Categorie archief: intussen, in Spanje

Stilte op de biechtstoel

Zag ‘m vanochtend vroeg al zitten, nog vóór tien uur. Een enorm licht in de relatieve duisternis van de grote Gothische kathedraal van Barcelona. Er was een kleine mis aan de gang, ter ere van Sant Ramon de Penyafort, de beschermheilige van Rechten-studenten, advocaten en iedereen die iets met justitie en rechtspraak doet. En terwijl zijn collega’s het bekende verhaal ophingen, zat hij geduldig te wachten in het biechthokje. Kort erna kwam een vrouw met rasse scheden aanlopen en gingen de deuren der discretie dicht.

De Spanjaarden worden met het jaar iets minder katholiek. Eergisteren was er een nieuwe enquête: 73,6% zegt katholiek te zijn, maar daarvan gaat natuurlijk lang niet iedereen regelmatig naar de kerk. Ruim 13% zegt vrijwel elke zondag of feestdag naar de mis te gaan, 16% doet dat ‘enkele keren per jaar’ en 10% heel af en toe. Ja, bij trouwerijen en het dopen van kinderen, dan staan sommigen voor het eerst sinds jaren weer voor het altaar. Een ander soort gelovigen is er in Spanje maar nauwelijks: 2,5% hangt een andere religie aan, en dat zal vooral de islam zijn. Protestanten heb je hier nauwelijks, vooral wat Zuidamerikanen van Pinkstergemeenschappen. Ruim 22% van de Spanjaarden (of de mensen die hier wonen) is atheïst of agnost.

Vanachter de bar verdeelde hij 180 miljoen…

Dit is José, Joselito voor zijn vrienden. 44 jaar. En vandaag verreweg de gelukkigste man van Spanje. De populairste kroegbaas van het land. Zoals elk jaar had José voor flink wat geld ritsen loten met hetzelfde nummer voor de Kerstloterij gekocht. Liefst voor 12.000 euro kocht hij in, 60 series van 10 loten van één nummer, 79.250, om (zonder winst of toeslag) aan zijn vaste klanten door te verkopen. Elk lot van 20 euro bracht de winnaar 300.000 euro op, dus verspreidde José vanachter de bar liefst 180 miljoen euro aan prijzengeld aan minimaal 600 vaste klanten… Het blijft het leukste van deze prijs, de Gordo, dat er niet een miljoenenbedrag naar één iemand gaat, maar drie ton naar belachelijk veel dolgelukkige mensen.

Ik dus, zoals bijna elk jaar, weer op weg naar het dorp van de winnaars, dit keer het voorstadje Pallejà, op zo’n 15 km van Barcelona, waar José al jaren zijn bar, Nuevo Maldonado, heeft. De oude Maldonado bestaat ook, en is van zijn oom. Maldonado is hun achternaam. Wij journalisten schrijven meestal over nieuws, en vaak is dat geen goed nieuws. En al is die Kerstloterij elk jaar weer hetzelfde, met dezelfde taferelen, dezelfde spuitende champagne en dezelfde uitspraken, je wordt er in ieder geval vrolijk van, temidden van nóg vrolijker mensen. Feel good news.

En die van vanochtend was denk ik de vrolijkste viering die ik ooit heb meegemaakt. Alsof alle winnaars waren komen opdagen; veel arbeiders die hun werk even in de steek hadden gelaten om te komen vieren. Veel werklozen ook. Het is geen rijk stadje, Pallejà, ingeklemd tussen snelwegen en treinsporen en industrieën. Iedereen kuste elkaar, omhelsde elkaar, schreeuwde naar elkaar. De champagne was snel op, de voorraad bier ging er anderhalf uur later helemaal doorheen. Mensen die geen WW-uitkering noch bijslag meer ontvangen, sommigen die op het punt stonden hun huis uit te worden gezet omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen, jongelui die zojuist op de onmogelijke Spaanse arbeidsmarkt verdwaald waren geraakt… Drie ton doen heel goed.

