Tagarchief: burgeroorlog

Eindelijk een plaats om te huilen

Geëmotioneerde brieven vandaag in de krant. Van mensen die zondag aanwezig waren bij de officiële (her)opening van het Memorial Les Camposines. ‘Een plaats om te huilen’, stond er boven één van de brieven. Een plaats waar ze 72 jaar op hebben moeten wachten. Een plek in het zuiden van Catalonië, dichtbij Corbera de l’Ebre, het dorpje dat vrij centraal lag bij de bloedigste veldslag van de Burgeroorlog, de Batalla del Ebro, daar waar de troepen van Franco de beslissende overwinning boekten om Catalonië binnen te dringen, naar Barcelona op te rukken en zo heel Spanje onder controle te krijgen.

In totaal kwamen op en rond de Ebro 20.000 soldaten van beide kanten om het leven. Dorpen en steden liggen vol met anonieme graven en boeren vinden er nog regelmatig menselijke botten in de omgeploegde grond. In het bescheiden Memorial hangen nu 30 plakkaten met de namen van de 1.145 strijders die bij de beslissende slag het leven lieten. Zo’n 3.000 mensen, meestal familieleden (kleinkinderen, maar ook kinderen), kwamen naar de opening. Zij hadden deze plaats nodig, zeiden ze allemaal.

Vreemd natuurlijk, dat er zo ongelooflijk lang is gewacht met dit soort eerbetoon. De eerste 37 jaar na de veldslag, onder het bewind van Franco, was dat natuurlijk onmogelijk, maar sindsdien zijn er nog eens 35 jaar verstreken, in volledige democratie. “Het lijkt wel of de amnestie-wet van 1977 een amnesie-wet was”, beklaagde iemand zich. Een groot deel van Spanje wilde lang vergeten, om oude wonden niet open te rijten. Conservatief Spanje doet dat nog steeds het liefst, nooit meer omkijken.

 Het is trouwens een mooie excursie, naar dit ruige, bosrijke deel in het uiterste zuidwesten van Catalonië, over kleine, stille, slingerende weggetjes naar de plaatsen waar de sporen van die veldslag van 72 jaar geleden nog zichtbaar zijn. Het monument op de Serra de Pàndols, de bergketen waarvandaan de Republikeinen wekenlang het front in de gaten kunnen houden, het dorpje El Pinall de Brai waar het hospitaal was gevestigd, of de bossen bij La Faratella waar de loopgraven van toen bewaard zijn gebleven en weer zijn opgeknapt. En ga je in de rondliggende bossen een stukje wandelen dan heb je nog altijd de kans op resten van soldaten te stuiten, al is het meeste inmiddels gevonden en geborgen.

Het meest opvallende aan die veldslag was dat de Quinta del Biberón ervoor werd opgeroepen, de ‘melkfles-lichting’, jochies van 17 die eigenlijk nog niet in dienst hoefden, maar omdat het leger van de Republikeinen door de talloze verliezen zo was uitgedund moesten ook die jongens, een jaar voor ze werkelijk aan de beurt waren, naar het front. Jongens die in 1920 en ’21 waren geboren en waarvan  sommigen nu nog altijd leven. Ook zij togen zondag naar die plaats om er eindelijk eens om de gevallen kameraden te kunnen huilen.

De getructe foto van Robert Capa. Jammer

robert-capa

The camera never lies. But photographers can and do.

De discussie loopt al heel lang. Over de foto hierboven. Eén van de beroemdste oorlogsfoto’s ooit. Robert Capa, later oprichter van Magnum, trok als 22-jarige naar de Spaanse Burgeroorlog en legde, het leek bij toeval, vast hoe de republikeinse soldaat Josep Borrell bij het hard weglopen in de rug werd geschoten door soldaten van Franco. Datum: 5 september 1936. Plaats van handeling: Cerro Muriano, in de provincie Córdoba.

