Categorie archief: eten en drinken

Tapas van Adrià aan de Paral·lel

De Avinguda Paral·lel (die letter, die ze hier de elle germinada noemen, een dubbele l met een puntje op halve hoogte ertussen, is een typische Catalaanse vondst; daarmee spreek je de dubbele l níet uit als j) heeft altijd iets van vergane glorie gehad. De lange en brede straat van de Plaça de Espanya naar de haven was één van de laatsten waar de klinkers uit het straatbeeld van Barcelona verdwenen en is altijd beroemd geweest om zijn theaters en cabarets aan de ‘onderkant’ (hoe dichter bij de zee, hoe lager de straat, dus de beneden- of onderkant). Sommige zijn verdwenen, anderen net opgeknapt en uit de as herrezen (El Molino), en een deel is gewoon een disco annex concertzaal geworden (Apolo). Omdat het een tijd niet goed ging met die theaters, leek de Paral·lel verwaarloosd de raken en was het alsof iedereen haar links liet liggen, ook de gemeente.

Nog altijd is het niet de mooiste avenue van de stad. Het is er vooral druk met auto’s en voor de leuke straatjes moet je even afslaan, zoals de wijk Poble Sec in, tegen de flanken van de Montjuïc aan. Daar kun je bijvoorbeeld, in de straat Vila i Vila, nog de resten vinden van de ooit intense band met de haven. De straat komt net als de Paral·lel uit op de grote rotonde die Drassanes heet, maar in de volksmond de Plaza de la Carbonera is, het kolenplein. Alle kolenboeren gingen met paard en wagen vanuit de haven de stad in en in de straat Vila i Vila bonden ze hun paarden vast voor de talloze eethuisjes die allemaal een trog voor de beesten op straat hadden staan, als die bars in dorpjes uit het wilde westen. Eén restaurant heet nog altijd zo, de trog: El Abrevadero.

Nou ja, lange omweg om te komen bij het feit waaróm de Paral·l deze maand in het nieuws is: twee beroemde broers, Ferran en Albert Adrià, hebben er, aan de ‘bovenkant’ (dus dichtbij de Plaça de Espanya) hun nieuwste tapas-restaurant geopend, de Tickets Bar, die er ook nog een cocktailbar bij krijgt, 41º. Het is eigenlijk een voortzetting van Inopia, de tapasbar die Albert Adrià jaren terug enkele straathoeken verderop startte maar eigenlijk te klein was om het enorme succes te kunnen verwerken. Inopia ging dicht, Tickets komt ervoor in de plaats. Het plan werd overigens uitgevoerd samen met de broers Iglesias van het nabijgelegen Rias de Galicia, samen met de Botafumeiro in Gràcia en Casa Dario in de Eixample één van de klassieke, beroemde Galicische (vis)restaurants in de stad. Tickets zit in een vroegere showroom van een autoverkoper en de naam is een eerbetoon aan de entreekaartjes van die theaters aan de Paral·lel.

Volle zaal voor Nederlandse comedy

Toen ik schreef dat ik ‘m niet kende, stuurde een vriend van Endemol me deze video en zei me dat ik er toch echt moest naar gaan kijken. Henry van Loon heet de stand-up comedian die morgen (vrijdag) in Barcelona optreedt en straks, bij terugkomst in Nederland, kan bluffen dat-ie in de wereldstad toch mooi voor een volle zaal heeft opgetreden. Nou ja, zaaltje, in het Teatre Llantiol, in het hart van de Raval, waar de bezoekers daarna in de leuke Bar Raval nog een biertje kunnen doen. Anderen kenden die Van Loon blijkbaar wel en de Nederlandse kolonie in en rond Barcelona heeft alle beschikbare kaarten al gekocht, lees ik op Facebook van Comedy Lounge, die de komende maanden trouwens nog meer van die Nederlandse grappenmakers naar Barcelona gaat halen. Spanjaarden zullen er wel niet in de zaal zitten; onmogelijke taal, natuurlijk, dat Nederlands, en een voor Catalanen niet altijd begrijpelijke humor, zo ontdekken wij allemaal bijna dagelijks. Opvallend trouwens, dat steeds meer mannen van die toch Amsterdamse Comedy Train een Brabants accent hebben… Nóg moeilijker te verstaan voor de Spaanse partners die wél “un betje Neddelans” hebben geleerd.