Pallejà is vandaag in één klap 180 miljoen euro rijker. En José, zo vertelde hij, had nog nooit van zijn leven zo enorm moeten huilen.

Waar de (dure) kerstboom vandaan komt

Weet niet wat die dingen nu in Nederland kosten, maar elk jaar weer verbaas ik me over de prijs die je in Spanje voor een natuurlijke kerstboom moet betalen. Wil ik een beetje een leuke boom hebben om de (3,50 meter hoge) huiskamer te decoreren, dan ben ik minimaal 45 euro kwijt. En dan doen ze ook nog, in het tuincentrum, of je een kerstboom met kluit krijgt die je zogenaamd daarna in je tuin kunt planten, maar uit die droom werd ik deze week geholpen: de bomen die werkelijk een kluit hebben en dus (terug)geplant kunnen worden staan in een enorm grote pot. De anderen zijn gewoon precies hetzelfde als een keurig afgesneden boom; dat laatste schijnen de Spanjaarden echter niet leuk te vinden, dus daarom verkopen ze ze hier met een klein kluitje en niet met die twee plankjes in de vorm van een kruis.

Alle bomen die hier worden verkocht komen uit Catalonië zelf en niet (meer) uit verre noordelijke landen. Toen in de jaren vijftig boeren in de buurt van Sant Hilari Sacalm (op de weg tussen Girona en Vic) zagen hoe tuinders uit Barcelona in december daarheen kwamen om dennebomen te kappen, dachten zij dat dat wel eens een goede markt zou kunnen zijn. Ze gooiden de aardappels uit hun tuinen en plantten er die dennebomen, die na drie jaar zo’n meter groot zijn en verkocht kunnen worden. In 2007, het topjaar, werden er liefst 1 miljoen van verkocht. En het zijn dus geen ‘zielige boompjes die zomaar gekapt zijn’, maar speciaal voor de Kerst gekweekt…

Sommige van die plantages staan gewoon midden tussen de huizen, zoals hier in Sant Hilari zelf. Het dorp ligt in Les Guilleries, een prachtig natuurgebied waar, door de kou in de winter en de nattigheid in de zomer (een Atlantisch microklimaat aan de Middellandse Zee), die dennebomen het goed doen. Eén van de tuinders zei me dat ze van zes tot 150 euro te koop zijn, maar die van zes heb ík nooit gezien.

De kerstboom werd overigens pas in 1870 in Spanje geïntroduceerd. De Russische aristocrate Sofia Troubetzkoy, afstammelinge van de tsaar, nam er één mee naar het paleis van haar man, de hertog van Sesto, Pepe Osorio, in het centrum van Madrid. Het duurde echter nog meer dan 100 jaar voordat de boom echt populair werd in Spanje.

Spaanse vliegvelden gesloten!

Een beetje laatste nieuws maar eens: het grootste deel van het Spaanse luchtruim is zojuist om 18 uur vrijdagavond gesloten. De vliegvelden van Madrid, Mallorca en Canarische Eilanden zijn dicht, Barcelona kampt met vertragingen en annuleringen. De verkeersleiders zijn een wilde staking begonnen -ze mogen geen overuren maken, zodat ze niet meer aan de +200.000 euro salaris komen- die in ieder geval tot 1 uur vannacht duurt. En dat op de avond van de grote uittocht, het begin van de Puente de la Constitución, de vakantieweek die veel Spanjaarden benutten. Vanaf Schiphol zijn de avondvluchten naar Spanje officieel ‘vertraagd’, maar ze zullen geschrapt worden. Voorlopig zijn 150.000 reizigers getroffen.