Al sinds de jaren zeventig bestaat er twijfel over de authenticiteit van de foto. Capa, zelf in 1954 op een mijn in Vietnam gelopen, kan en kon die twijfels niet meer weerleggen. Hij had zijn verhaal verteld, dat hij met wat republikeinse soldaten aan het praten en spelen was toen de fatale schoten vielen. Tot voor kort waren er bijna geen andere foto’s meer van die dag. Nu wel, jaren geleden gevonden in een doosje op een zolder en nu onderdeel van een Capa-expositie in het Nationaal Museum van Catalonië in Barcelona.

capa2Op die foto’s is, eindelijk, meer van de achtergrond te zien. En was eerder al gebleken dat het niet Josep Borrell was die op de foto stond, en dat de neergeschoten soldaat een wel erg onnatuurlijke houding had, en dat stom toevallig een tweede soldaat op exact dezelfde positie werd neergeschoten (zie het Franse knipsel hiernaast), nu is overduidelijk dat de foto niet gemaakt is waar Capa altijd zei dat hij gemaakt was, aan het front bij Cerro Muriano. Een collega van me, Ernest Alós, is met verschillende oude foto’s naar Córdoba getrokken, in de buurt van het plaatsje Espejo. Een Baskische professor had al aanwijzingen dat de beroemde Capa-foto ergens daar was genomen. Door veel aan bewoners te vragen, kwamen verslaggever en fotograaf van El Periódico op exact de juiste plaats terecht. De heuvels, de huizen, alles is hetzelfde; alleen het graan is vervangen door olijfbomen.

Die plaats ligt op 50 km van Cerro Muriano, en op 10 km van waar toen het dichtstbijzijnde front was. Er werd nooit gevochten, en zeker niet rond 5 eisenstaedtseptember. Pas op 22 september waren er wat schermutselingen, maar niet op het land, maar in het dorp. Robert Capa, die op 22-jarige leeftijd nog naam moest maken, loog. Jammer. Maar hij was niet de enige. Ook deze andere wereldberoemde foto, de ‘spontane’ kus op Times Square om het einde van WOII te vieren, bleek door fotograaf Eisenstaedt en het stelletje in elkaar gestoken. Tegenwoordig kunnen we bij veel foto’s onze twijfels hebben, is Photoshop een instrument dat zaken kan verbergen en de waarheid zelfs veranderen. Vroeger bleken ze het computerprogramma niet eens nodig te hebben.

De doden, 70 jaar later (2)

En de beloofde reportage, van oktober 2008 (met excuses voor de lengte)

Spanje begint deze maand met het openen van 19 massagraven uit de tijd van de Burgeroorlog (1936-’39) en de jaren erna. Behalve de duizenden republikeinse soldaten die tijdens gevechten omkwamen liggen in die graven talloze mensen die door het regime met of zonder rechtszaak werden gefusilleerd. In totaal gaat het om zo’n 150.000 doden.

Tekst: Edwin Winkels

Op de onmenselijke ochtend van 17 april 1938 verloor het kleine dorpje Isavarre, twaalf huizen verstopt in één van de vele valleien van de Pyreneeën, bijna al zijn vaders en echtgenoten. Bij zes huizen stonden ineens de soldaten van de nationalen voor de deur, het leger van de opstandige generaal Francisco Franco dat na wekenlange zware gevechten het ene bergdal na het andere op de republikeinen veroverde. Soldaten van de verslagen vijand waren er niet meer in het dorp, die waren dood of de volgende bergkam over gevlucht. Boeren, een onderwijzer en een pastoor, dat waren de mannen in Isavarre. Zes van hen werden door de overwinnaars van Franco meegenomen. Uit nabijgelegen dorpen moesten er ook nog eens vier mee. Ze waren tussen de 31 en 59 jaar.

            Nadal Paulet was net elf jaar geworden toen zijn vader, vredesrechter Joan Paulet van 51 jaar, de bevelen van de militairen opvolgde. Vader kleedde zich aan, nam afscheid van zijn vrouw en vijf kinderen en ging met hen mee. Zeventig lange jaren hebben de herinnering van dat jochie van toen niet uitgewist. ,,Eerst brachten ze hem met de anderen naar het kerkje van het dorp en vandaar naar een stal in Sorpe, daar aan de overkant, de berg op. De soldaten hadden de namen op een papiertje staan, ze wisten precies voor wie ze kwamen. Omdat er geen soldaten meer waren in de vallei moesten ze zich waarschijnlijk wreken op wie dan ook.”

            Natuurlijk was de vallei zo rood als wat, in het fascistische oog van Franco. Spaans werd er nooit gesproken, slechts Catalaans met een loodzwaar accent uit ver verleden tijden. Nadal Paulet is zo’n oer-Catalaan. Nu, anno 2008, is hij nog de enige inwoner van Isavarre. Hij, zijn hond en de honderd geiten die aan zijn voeten grazen. Met een vriendje was hij die middag in 1938 zijn vader en de anderen nog eten gaan brengen in de stal. Toen ze waren vertrokken volgde er een nacht van martelingen. De ochtend erop werden de tien mannen op een rij tegen een muur gezet, gefusilleerd en op dezelfde plaats begraven in een anoniem gat in de grond.

