden het pas een maand geleden over hem, de uil die nooit slaapt, maar die toen nog, al sinds jaren, heel mat uit zijn ogen keek. Beroemd waren de oplichtende ogen, decennialang, totdat dit soort neonreclames in Barcelona werd verboden. Maar de gemeente heeft gelukkig een uitzondering gemaakt, en na een opknapbeurt kijkt de uil aan de Diagonal, hoek Paseo de Sant Joan en Mallorca, ons elke avond weer helder aan.
Tagarchief: diagonal
De uil die nooit slaapt
Enkele jaren geleden verbood Barcelona het grootste deel van de opvallende lichtreclames in de stad. Ooit hadden pleinen als Universitat en Francesc Macià (vroeger Calvo Sotelo) wel iets van Picadilly Circus, met enorme lichtende opschriften op de soms monumentale gebouwen. Het gemeentebestuur wilde een beetje orde scheppen en vooral de stadsarchitectuur behoeden voor dergelijke invasieve reclame (waarmee je zo’n Damrak-achtige lichtchaos een beetje voorkomt). Niet alleen moesten alle lichten uit, de volledige installaties moesten verdwijnen. Slechts een enkeling werden gespaard, zoals de zwarte stieren van Osborne ooit in het Spaanse landschap voor de sloop werden behouden.
De uil die boven de Diagonal uittorent, op de hoek met de straten Mallorca en Paseo de Sant Joan, is de bekendste reclame-uiting van de stad en wordt nu zelfs door de gemeente opgeknapt, om ongelukken te voorkomen. Licht geven de ogen niet meer, die vroeger zelfs knipperden of hypnotiserende cirkels uitstraalden.
Niemand weet meer precies wanneer de uil op het dak van het flatgebouw werd geplaatst. Hij was eigendom van Rótulos Roura, een bedrijf gespecialiseerd in… (licht)reclame. De onderneming was in hetzelfde pand gevestigd en bestaat nu niet meer als zodanig, maar is opgegaan in een groter bouwbedrijf.
Op het wat rommelige plein vóór de uil staat een standbeeld van Jacint Verdaguer, waar niemand ooit in de buurt komt om zijn gedichten op het voetstuk te lezen, want er loopt geen zebrapad naar toe. De naam van deze poëet is ook gegeven aan het metrostation dat daar ligt.
Het laatste Franco-monument is verdwenen
Dit is de obelisk op het drukke kruispunt van de Diagonal met de Passeig de Gràcia, in de volksmond el lápiz, het potlood, geheten. Een ‘kale’ obelisk, sinds vandaag. De dranghekken zijn nog de enige resten van het weghalen, vanochtend, van een dame die er ruim 70 jaar heeft gestaan. Victoria, heette zij. Zij was het symbool van de overwinning van de Franco-troepen toen die in 1939 over de Diagonal Barcelona binnentrokken en het laatste rode bastion in Spanje veroverden. Om duidelijk te maken wie er de baas was, werd er aanvankelijk helemaal bovenop de obelisk een typische Franco-adelaar geplant. Hoewel, érg typisch was die niet. De Franco-aanhangers beklaagden zich erover dat het wel een magere papegaai leek in plaats van een stevige adelaar, en de bliksem had het beest ook nog geteisterd. Dus werd enkele jaren later de adelaar verwijderd.
De obelisk was toevallig drie jaar eerder, net vóór het begin van de Burgeroorlog, door de later vermoorde Catalaanse president Lluís Companys (althans, hij werd in 1940 na een pantomime-rechtszaak door de franquisten gefusilleerd) onthuld. Het was een eerbetoon ter ere van de president van de Eerste Republiek, Pi i Margall; ook hij kreeg een (blote) vrouw als standbeeld, zij stelde de republiek voor, maar ze moest dus later plaatsmaken voor de kuisere Victoria. Dat eerste beeld is in 1990 trouwens teruggevonden en staat nu op het Plaça Llucmajor.