De socialistische dominostenen

Spanje en Catalonië zijn geen landen voor coalities. Veel kiezers vonden het maar vreemd, de laatste zeven jaar, de tripartito die in Catalunya regeerde: de gematigde nationalisten van CiU hadden twee keer de meeste stemmen, maar socialisten (PSC), republikeinse nationalisten (ERC) en groenen (IC-V) vormden twee keer een meerderheidsregering waarin zij het nooit echt goed met elkaar konden vinden. De crisis heeft definitief een einde aan het experiment gemaakt, de drie verloren gisteren samen 20 zetels in het parlement en de regio keert terug naar de tijden van de gaullistische premier Jordi Pujol; zijn ‘dolfijn’ Artur Mas mag voor CiU gaan regeren, met 62 zetels iets minder dan de absolute meerderheid (68), maar met voldoende voorsprong op de verslagen rivalen. En het hele apparaat kan zo weer op de kop, want op honderden departementen, van ministeries tot de nationale TV3 en Catalunya Ràdio, heersen en presenteren mensen die door de socialisten en hun partners zijn benoemd en nu weer voor beschermelingen van CiU moeten plaatsmaken…

Catalonië was één van de laatste socialistische, progressieve bolwerken in Spanje, maar diezelfde crisis betekent het begin van een val van linkse dominostenen. In maart volgend jaar zal de PSC voor het eerst in de democratie ook het gemeentebestuur van Barcelona aan CiU verliezen en de enquetes voorspellen tevens een flinke nederlaag voor premier Zapatero in de algemene verkiezingen voor heel Spanje. Maar die zijn nog twee jaar weg, tijd waarin Zapatero hoopt dat die crisis afneemt én dat hij het defiitieve einde van de ETA kan bewerkstelligen en bekrachtigen, wat weer flink wat stemmen zou opleveren.

In het Catalaanse parlement komen nu meer partijen dan ooit, zeven in totaal. Opvallendste nieuwkomer is de oud-voorzitter van FC Barcelona, Joan Laporta, die met zijn partij voor de onafhankelijkheid (SI) vier zetels binnenhaalde. Net níet genoeg stemmen behaalde de extreem-rechtste PxC (Plataforma per Catalunya), die in enkele gemeenten waar een groot aantal immigranten woont ruim 4% van de stemmen behaalde en bij de komende gemeenteraadsverkiezingen wél eens zijn macht buiten plaatsen als El Vendrell, Vic en Salt zal kunnen uitbreiden.

Binnen een uur bij Dalí in Figueres

Het type passagiers in de trein valt direct op. Op de lijn Barcelona-Port Bou, de grensplaats met Frankrijk, zitten steeds minder rugzaktoeristen die aan hun treintocht door Europa bezig zijn, maar wel steeds meer Japanners. En je hoort ook Engels met Amerikaans accent praten. In Girona stappen de meeste passagiers uit, forensen die tussen deze stad en Barcelona pendelen. En in Figueres gaan die Japanners en Amerikanen van boord. Figueres, stadje van 43.000 inwoners, zou waarschijnlijk helemaal niets voorstellen als Salvador Dalí niet in 1967 besloten had daar in het oude theater zijn collectie ten toon te stellen. Nu – ik was er een eeuwigheid niet geweest – is er bijna het hele jaar door activiteit, zitten de terrasjes gezellig vol (ja, ook eind oktober nog; het is heerlijk weer, met een beetje meteorologisch geluk een mooie tijd om hier te zijn) en is het oude centrum mooi opgeknapt. Zou allemaal veel moeilijker zijn geweest zonder de economische inbreng van de toeristen. Aparte cijfers zijn er niet, maar vorig jaar werden de drie musea van Dalí (Figueres en zijn vroegere huizen in Pubol en Portlligat) door 1,23 miljoen mensen bezocht, wat er toch zo’n 4.000 per dag zijn (op maandag zijn de meeste musea gesloten).

Probleem is dat, ook al ligt Figueres maar iets meer dan 100 kilometer van Barcelona, je er met die trein zo lang over doet om er te komen, zeker als je de pech hebt de oude, oranjegekleurde Regional te pakken. Die stopt op de meest onooglijke, verlaten stations en doet er bijna tweeëneenhalf uur over. De modernere, snelle treinen leggen het traject in net iets meer dan twee uur af. Maar daar moet, als alles goed is, in 2012 verandering in komen. Dan gaat ook de hogesnelheidstrein tussen Barcelona en de Franse grens rijden en komt Figueres op iets minder dan een uur te liggen. Ideaal voor al die toeristen, die niet wakker zullen liggen van de iets hogere prijs voor het treinkaartje; het huidige retourtje kost €17,10.