Barcelona voor de helft van de prijs

Nog een verzoeknummer: een lezeres vraagt of er een herhaling komt van de Barcelona Restaurant Week, waarbij je een jaar geleden, voor het eerst, in top-restaurants een vast menu voor 25 euro kon bestellen. Antwoord: ja, komende week al, van 28 januari tot 6 februari, maar onder een andere naam, omdat het allemaal veel uitgebreider moet. De vondst heet nu BCNOW!, wat weer een afkorting van Barcelona Opportunity Week is.

Behalve de talloze restaurants die opnieuw menu’s voor 25 euro (excl. BTW en drank) aanbieden (wél vooraf reserveren, niet het héle restaurant willen ze met deze koopjes-zoekers vullen), kun je ook voor de helft van de prijs slapen in 40  van de beroemdste hotels van de stad, waaronder (boven op de foto) het bij internationale beroemdheden immens populaire Hotel W of Hotel Vela. Verder bieden de kraampjes op de overdekte levensmiddelenmarkten goedkopere producten aan, kun je bij sommige winkels een boeket bloemen voor 11 euro kopen (bloemen zijn hier altijd blachelijk veel duurder dan bijvoorbeeld een bos op de Nederlandse markt) en bieden theaters, biocopen, concertzalen etcetera goedkopere avonden aan. Omdat het allemaal te veel is om op te noemen, kun je als geïnteresseerde het best naar de website gaan, die ook in het Engels en Frans is.

Ontdekkingen dankzij de tapa’s

Ja, en als er dan een soort tapa-wedstrijd is (zie vorige post), dan moet je ze ook maar eens gaan uitproberen, al is het voor de krant – vreselijk vak toch. Ben vandaag in drie van de 49 tentjes geweest die voor deze week een bijzondere tapa hebben bedacht en die je samen met een biertje in een leuk, speciaal glas (de échte caña-maat – een pilsje dus, en niet de halve liter die je voor 8 euro op de Rambla krijgt voorgezet, óók als je om een caña hebt gevraagd…) voor 2,40 euro tot je neemt. En ze stelden niet teleur, óók niet de twee die ik ver buiten het toeristische centrum opzocht, het redelijk gewone Tres Vilas in de carrer Berlin en het zeer bescheiden Cal Pinxo (niet te verwarren met de beroemde Cal Pinxo’s in de Barceloneta en Sitges) op de hoek van Mallorca met Dos de Maig, waar eigenaresse Laura de tapa live bereidde; kan ook niet anders, met een klein kalfshaasje met bacon en mosterdsaus.

Maar de ontdekking, want redelijk dicht in de buurt en in het centrum, was Bona Sort (Goed Geluk) in wat ik altijd één van de meest authentieke straten van Barcelona heb gevonden, de Carrer de Carders die de wijk La Ribera doorsnijdt. Een kwartelei op kleine frietjes met inktvisjes, groene asperges en paddestoelen… Mar i montanya heet dat hier, zee en bergen in één gerecht.

De Carders (op de foto het smalle deel, later wordt het straatje wat breder en lichter) móet je een keer doorheen zijn gelopen. Vroeger liep hier in de buurt ook het water van het Rec Comtal en in de omgeving daarvan vestigde zich vooral de textielindustrie. Veel straten in de Ribera zijn vernoemd naar de ambachten die er werden bedreven; carders waren zoiets als wevers. De Carrer dels Carders, die trouwens ongemerkt overgaat in die van de Corders (dat heeft iets met dradenmakers te maken, niet met het Spaanse corderos, lammetjes), is nu een afwisseling van Dominicaanse kappers, moderne barretjes, Pakistaanse supers en talloze curieuze winkeltjes.

Een tapa en een biertje voor €2,40

Ik ben ervan overtuigd dat de tapa met groot verschil het populairste exportprodukt van Spanje is. Een export, trouwens, waar het BNP van het nog altijd ploeterende land geen eurocent beter van wordt, want iedereen overal ter wereld denkt maar zomaar tapa’s te kunnen opdienen zonder copyright te betalen. Hoeft ook niet, natuurlijk, maar ze zouden wel eens aan minimum kwaliteitseisen mogen voldoen, al die tenten die je van Tokio tot San Francisco een ‘echte tapa’ serveren. Hoewel, ook in Spanje zelf houdt de kwaliteit natuurlijk niet altijd over.