Spanje ligt vol met dat soort graven. Exacte cijfers zijn er niet, zullen er ook nooit komen. De schattingen lopen uiteen van 120.000 tot 180.000 mensen die tijdens maar ook nog na de Burgeroorlog (1936-’39) aan de rand van een weg, in een boomgaard of in een afgelegen boerderij om het leven werden gebracht. Vaak zonder rechtszaak, of die rechtszaak was een pantomime. Het was de bloedige en wraaklustige hand van Franco. Nu pas, na ruim dertig jaar democratie, is er een massaal proces op gang gekomen om te gaan onderzoeken wat Spanje precies onder de grond verbergt. Rechter Baltasar Garzón heeft de bestanden opgevraagd van de verschillende regionale stichtingen en overheden die zich de laatste jaren intensief met het lokaliseren van Franco-vermisten hebben beziggehouden.

Een commissie van zeven experts zal een zo volledig mogelijke index van graven samenstellen. Historica Queralt Solé is één van hen en als specialist van de Catalaanse regering in Barcelona helpt ze families al jaren met het zoeken van het graf van hun vaders, ooms of opa’s – vrouwelijke slachtoffers waren er veel minder. ,,Er zijn drie soorten graven,” vertelt ze. ,,De mensen die ná de Burgeroorlog zijn omgebracht, en die zijn het eenvoudigst te vinden, omdat er altijd wel dorpsbewoners of familieleden zijn geweest die verteld hebben wáár zij precies werden gefusilleerd en wie het waren. Daarnaast zijn er op de officiële kerkhoven de massagraven van soldaten die in de ziekenhuizen in de achterhoede overleden en met tientallen of zelfs honderden begraven werden. Ook daarvan hebben we veel gegevens. Het moeilijkst zijn die van de soldaten die aan het front stierven en overal verspreid liggen.”

Het front van de Ebro, waar de grootste slag plaatsvond en die de definitieve overwinning van Franco inluidde, brengt nog regelmatig nieuwe lugubere ontdekkingen als landbouwers hun grond omspitten en botten aantreffen. (Dat er over gevallen Franco-soldaten nu nauwelijks wordt gerept komt omdat die al na de Burgeroorlog hun eerbetoon hebben gekregen als strijders voor Spanje. Zij hebben hun pompeuze monument in de Valle de los Caídos, waar ook nog het graf van Franco zelf ligt.)

,,Drie, vier dagen later wisten we dat mijn vader en de anderen vermoord waren,” zegt Nadal Paulet nu. ,,We zagen de soldaten over straat lopen met nieuwe broeken die van de boeren waren geweest. De generaal die het offensief had geleid, Sagardia, die had het al gezegd: voor elke dode soldaat zou hij tien Catalanen doden.”

De moeder van Nadal vluchtte ook, naar Frankrijk, waarvan de grens slechts tien kilometer verderop ligt. Ze was bang voor haar leven en liet haar vijf kinderen alleen achter in Casa Miqueu, hun boerenhuis. De oudste was vijftien. Ze werkten op het land en speelden met de soldaten die hun vader hadden gedood en het dorp hadden bezet. Wat konden ze anders, zegt Nadal, ze waren kinderen en probeerden te overleven met het eten dat ze van die soldaten kregen. Eigenlijk sprak niemand meer in de vallei over wat er gebeurd was. Een zwijgen dat 65 jaar zou duren. Pas vijf jaar geleden vertelde Paulet voor het eerst waar de tien mannen begraven lagen en wat er die dag in 1938 precies was gebeurd.

In Sorpe, aan de rand van een weiland, onder een heel grote boom, staat nu een kleine monoliet met daarop de tien namen, de leeftijd en de gezamenlijke sterfdag. ,,Er kwam eens een Duitser die me zei dat met geld van de Europese Unie het graf geopend kon worden en ze allen een waardige plaats op het kerkhof zouden krijgen,” zegt Paulet. ,, Dat hoeft van mij niet. Daar is mijn vader gestorven, daar ligt hij al zeventig jaar, laat hem daar maar met rust.”

Veel nabestaanden denken als Paulet. Het doel van de meesten is slechts om precies te weten wáár hun dierbaren begraven liggen. Vaak zijn het de kleinkinderen, de dertigers en veertigers van nu, die de zoektocht zijn gestart, zoals Antoni Guevara. Zijn opa, Francesc Guevara, was 27 jaar toen hij bij de Ebro streed. ,,Mijn oma kreeg een telegram dat hij erg ziek was. Dat is het laatste dat ze ooit van hem heeft gehoord. ‘Hij zal wel ergens onder een boom begraven liggen,’ heeft ze altijd gezegd. Ze wilde dat liever zo houden.”