Er is echter één probleem, vindt de gemeente. Het nieuwe station van de AVE (Alta Velocidad Española) ligt aan de westrand van de stad. Kom je nu aan in Figueres, dan stap je uit in het centrum en loop je door de oude stad naar het museum-theater. Straks gaat de wandeling door de wijk Sant Joan, eentje waar je niet vrolijk van wordt. Gebouwd in de jaren zeventig om de zigeuners uit de krotten een huis te geven. Velen wonen daar nog steeds, maar ze klagen erover dat er al jaren een slechte groep gitanos is neergestreken, die de wijk zo’n slechte naam bezorgen. Mensen komen er liever niet. Dus wil de gemeente nu de helft van de wijk slopen en de rest opknappen. En de bewoners over Figueres verspreiden, zodat de Dalí-bezoekers geen slechte indruk van het stadje krijgen.

Eindelijk een plaats om te huilen

Geëmotioneerde brieven vandaag in de krant. Van mensen die zondag aanwezig waren bij de officiële (her)opening van het Memorial Les Camposines. ‘Een plaats om te huilen’, stond er boven één van de brieven. Een plaats waar ze 72 jaar op hebben moeten wachten. Een plek in het zuiden van Catalonië, dichtbij Corbera de l’Ebre, het dorpje dat vrij centraal lag bij de bloedigste veldslag van de Burgeroorlog, de Batalla del Ebro, daar waar de troepen van Franco de beslissende overwinning boekten om Catalonië binnen te dringen, naar Barcelona op te rukken en zo heel Spanje onder controle te krijgen.

In totaal kwamen op en rond de Ebro 20.000 soldaten van beide kanten om het leven. Dorpen en steden liggen vol met anonieme graven en boeren vinden er nog regelmatig menselijke botten in de omgeploegde grond. In het bescheiden Memorial hangen nu 30 plakkaten met de namen van de 1.145 strijders die bij de beslissende slag het leven lieten. Zo’n 3.000 mensen, meestal familieleden (kleinkinderen, maar ook kinderen), kwamen naar de opening. Zij hadden deze plaats nodig, zeiden ze allemaal.

Vreemd natuurlijk, dat er zo ongelooflijk lang is gewacht met dit soort eerbetoon. De eerste 37 jaar na de veldslag, onder het bewind van Franco, was dat natuurlijk onmogelijk, maar sindsdien zijn er nog eens 35 jaar verstreken, in volledige democratie. “Het lijkt wel of de amnestie-wet van 1977 een amnesie-wet was”, beklaagde iemand zich. Een groot deel van Spanje wilde lang vergeten, om oude wonden niet open te rijten. Conservatief Spanje doet dat nog steeds het liefst, nooit meer omkijken.

 Het is trouwens een mooie excursie, naar dit ruige, bosrijke deel in het uiterste zuidwesten van Catalonië, over kleine, stille, slingerende weggetjes naar de plaatsen waar de sporen van die veldslag van 72 jaar geleden nog zichtbaar zijn. Het monument op de Serra de Pàndols, de bergketen waarvandaan de Republikeinen wekenlang het front in de gaten kunnen houden, het dorpje El Pinall de Brai waar het hospitaal was gevestigd, of de bossen bij La Faratella waar de loopgraven van toen bewaard zijn gebleven en weer zijn opgeknapt. En ga je in de rondliggende bossen een stukje wandelen dan heb je nog altijd de kans op resten van soldaten te stuiten, al is het meeste inmiddels gevonden en geborgen.