En om dat te stimuleren houdt Barcelona voor de tweede keer in een jaar een soort tapa-wedstrijd. In bijna 50 barretjes en restaurants, door de hele stad verspreid, kun je vanaf morgen (en tot en met komende zondag) een biertje en een tapaatje bestellen voor 2,40 euro en mag je die hap ook nog beoordelen. (Onder de ‘recensenten worden gastronomische uitstapjes en notebooks verloot.) Uiteindelijk zal er één tapa als de beste worden gekozen; in mei was dat een tempura van garnaal met romescosaus die ze bij El Reloj hadden bedacht, een populaire tent aan de bovenkant van de Via Laietana, dichtbij het Palau de la Música.

Hier een foto van groot formaat (erop klikken voor de maximale versie), om te zien wie deze week wat precies hoe en waar serveert:

Het zo serveren, een vaste tapa bij een biertje, is trouwens de authentieke oorsprong van het nu wereldberoemde hapje. En op sommige plaatsen in Barcelona doen ze dat nog steeds (al is het meer een gewoonte in plaatsen als sevilla en Madrid); laatst, op 20 meter van de krant, een eenvoudig barretje dat wij ‘el gallego’ noemen, zette bij onze cañas van het lekkere bier Estrella Galicia een bordje vlees en één met vijf calamares-ringen neer. We moesten 4,30 betalen…

Hoe een Japanner ‘churros’ eet

Heb ze zelf al lang niet gegeten, maar alle herinneringen aan warme ochtenden in Zuid-Spanje met churros en een kom dikke chocolademelk/saus kwamen ineens weer boven, zojuist op de druilerige Via Laietana. Een zaakje van niks, ergens tussen de kathedraal en het Palau de la Música in, dus een redelijke toeristische route. Zag twee toeristen nieuwsgierig giechelend de churros tot zich nemen. Ik noem ze Japanners in de kop, maar daar kan ik niet helemaal voor in staan, want ik heb ze niet gevraagd waar ze vandaan komen. Ongetwijfeld stond in hun zeer complete reisgids dat ze bij een bezoek aan Spanje de ‘traditionele lekkernij’ van churros eens moesten proeven.

Veel van de traditionele zaakjes waar mannen en vrouwen churros en, bijvoorbeeld, zelfgemaakte chips bereiden bestaan niet meer, zijn door modernere eetgelegenheden verdrongen. Maar een churros-kraam is nog wel altijd een vaste bezoeker van kermissen en andere feestelijkheden.

De churros werden in Nederland ooit een beetje beroemd toen Ajax een Europa-Cupwedstrijd tegen Atlético Madrid speelde. De histrionische voorzitter Jesus Gil y Gil, inmiddels overleden, stond versteld van het grote aantal zwarte spelers bij de rivaal. “Dat leek Congo wel, met alle respect. Keek je naar één kant, zag je drie zwarten warmlopen, keek je naar de andere kant, nog eens vijf, en in het veld weer vier…”  Toen kwam zijn historische zin over de churros: “Er kwamen zwarten van alle kanten, alsof ze uit een máquina de churros kwamen.” Groot nieuws, natuurlijk, dat soort discriminerende opmerkingen, maar hoe vertaal je als correspondent voor de Nederlandse media in godsnaam een máquina de churros? De persbureau’s kwamen met een ‘oliebollenmachine’, en die naam is altijd zo gebleven. Maar churros zijn natuurlijk geen oliebollen.

Voor degenen die ze nog nooit hebben geproefd: het zijn lange slierten deeg die vanuit zo’n machine direct de hete olie (meestal zonnebloemolie) in worden gedraaid, binnen enkele seconden gebakken op een bordje worden gelegd en een flink lading suiker over zich heen gegoten krijgen. Lekker vet, je kunt blíjven eten als je er eenmaal aan begonnen bent, maar de gevolgen, zo’n volle, gistende maag, zal je uren later nog steeds merken.

Een piepklein gourmet-paradijsje

Hij is er maar één keer geweest en het leek in niets op de restaurants, vaak luxueus of in ieder geval prijzig, waar hij elke maand wel eens uit ging eten. Het was een vriend die Frank de Boer meenam. “Dit restaurantje móet je eens proberen.” De oud-voetballer weet nog precies uit te leggen waarheen hij werd meegenomen. “Granja Elena, aan de Gran Via. Daar bij die grote rotonde waar je links naar de Ronda General Mitre gaat en rechts naar de Zona Franca. Na 100 meter aan de linkerkant. Het ziet er niet uit van buiten, je moet goed kijken om te ontdekken dat er wel een restaurantje zit, zo klein is het.”