De obelisk staat nu, kaal, op een plein dat Joan Carles I heet, een plein dat verder geen huisnummers heeft en dus eigenlijk bijna niet bestaat, iets wat de koningsgezinden weer niet zo leuk vinden. “We moeten niet met trots herdenken wat een enorme nederlaag was,” zei burgemeester Hereu vanochtend bij afbreken van vrouwe Victoria. Maar meer dan dat gevoel – de meeste mensen wisten echt niet meer wat dat beeld nou voorstelde – is de Wet op het Historisch Geheugen de reden van het verwijderen. Hieronder, als opfrissertje, een stukje dat ik onlangs voor de VARAgids schreef over die wet.
Sommige sporen van het dictatoriale verleden van Spanje zullen wel nooit kunnen worden gewist. In het centrum van het land, ergens langs de oneindige wegen die Don Quichot ooit bereed, liggen dorpjes die Llanos del Caudillo en Villanueva de Franco heten: de Vlaktes van de Leider en het Nieuwe Dorp van Franco, nederzettingen die generaal Francisco Franco tijdens zijn bewind liet bouwen en naar zichzelf liet noemen. En in andere plaatsen zijn er nog genoeg straatnamen die naar generaals en andere duistere figuren van de dictatuur verwijzen, al heet de majestueze, 11 kilometer lange Avinguda Diagonal die Barcelona doorkruist al dertig jaar geen Avenida del Generalísimo Franco meer.
Beetje bij beetje probeert Spanje de sporen van dat grijze, grauwe verleden te wissen uit het openbare leven. Maar tegelijkertijd doet het land zijn best niet te vergeten. Tientallen jaren lang leek dat laatste het beste recept om na de dood van Franco in 1975 de overgang, de wereldwijd geroemde Transición, naar de democratie te maken. Zonder haat en wraak. Vergeten. Of er zo weinig mogelijk over praten.
Maar uiteindelijk bleek dat vaak bloedige boek niet zo eenvoudig te sluiten voor de miljoenen Spanjaarden die de gevolgen van de Burgeroorlog en de daaropvolgende repressie aan den lijve of in hun familie- en vriendenkring hadden ondervonden. De tussen de 80.000 en 130.000 vermisten, in vaak anonieme massagraven onder de grond langs wegen waar zij zonder enige vorm van proces waren gefusilleerd of waar zij als soldaat waren gevallen, schreeuwden om erkenning en herkenning.
Het lokaliseren en openen van die massagraven was één van de meest ambitieuze doelen van de Wet op het Historisch Geheugen die de Spaanse socialistische regering in oktober 2007 door het parlement loodste. Dankzij getuigenissen van overlevenden is er inmiddels een soort landkaart met duizenden van die graven opgesteld, maar tot nu toe zijn slechts enkele tientallen geopend om de botten via het dna een naam en een waardig graf te kunnen geven. Het beroemdste graf, dat van dichter Garcia Lorca in de buurt van Granada, is na lang speuren en spitten overigens nooit gevonden.
Dankzij de wet is er ook een inventarisatie gemaakt van de Franco-symbolen die ruim 35 jaar na de dictatuur nog altijd op straat bestaan. Alleen al op overheidsgebouwen zijn er meer dan 440 gevonden, ruim 300 daarvan bij gebouwen en vooral kazernes van het ministerie van Defensie. Het minst opvallend, en het meest aanwezig, zijn de tienduizenden bordjes die bij de portieken van flatgebouwen door het hele land hangen, goedkope woningen die door het ministerie van Volkshuisvesting van Franco werden gebouwd.
Verder moet je op straat in de Spaanse steden goed kijken om nog een ‘adelaar’ of het beroemde juk met vijf pijlen van Franco tegen te komen. Santander was in 2009 de laatste stad die een standbeeld van de dictator, gezeten op een paard, liet verwijderen. En in de beruchte Valle de los Caídos, de vallei en basiliek bij Madrid waar Franco begraven ligt, heeft de regering elke ‘viering’ van het dictatoriale verleden verboden. Niettemin togen daar elk jaar op 20 november, de sterfdag van de Caudillo, nog duizenden nostalgische aanhangers naar toe, maar enige politiek gewicht heeft extreem-rechts in Spanje allang niet meer.
