Tagarchief: barbecue

Tijd voor de calçotada

Had ‘m dit jaar gedaan, maar vandaag was het een mooie dag voor de calçotada: ouders over uit Nederland, een prachtige zon en bijna 20º in de tuin, de bouelvard vol met wandelaars, en de barbecue met mooie brandende kolen. Dus, calçots vooraf, en daarna lamskoteletjes met allioli, groenten van de grill, salade, butifarra, Argentijnse churrasco, en een lang etcetera. Maar het gaat om die calçots, natuurlijk. Ik won er ooit een journalistieke prijs mee, een vier pagina’s lange reportage over calçots in Valls, het stadje bij Tarragona waar deze net zo heerlijke als eenvoudige culinaire vondst vandaan komt. 

Weinigen kennen het, buiten Catalonië. De calçotada, fantastische maaltijd die je eigenlijk alleen tussen januari en eind maart kunt nuttigen. Want dan zijn de calçots vers en dik genoeg. Calçots? Het lijkt op een kruising tussen een prei en een lente-ui, maar is het geen van beide. Althans, het is wel een ui, eigenlijk, maar een vreemde, unieke. Het verhaal gaat dat een boer uit het stadje Valls het een eeuw geleden bij toeval ontdekte: zijn witte uien waren in de zomer uitgelopen, maar die uitlopers bleken een heerlijke, beetje zoete smaak te hebben als je ze op stevig vuur in de buitenlucht klaarmaakte.
Nu worden dus de uien gerooid en in speciale kurkdroge opslagplaatsen bewaard totdat er uitlopers komen. Die worden kort na de zomer geplant en hartje winter zijn het prachtige lange uien geworden: het witte en eetbare gedeelte zit onder de aarde, zoals bij al dit soort groenten.
Onmisbaar bij dit maal is wel de romesco-saus. Hierbij een snel recept voor flinke hoeveelheid: een hele bol knoflook en vijf rode tomaten in de oven; pellen en in een kom, samen met 100 gram kort geroosterderde amandelen en 30 gr gepelde hazelnoten. Alles samen, met één teentje verse knoflook, goed fijnmalen. 800 cl olijfolie (van de arbequina olijf, maar anderen mogen ook) langzaam toevoegen. Op het einde een half glas azijn en een lepel rode paprikapoeder toevoegen. (Nog natuurlijker en lekkerder dan die paprikapoeder is de ñora, een gedroogde paprika waar je na een tijdje weken in lauw water het ‘vlees’ van de binnenkant eruitschraapt.)
Daarin de gepelde calçots dippen en de vingers erbij aflikken.
Die calçots zijn het best van de barbecue. En nóg beter is het – maar dat is in Nederland bijna onmogelijk – als ze niet op houtskool maar op het vuur van de wijnranken worden klaargemaakt. Vlak voor de winter worden de wijnranken gekortwiekt en dat geeft een prachtig vuur voor de calçots, die van buiten lekker zwart en aangebrand moeten zijn. Je eet ze door de punt in één hand vast te houden en met de andere hand het centrale, gare deel eruit te trekken…

Een paella van de barbecue

P1010650

Hoop dat de paella aan de Herengracht gelukt is! Een vriend kreeg dit Pinksterweekeinde bezoek, en z’n dochter had ‘m bij het laatste reisje naar Spanje een mooie grote paellapan kado gedaan. Tijd dus om ‘m eens in gebruik te nemen. Op zijn verzoek stuurde ik ‘m mijn eigen recept en dacht ik, waarom ga ik ’t zelf niet eens uitvoeren; was al lang geleden, vooral omdat-ie niet altijd even goed lukte.

Probleem van deze paellapan op de foto, met een diameter van zo’n 60 centimeter, dat een pitje van een gasfornuis niet alles even goed verwarmt. Goede tip is om hem in de oven te bakken, maar zo’n diepe oven heb ik ook al niet. Dus eindelijk maar eens gedaan wat hier heel gebruikelijk is: de paella op open vuur of, in dit geval, de barbecue zetten. In nog geen twintig minuten was-ie klaar (op de foto is hij nog in volle bereiding), een paella voor zeven man, met een kilo optimale Valenciaanse rijst, de arroz bomba, een hele korte dikke korrel.

Nou zijn er zoveel paella-recepten als er (thuis)koks zijn, maar laat ik die van mij toch maar rondsturen, geïnspireerd op de wijze raad van Quim Marqués, kok van El Suquet del Almirall in de Barceloneta.

Je maakt een visbouillon naar smaak klaar: eerst de groente (ui, prei, wortel, etc) even in olie aanbakken, dan flink wat rode pommodori (met vel) erbij en even laten intrekken. (De tomaten zijn nodig voor de donkere kleur van de paella, die je krijgt samen met wat saffraandraadjes; in veel restaurants wordt voor de gele kleur een potje smaakloze kleurpoeder gebruikt). Dan de soepvis (krabbetjes, rotsvissen en de graten en kop van bijvoorbeeld de zeeduivel die we later gebruiken)  en het water,  niet veel langer dan 20/30 minuten laten koken. 

Tegelijk kun je een picada voorbereiden: een uitje, teentje knoflook en twee geraspte tomaten een tijdje in olie laten sudderen. (Sommigen gebruiken geen ui, zeggen dat de rijst daar heel zach tvan wordt.)

Is dit allemaal klaar, dan de paella, die van mij zonder kip of konijn, alleen maar vis en schaaldieren. (Het beste is wat gesneden inktvis, die zeeduivel in stukjes, schelpjes, mosselen en garnalen, plus wat reepjes rode paprika. De garnalen kun je eerst in de paellapan even aanbakken, daarna eruit halen.)
 
In je mooie paella-pan even een half uitje bakken en snel de inktvis en paprika erbij. Na 2 minuten de picada erbij doen en de rijst erdoor roeren, zodat-ie met alles doordrenkt is.
 
Dan de hete bouillon eroverheen, plus de rest van de vis/schaaldieren. (meestal is het iets meer water (3 op 1) dan wanneer je gewoon rijst kookt, want er verdampt veel.)

Nadat je het vuur hebt uitgedaan (als-ie bijna droog is) nog even afgedekt laten staan en rest van het vocht laten opnemen. De rijst moet al dente zijn.

Eet smakelijk.