Er binnentreden was een openbaring. Een eenvoudige granja, die barretjes waar iedereen uit de buurt in de loop van de dag wel iets komt eten of drinken. Kantoormensen die er hun ontbijt nemen, tussen zeven en acht uur ‘s morgens. Daarna de moeders die hun kinderen net naar school hebben gebracht, voor een koffie en vooral een babbeltje met andere moeders. En als zij weg zijn, rond een uur of half tien, de bouwvakkers van een dichtbijzijnd kantoor in aanbouw, voor hun stevige almuerzo, een maal dat tussen hun vroege ontbijt en latere middageten in zit. Dan gaan ook de eerste flesjes bier open en komt er na het broodje omelet of ham een carajillo, een stevige zwarte koffie met een scheut brandy of whisky erin. En dan, vanaf half twee, de mensen voor het middageten. “Ongelooflijk leuk en lekker. Een familietentje, de ouders met hun kinderen, de zoon die aan het koken is, de vader en moeder achter de bar. Zo gezellig, zo’n warme uitstraling…”

Dit is de rotonde, de Plaza Cerdà, waar Frank de Boer het over had, toen ik hem sprak voor mijn boek Het Barcelona-gevoel, waaruit bovenstaand fragment afkomstig is. Ik kom vaak over dit deel van de Gran Vía, met auto en met fiets, en keek af en toe links en rechts, op zoek naar die Granja Elena. Nooit gevonden. Tot het barretje deze week opeens in de krant stond, beroemd om zijn heerlijke broodjes. Dus gisteren, bij het maken van mijn kroniek over de Plaza Cerdà (de enige plek in de stad ter ere van Ildefons Cerdà, dé uitvinder van Barcelona, van het magistrale stadsplan van de Eixample), ben ik er even langsgegaan. Zit dus niet op de Gran Vía, maar op de Passeig de la Zona Franca, op 100 meter van deze rotonde, nummer 228.

Eigenaar en familiehoofd Abel Sierra vertelde me dat De Boer er nog wel eens komt, met zijn familie, als hij in Barcelona is. Net als de oud-directeur van Philips, wiens fabriek vroeger aan de overkant zat. Plus enkele Nederlandse ondernemers. ’s Middags zijn alle tafeltjes gereserveerd, iedereen wil er wel lunchen. Iets duurder dan de omringende zaakjes, want geen echt menu maar ‘losse’ gerechten, maar door de kwaliteit loopt het altijd makkelijk vol. ’s Avonds rust de familie trouwens uit, kun je er niet terecht. Op de kaart, gisteren, onder anderen: Tartar de langostinos con sorbete de tomate y gazpachito de pepino en als hoofdgerecht, bijvoorbeeld, lobarro salvatge rostit amb pesto de rovellons. Nieuwsgierig? De laatste is een wilde zeebaars uit de oven met een pesto van paddestoelen; typisch voor het begin van de herfst.

Vier gangen voor 13€

In het binnenland zullen ze altijd wel meer hebben gegeten in de stad. Omdat ze daarvoor meer hebben gewerkt en bewogen, dus meer trek hebben. Want anders is het niet te verklaren dat het traditionele lunchmenu -middagmaaltijdmenu, zeg ik liever, want lunch klinkt altijd zo licht, en dat is dit niet – dat we in de stad voor 9 of 10 euro krijgen voorgeschoteld uit drie gangen bestaat terwijl dat in de comarcas del interior, de overwegend agrarische Catalaanse binnenlanden steevast een viergangenmenu is. Soms ook voor 10 euro, maar vaak, zoals gisteren in Masies de Voltregà, net ietsje duurder: 13€. Vier gangen! Nou klinkt dat zo heel sjiek, terwijl het dat nooit is. Hoewel, je kunt kiezen: restaurant Cal Peiu in dit vroegere textieldorpje heeft twee verschillende zalen, één om snel dat menu weg te werken en naar de TV te kijken – daarom zitten alle mannen met hun gezicht  naar dezelfde kant; weinig vrouwen inderdaad – en een tweede, rustiger zaal met gedekte tafels, zonder TV en dezelfde prijzen.

Anders dan bij de drie gangen in de stad is hier de eerste gang altijd light: een vruchtensap, een gazpacho of een salade, maar wel een enorme groene salade… Daarna bestelde ik de altijd goede fideos a la cazuela, een gerecht dat bijna niet te verpesten is. Eigenlijk zit je daarna al vol, dus is de derde gang al overbodig. Was hij ook wel, want het taaie biefstukje en de blanke frietjes waren net zo onsmakelijk als ze er op de foto uitzien. Geen dessert meer genomen, zou te veel van het goede zijn. Gewoon een kleine koffie.