Het lelijkste plein van Barcelona
Het heeft de naam van een plein, Plaça de les Glòries, maar eigenlijk verdient het die naam niet eens. Het is vooral een zooitje. Altijd al geweest, eigenlijk. Anderhalve eeuw geleden dacht stedebouwkundige Ildefons Cerdà nog dat dit één van de grote, centrale punten van zijn stadsplan van Barcelona zou zijn, maar de werkelijkheid was anders, vooral omdat aan de noordoostkant van Glòries het grote industriegebied van Poblenou verrees en omdat de majestueuze Diagonal, hier van rechtsonder naar linksboven op de foto, pas tien jaar geleden naar de zee werd ‘doorgetrokken’; vroeger hield die straat hier op, in de puinhoop van Glòries.
Het plein was altijd de belangrijkste toegangsweg voor de auto’s die uit het noorden komen, de forsendorpen aan de kust van de Maresme, maar sinds de bouw van de ronda’s, de ringweg, is het er iets rustiger geworden. Het huidige model van het plein, de auto’s die in een soort rotonde vijf meter boven de grond de stad in en uit rijden, werd vlak voor de Olympische Spelen van 1992 bedacht. In het midden moest een leuk parkje komen te liggen, maar verder bleef de omgeving luguber en onvriendelijk. Het enige leven komt er van de rommelmarkt van Les Encants.
Nu ligt er het zoveelste plan om Glòries op de schop te gooien. De omgeving is beetje bij beetje veranderd, de Diagonal is doorgetrokken, in plaats van pakhuizen en industrieën verrijst er nu de ‘technologische’ wijk 22@, de Torre Agbar – die enorme vibrator – staat er al enkele jaren, er ligt een groot winkelcentrum en er wordt druk gebouwd aan de Disseny Hub, wat het grote gemeentelijke centrum ter promotie van het design moet worden . Tijd dus om dat storende en vervuilende verkeer daar uit de lucht te halen en onder de grond te stoppen.
Deze week gingen wat omwonenden de straat op. Begin volgend jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen en omdat de huidige burgemeester, de socialist Jordi Hereu, dik lijkt te gaan verliezen zijn de mensen bang dat het plan weer enkele jaren in een conservatieve ijskast wordt gestopt. Er zijn trouwens wel twijfels bij dat nieuwe plan: die enorme groene vlakte lijkt mooi, maar wat gaat daar mee gebeuren? Misschien kunnen ze hun licht gaan opsteken in Amsterdam en daar vragen hoe je een immense ruimte (het Museumplein) níet moet inrichten.
Boulevard of Rambla?
Een dagje Diagonal. Altijd de moeite waard, zeker als je er niet met je auto vaststaat voor stoplichten die totaal niet op elkaar zijn afgestemd. Op de fiets, trouwens, is het ook geen pretje, want dit eerste fietspad ooit van de stad tekenden ze op het deel waar heel veel voetgangers lopen. Sindsdien zijn de botsingen er aan de orde van de dag. Tóch, het blijft een mooie, opvallende straat, zeker het vroeger sjieke centrale deel waarover volgende week een referendum wordt gehouden. De gemeente vindt dat de avenue op de schop moet en de bewoners, niet alleen die van de Diagonal, maar van heel Barcelona, mogen daarover meepraten.
Veel keus wordt hen trouwens niet gegeven: A. Boulevard B. Rambla C. Niets doen. Even het verschil tussen de eerste twee: de boulevard heeft brede stoepen aan weerszijden, zoals de Champs Elysées, de tweede heeft een wandelpromenade in het centrale deel. Er is nogal wat ophef over het referendum, ook omdat het 3 miljoen euro kost, en omdat de mensen graag een ruimere inspraak zouden hebben.