Via Memoria Democràtica, de organisatie van historica Queralt Solé, ontdekte de familie een overlijdensacte van 26 december 1938 in een klein dorpje in het binnenland. Daar ligt opa Francesc in één van de twee massagraven van twee bij twintig meter met meer dan 100 lichamen. ,,De emotie was enorm toen we dat te weten kwamen,” zegt Antoni. ,,Alsof van een heel lang verhaal eindelijk het einde geschreven werd. We laten hem liever in dat graf liggen, maar zouden er wel graag een soort monument voor al die mannen hebben.”

Op nog zo’n massagraf, in het stadje Cervera, één waar je gewoon overheen kunt lopen, staat slechts één eenzaam kruis van hout, aangetast door de tijd. De initialen JMF staan erin gekerfd, en de datum 21-7-1938. ,,Er moeten meer dan 400 lijken liggen,” zegt Joaquim Bagué, de opzichter van het kerkhof. ,,Het heeft geen zin het te openen en de meeste mensen die komen zijn al blij dat ze het graf van hun vader of opa hebben gevonden. Hebben ze in ieder geval de plek gevonden om bloemen te leggen.”

Op de begraafplaats van het bisdom van Tarragona liggen zelfs 770 mensen in een massagraf, waarvan er 657 in de vijf jaar na de oorlog, tussen 1939 en 1944, berecht en gefusilleerd werden. Montse Giné weet al sinds ze heel klein dat haar opa Josep daar begraven ligt. Ze heeft een stichting opgericht om er in ieder geval een monument neer te laten zetten. ,,Tot voor kort wilden de gemeente en het bisdom van niets weten. We moeten geen oude wonden openrijten, zeiden ze. Maar het is het tegenovergestelde: met zo’n monument worden de wonden eindelijk definitief gedicht.”

De doden, 70 jaar later

 

kruis cervera

De foto maakte ik op het kerkhof van Cervera, in het Catalaanse binnenland. Het kruis staat er eenzaam, op een droge grasgrond, temidden van de gebruikelijke nissen met doden. Hier, onder de grond, ligt ene JMF, overleden op 21 juli 1938. Hij ligt er niet alleen. Naast, op en onder hem moeten nog eens zo’n 400 doden liggen, aldus de opzichter van de begraafplaats. Net als JMF slachtoffers van de Burgeroorlog, republikeinse soldaten die zich aan één van de Catalaanse fronten verzetten tegen de oprukkende Nationalen van generaal Franco. Ze raakten gewond, werden naar het ziekenhuis van Cervera achter de linies gebracht en als ze overleden gingen ze naar hetzelfde grote graf op deze begraafplaats. Zonder naam, zonder steen, zonder eigen nis. Daar was allemaal geen tijd voor.

De Catalaanse regering besloot gisteren het openen van dit soort massagraven uit de Burgeroorlog te bekostigen. De experts hebben 179 massagraven gelokaliseerd, maar niet allemaal zullen ze worden geopend. In sommigen liggen niet meer dan vier soldaten of burgers, overleden in de strijd of geëxecuteerd langs de weg of tegen een muur. Nabestaanden weten of vermoeden waar hun opa of vader omkwam en zouden hem graag een goede laatste rustplaats gunnen. Anderen geven er de voorkeur aan de doden met rust te laten en er slechts een kruis of herdenkingsteken te plaatsen. En op een begraafplaats als die van Cervera, of die van het bisdom in Tarragona, is er geen beginnen aan: je gaat niet 400 of zelfs 700 mensen ineens opgraven.

 

cervera2In heel Spanje zouden zo nog tussen de 120.000 en 160.000 doden anoniem onder de grond liggen. Het beroemdste massagraf ligt in de buurt van Granada, met daarin een schoolmeester, twee stierenvechters en dichter Federico García Lorca. Samen gefusilleerd door de Franco-aanhangers op 18 augustus 1936. De familie van de meester wil zijn botten laten opgraven, die van García Lorca liever niet. Het tekent, 70 jaar na dato, de tweestrijd in Spanje over zijn eigen, pijnlijke geschiedenis.

Voor het AD en El Periódico schreef ik er een grote reportage over. Zal proberen de tekst te achterhalen, zodat het leesbaar is. massagraven1