En binnen 40 minuten weer buiten, als je wilt, want tussen de borden door op adem komen is er niet bij, zo weten alle ervaren Spanje-gangers en -eters. Heb je bij zo’n maal ook nog wat wijn gedronken – ik hield het bij water en een cola -, dan overvalt de siësta je vanzelf. Toch is het niet slecht, zo’n stevig middagmaal. Het geeft je benzine voor uren. Dit was om twee uur op, en tot elf uur ’s avonds zou ik niet meer aan eten toekomen. Geen chips tussendoor, of gebakjes,of kroketten of andere dikmakende hapjes. Gewoon teren op die 13 euro uit het binnenland, ergens boven Vic.

Nederland-Spanje; we vinden elkaar wel leuk

De Tachtigjarige Oorlog kennen we alleen maar uit de geschiedenisboeken, veel Nederlanders weten niet eens meer wie die Alva nou was en na Frankrijk is het ook nog het populairste vakantieland voor de Nederlanders. Onze enige traumatische ervaring met Spanje is dat je als klein kind vreesde dat Zwarte Piet je wel eens in een zak naar dat verre land kon meenemen. Dat wordt dus puur genieten, zondag, over en weer, van voetballers en teams waaraan we, wederzijds, geen enkele hekel aan hebben.

Gisteren ben ik even op pad geweest om zowel de oranje-koorts in Barcelona als die ‘rivaliteit’ te ontdekken. Kwam ik, onder anderen, terecht op de boulevard Joan de Borbó, waar twee totaal verschillende zaken naast elkaar zitten: El Suquet del Almirall van Quim Marqués, heel aardige en uitmuntende kok waarvan ik thuis een boek over La cuina de la Barceloneta heb staan (heerlijk recept van met prei en paddestoelen gevulde inktvissen!) en die net een nieuw boek over klassieke visgerechten aan de Spaanse kust heeft uitgebracht, en naast hem Foc van Marcus de Pijper. Het zijn buren en Marcus huurt zijn tent ook nog van Quim. Quim is Catalaan maar fanatiek voor Spanje, zondag, want het is gewoon Barça dat speelt. Maar hij vindt die Nederlanders wel aardig, en omgekeerd. Hieronder een deel van het verslag dat ik voor het AD schreef:

Het halve dozijn ‘Nederlandse’ kroegen in Barcelona was bij de laatste wedstrijden van Oranje al te klein. Honderden bezwete, allemaal in het oranje uitgedoste landgenoten, over het algemeen een jong publiek, kwamen bijeen in barretjes met de namen Amsterdam, Rembrandt, Foc, Gran Foc en Nakupenda. Al jaren ontmoetingsplaatsen voor velen, deze maand bedevaartsoorden om de wedstrijden van het Nederlands elftal via de NOS en met het commentaar van Frank Snoeks en Jeroen Gruter te zien en te beluisteren.

Hoewel, luisteren. Het kabaal en de drukte waren meestal zo groot, dat het bij kijken bleef, en juichen, zuchten en vloeken. “Een gekkenhuis. Al vanaf de eerste wedstrijd was het vol, maar per ronde kwamen er nóg meer mensen bij,” zegt Vincent Solleveld, één van de eigenaren van de Bar Amsterdam, die op een gegeven moment zelfs mensen moest weigeren. Vol was vol. (Vincent zit nu zelf in Zuid-Afrika, trouwens, met compaan Dirk…)

Na de winst op Brazilië speelden er zich bovendien ongekende taferelen af: de Oranje-supporters vlogen de kleine kroeg uit en liepen de brede achtbaansstraat Aragó op, waar zij uitzinnig de lokale automobilisten begroetten en vrolijk getoeter als antwoord kregen.

In de genoemde barretjes zijn de beste plaatsen al sinds dagen gereserveerd. ,,Aan elk tafeltje hebben we een TV-scherm en die plaatsen zijn toch vooral voor de vaste gasten, die het hele jaar door komen. Zij dineren dan tijdens de wedstrijd,” zegt Marcus de Pijper van Foc en Gran Foc. Boven de eerste bar, aan de haven, hangt een Nederlandse vlag met ‘Holland House’ erop. Binnen zijn er zeven TV-schermen.