De tocht leidde me naar het Casa Sayrach, op de hoek met Enric Granados. Ik was er al eens geweest, de zoon van de toenmalige architect (het gebouw is uit 1915) woont er nog steeds, op de eerste verdieping. Prachtig om zo’n monumentaal pand eens van binnen te zien, te kijken hoe de bourgeoisie er woont; en om de verhalen over een eeuw geschiedenis te horen. De 82-jarige Manuel Sayrach heeft van alles gezien vanaf het balkon, zoals de binnentocht van de Franco-troepen na de Burgeroorlog, in 1939. Kort erna werd de straatnaam omgedoopt tot Avenida Generalísimo Franco.
Er staan zelfs twee kerken aan dit centrale deel, tussen Francesc Macià en Glòries. Pare Joan van het Pompeia-convent van de Orde der Kapucijnen, ter hoogte van de Passeig de Gràcia, liet ons van harte binnen, ook al kwamen we onaangekondigd. (Blijft het mooie van Spanje: het is geen land van ver tevoren gemaakte afspraken.) En ook daar ontdek je een immense wereld achter de verder vrij anonieme façade, en mag je vanaf het dak een ongebruikelijke blik op de Diagonal werpen. Plus krijg je een boodschap mee: Pare Joan is tégen het referendum en de verbouwing, niet omdat hij ouderwets zou zijn, maar omdat hij elke woensdag lange rijen mensen voor de deur heeft staan die om eten of geld vragen. Er zijn nu, in tijden van crisis, andere prioriteiten dan smakken geld aan een renovatie uit te geven, aldus de Kapucijn. “Als ik geen geld heb, ga ik toch ook geen Porsche kopen?” zei hij.
Minder auto’s
Vanochtend op de Diagonal, het bovenste deel van de 11 kilometer lange straat dwars door Barcelona. In Nederland staan er minder file’s, zeggen ze. Ook in Spanje is het verkeer afgenomen. Nu is het richting Barcelona alleen ’s morgens een grote drukte – hoewel de file’s nooit langer dan 5 of 6 kilometer zijn -, maar ook die intensiteit van het verkeer is afgenomen. De foto is van negen uur, het ergste is voorbij, je rijdt vanaf het zuiden eenvoudig de stad in. Volgens de gemeente rijden er op de Diagonal 5,4% minder auto’s dan een jaar geleden. Met de benzineprijzen heeft dat niets meer te maken: voor de 1,30 euro die ik in november nog voor een liter diesel bestaalde staan we nu weer gewoon op 0,88. Maar er worden bijna geen auto’s meer verkocht en de mensen kiezen voor goedkopere vervoersmiddelen om in de stad te komen.
Ook journalisten worden ontslagen
Wij, journalisten, berichten dagelijks over (massa)ontslagen bij talloze bedrijven over de hele wereld. (Althans, onze collega’s van de economie-redactie zijn daar het meest mee bezig.) Maar nu zijn wij zelfs nieuws. Ook bij de uitgeverij (Grupo Zeta) waartoe mijn krant (El Periódico) behoort, moet bijna een kwart van de mensen weg. Onder hen ook tientallen journalisten van dag- week- en maandbladen, en verder drukkers, systeembeheerders, advertentieverkopers, secretaresses en alles en iedereen die normaal nodig is een bedrijf draaiende te houden.
We beseffen dat ook wij niet aan de crisis kunnen ontkomen, maar eisen wel een fatsoenlijke vertrekregeling plus de garantie dat er een goed toekomstplan bestaat om de krant met minder mensen te blijven maken. Vandaag was onze derde opeenvolgende dag van protest. Dit keer gingen we naar het imposante hoofdkantoor van La Caixa, de grootste spaarbank van Spanje, die vanwege talloze uitstaande kredieten de eigenlijke baas van de uitgeverij is. En net als werknemers van Nissan, Sony, Philips en al die anderen besloten we ook maar eens de Diagonal, de grootste verkeersader van Barcelona, te stremmen. Voor vijf minuutjes maar, want echt tot overlast willen we ook niet zijn.