Het meest opvallende aan die veldslag was dat de Quinta del Biberón ervoor werd opgeroepen, de ‘melkfles-lichting’, jochies van 17 die eigenlijk nog niet in dienst hoefden, maar omdat het leger van de Republikeinen door de talloze verliezen zo was uitgedund moesten ook die jongens, een jaar voor ze werkelijk aan de beurt waren, naar het front. Jongens die in 1920 en ’21 waren geboren en waarvan  sommigen nu nog altijd leven. Ook zij togen zondag naar die plaats om er eindelijk eens om de gevallen kameraden te kunnen huilen.

Honkvaste Spaanse jongeren

Zojuist m’n zoon (17) in Londen afgeleverd voor, hoop ik, een jaartje Engels leren. En over twee weken vertrekt m’n dochter (20) voor enkele maanden naar Nepal. Vermoedelijk zullen ze wel weer thuis terugkeren, maar het is in ieder geval een eerste indicatie dat ze ook een beetje Nederlandse genen in hun Spaanse bloed hebben en het is de eerste stap om te voorkomen wat het grootste deel van de Spaanse jeugd overkomt. Vandaag werden er weer eens wat cijfers bekend: 86% van de Spaanse jongeren tussen 18 en 24 jaar woont nog thuis. Veel van hen studeren nog, een andere grote groep is werkloos, en hier is het niet, zoals in Nederland, een gewoonte om op kamers te gaan wonen. Die zijn er weinig, en zijn heel duur, net als de rest van de woningen. En thuis is ook wel gemakkelijk, vooral voor de was en het eten. (Opvallende cijfers uit Nederland, trouwens: van de 18-24-jarigen woont nog 72% van de jongens thuis maar slechts 55% van de meisjes.)

In de groep tussen 25 en 34 jaar woont in Spanje nog altijd ruim 35% thuis, 30% van de meiden en 41% van de jongens. (Nederland: 3% respectievelijk 12%.) En van al die Spaanse jonge thuiswoners heeft 60% slechts een tijdelijk arbeidscontract en is 10% werkloos. Uit andere onderzoeken blijkt dat van de jongeren tussen 16 en 34 jaar meer dan 700.000 (zo’n 6%) helemaal niets doet: noch studeren noch werken. Omdat noch in het Spaans ni is wordt dit ook wel de Ni-Ni-generatie genoemd.

Overigens valt het algemene Europese gemiddelde redelijk hoog uit, want veel andere landen kampen met hetzelfde probleem als Spanje: zo’n 46% van de 18-34-jarigen woont nog thuis, met landen als Griekenland, Italië, Slowakijke en Slovenië als uitschieters. Het volledige lijstje staat hier.

Staking: wat ligt er plat, en wat niet?

Geen goeie dag om met het vliegtuig naar Barcelona te komen.  29-S is de dag van de langverwachte algemene staking, de eerste die premier Zapatero in zes jaar voor zijn crisiskauwende kiezen krijgt. Áls het vliegtuig al heeft kunnen vliegen en op El Prat is geland, dan moet je nog in de stad zien te komen, en dat wordt een lange wandeling als je niet iemand hebt die je ophaalt. (Het zijn trouwens vooral  de Spaanse maatschappijen die last van de staking hebben; de eerste Transavia-vlucht is om 8.17 gewoon geland, maar dat is wel één van de slechts 20% van de vluchten die normaal zullen worden uitgevoerd; KLM vliegt vandaag niet op Barcelona…) Vanaf 9.45 rijden er in en rond Barcelona geen bussen en treinen meer (dat zal tot 17 uur en vanaf 20 uur zo blijven/zijn) en de piketten zorgen er bij de terminals voor dat geen taxichauffeur, óók niet degenen die wél zijn gaan werken, passagiers oppikt. In het verleden zorgde dat nog wel eens voor incidenten.