“Dit is natuurlijk een droomfinale voor ons, Spanje-Nederland. We wilden nooit alleen maar Nederlands publiek trekken, maar op avonden als dit is het natuurlijk wel leuk,” aldus De Pijper. “De avonden dat Mexico speelde zat het vol met Mexicanen,” zegt Solleveld, die net als de meeste Nederlanders in Barcelona nog wel voor Oranje is. “Maar mijn zoontje Lucas loopt met een Spaans shirt van Pedro rond…”

Naast Foc zit het bekende visrestaurant El Suquet del Almirall, waar kok en eigenaar Quim Marqués zijn liefde voor het Spaanse team uitspreekt. “Eigenlijk is het FC Barcelona dat speelt, met al die jongens van hier. En zó goed, hè? Nederland heeft geen schijn van kans zondag,” lacht Marqués, die de goede verstandhouding met buurman (en huurder) Marcus benadrukt. “Het is goed volk, die Hollanders. Mijn vader had een camping aan de Costa Brava, 30 jaar geleden, en daar hebben we wat Nederlandse vrienden aan overgehouden. En eigenlijk is het voetbal van Spanje het voetbal dat Nederland vroeger speelde.”

Daarom heeft Oranje wel meer fans onder de Catalanen. Sommigen om politieke redenen, omdat zij Spanje niet als hun land beschouwen, en anderen uit bewondering. “Het voetbal is Nederland iets verschuldigd, sinds 1974,” zegt journalist Joan Domènech. “Dus als Oranje van Spanje wint, dan zal me dat iets minder pijn doen dan wanneer het een andere tegenstander was geweest.”

Alsof je op de markt eet…

Dat kan natuurlijk ook, op de markt zelf eten, bij historische tenten als Pinoxo en Kiosko Universal (van de Dalton-broers, zo worden zij genoemd) in de Boquería, of het aardige multiculti-fusionrestaurant in de markt van Santa Catarina, maar dít is toch iets anders. Je zit niet óp of ín de markt, maar in een restaurant dat La Paradeta heeft, en dat betekent weer marktkraam. Een viskraam, wel te verstaan; vleeseters of vishaters hebben hier absoluut niets te zoeken, waardoor de helft van de Nederlandse toeristen alweer afvalt… (Echt waar, nog nooit zoveel mensen als de Nederlanders horen zeggen, als ze om een restauranttip vroegen, dat er ‘toch ook wel iets van vlees’ op de kaart moest staan, of dat het ‘alsjeblieft niet alleen maar vis is wat ze hebben, want sommigen van ons lusten dat niet.)

De eerste Paradeta moet alweer bijna tien jaar geleden zijn geopend in de Born. Het concept is doodeenvoudig: bij binnenkomst (na eerst geduldig in de rij te hebben gestaan, deze tenten zijn populair) kies je uit welke heerlijkheden ze voor je moeten bereiden. Héél, heel erg veel keus is er niet, maar je kunt per gerecht ook voor verschillende bereidingswijzen kiezen: de schelpdieren als onovertroffen tallarines en almejas a la plancha (van de grill) of a la marinera (in een beetje witte wijn), de garnalen, camarlans en navajas (scheermessen) natuurlijk van die bakplaat in wat olie met knoflook en peterselie en de drie soorten inktvissen en de rape (zeeduivel) ook van de grillplaat of a la andaluza , een beetje in de meel gewenteld en dan gefrituurd. Je gaat vast aan tafel zitten en de koks roepen je bij een loket zodra ze de gerechten voor je bereid hebben. Je betaalt wat je bestelt, dus puur op gewicht. Het verraderlijke is dat heel veel mensen eigenlijk te veel eten bestellen, want eigenlijk willen ze van alles wat. Een fles albariño erbij en je zou bijna de enorme teringherrie vergeten die de grote groepen aan andere tafels maken. Ga er dus niet heen voor een romantisch diner, maar het liefst in een groep die net zoveel kabaal maakt als die aan de tafel naast je.

Je hebt ook een Paradeta in Sitges, maar wij gingen gisteravond naar die van de Carrer Riesgo, in Sants, op nog geen 5 minuten lopen van het station. In de knusse smalle straatjes kun je bovendien precies aan de overkant een afzakkertje nemen in een huiskamerachtige wijn- en cocktail bar en in het gedempte licht kun je je dan afvragen wát de Tequila is en wíe de Sunrise.