Spanje is vanochtend met de staking tegen de hervormingen van de arbeidsmarkt en -wetten opgestaan zonder te weten hoeveel mensen die oproep van de vakbonden precies zouden volgen. Nergens in Europa zijn de vakbonden (de socialistische UGT en de oud-communistische CCOO) zo machtig als in Spanje en is het, bijvoorbeeld, zó moeilijk om mensen te ontslaan, maar in deze tijden van crisis wil niet iedereen meer naar de bonden luisteren. Mensen kunnen zelfs het salaris van deze ene dag niet missen. “Ik ben het eens met de staking, maar doe zelf niet mee,” was deze dagen het meest gehoorde argument. Niettemin kúnnen zij vandaag gewoon niet werken, zeker niet bij de grote bedrijven uit de industrie, bouw en het transport, omdat de piketten de toegangen tot de bedrijven en bedrijfsterreinen hebben geblokkeerd.

De meeste winkels lijken wel te openen vandaag, al zijn er soms geen verse producten omdat de toegangen tot de grote distributiemarkten, zoals Mercabarna, zijn versperd. Sommige radiostations zenden alleen muziek uit en de voetbalwedstrijd van Valencia wordt vanavond op TV zonder commentaar uitgezonden. Zo zullen in de loop van de dag nog talloze anecdotes opduiken.

Stierenvechten mag niet, stieren pesten wel

Als je het voor de eerste keer meemaakt heeft het iets betoverends. Mijn ‘doop’ was ergens in 1982, in een minuscuul Andalusisch dorpje dat La Campana heet. Iets verderop, bij Lora del Rio (de rivier is de Guadalquivir), grazen de beruchte stieren van Miura, één van de beroemdste fokkers van Spanje; stieren die altijd voor de meeste bloedige dag bij de stierenrennen in Pamplona zorgen. Maar die liepen daar niet, in de geïmproviseerde arena van La Campana. Daar deden ze het met vaquillas, jonge koeien met flinke horens. Als jong jochie van het dorp moet je even zo’n koe uitdagen wil je er bij horen.

Ook in Catalonië hebben ze dit soort stierenfeesten nog, de correbous. In verschillende vormen. Dat uitdagen in een kleine arena, maar ook minder estethische uitvoeringen als de stier maximaal 20 minuten (meer mag niet, van de wet) met brandende fakkels op zijn horens te laten rondlopen of hem te water laten. Twee maanden geleden verbood Catalonië officieel het stierenvechten, maar vandaag ‘blindeerde’ datzelfde parlement de ‘eigen’ correbous, zodat zij niet na een dierenebeschermers-campagne verboden kunnen wordenHypocriet, volgens velen; een beslissing die bevestigt dat het verbod op stierenvechten niet uit liefde voor de dieren was, maar een politiek, nationalistisch gebaar tegen Spanje en zijn tradities.

Want waarom het ene verbieden en het andere als nationale traditie verdedigen? Toch vind ik ook er een groot verschil: hier wordt geen stier vreselijk mishandeld, stevig in zijn rug gestoken en daarna doodgestoken. Écht leuk is het allemaal niet, want je kunt die dieren ook met rust laten, maar als je een dag met een stierenfokker doorbrengt, krijg je ook begrip voor hun kant van het verhaal. De jonge Paco, uit Amposta, heeft er zo’n honderd. Zijn familie, Margalef, begon er al in 1891 mee, met het fokken. Hij houdt van zijn stieren en koeien en allerlei dorpen, tot ver bij Valencia, huren zijn beesten in. Sommige koeien doen het fantastisch, krijgen prijzen, en worden daarna ook in andere dorpen gevraagd. Want, anders dan de vechtstieren, kunnen zij wel op herhaling, jarenlang. Paco wil ze niet te veel vermoeien, heeft 65 koeien en stieren die in actie kunnen komen. Rijk wordt hij er niet van, dus heeft hij een kleine arena gebouwd waar hij in de toekomst toeristen uit bijvoorbeeld Salou, op een half uurtje rijden, kan vermaken. Bijna al die correbous vinden plaats in wat we hier als de Terres de l’Ebre kennen, de dorpen rond de Ebro, die in juli en augustus hun dorpsfeesten houden. En een feest zonder koeien en stieren, ofwel bous, dat is hier geen feest.