Het is elke dag weer, elk half uur, een curieus gezicht, een voortdurende herhaling van zetten, een repetitie van Lost in Translation of andere films over een vreemdeling in een ander land. Het is enkele minuten over het hele uur en precies een half uur later wanneer de trein afkomstig van het vliegveld groepjes toeristen op het centraal gelegen stationnetje van Passeig de Gràcia uitspuwt (altijd beter te nemen dan het ‘centraal’ station Barcelona-Sants als je in het centrum of de buurt ervan moet zijn). De meeste reizigers (zeker zij die op de nieuwe T-1 landen) nemen tegenwoordig de Aerobus vanaf het vliegveld, die je afzet op Plaça de Catalunya, maar een flink deel komt ook met die trein vanaf de oude T-2, waarop Transavia, Easyjet en Ryanair vliegen. En als ze dan in Passeig de Gràcia uitstappen en daar, halverwege het perron, de roltrap naar de buitenlucht nemen (en niet de trappen naar het stationshalletje aan het begin van het perron, een rotuitgang als je met koffers komt), zie je elke keer weer dezelfde verwarring.
Het is je altijd moeilijk oriënteren in een stad als je uit de ondergrondse stapt. Wat is welke richting? (Stadmensen hebben bovendien niet de gewoonte die richting aan de stand van de zon af te lezen.) En als je in Passeig de Gràcia uitspapt, verwacht je toch ook op die herkenbare, brede laan te staan, met direkt al uitzicht op het Casa Batlló, één van de huizen van Gaudí. Niet dus. Je staat aan de drukke zesbaans Aragó waar het verkeer voorbijraast, en als het stoplicht op rood staat komt er ook een voortdurende stroom auto’s en motoren de dwarsstraat, Pau Claris, afrijden. Waar zijn we? zie je toeristen niet alleen denken, maar ook discussiëren, met de plattegrond er direct bij. Ze kijken naar links en naar rechts, lopen naar de straathoek om de naambordjes te kijken, maar dan nog weet je niet welke kant links of rechts op de kaart is. Een enkeling durft het aan een voorbijganger te vragen, en die kan je een eenvoudig antwoord geven: de Passeig de Gràcia is één straat verderop.
En een plaats waar (veel) toeristen een beetje verdwaald en verdwaasd hun weg zoeken, is ook ideaal werkterrein voor de boeven. Tijdens het wachten op één van die aeroport-treinen zag ik ze ongeneerd in actie (foto hiernaast): ze zijn met zijn drieën, twee gaan op de roltrap staan achter meestal 50+ toeristen, de derde drukt beneden op de noodknop en als de roltrap bruut tot stilstand komt, bieden de andere twee de toeristen aan hun koffer naar boven te dragen. Intussen worden er handen in de zakken of handtassen van die toeristen gestoken… Welkom in Barcelona.







Het Casa Amatller was er als eerste, zoals op deze foto uit 1900 is te zien. Er stonden hier op de majestueuze Passeig de Gràcia al woningen, maar chocoladefabrikant Antoni Amatller wilde in 1898 een huis volledig naar eigen wens gebouwd.


Deze reclamedoeken hangen ook niet zomaar op elke willekeurige gevel. Het zijn altijd gebouwen in aanbouw of, liever nog, die waarvan de façade wordt gerestaureerd. Sterker nog: er zijn reclamebureau’s gespecialiseerd in het zoeken naar gevels in de stad die wel een opknapbeurt nodig hebben. Vervolgens komen zij met een voorstel bij de eigenaren van dat gebouw – wat ook verschillende bewoners kunnen zijn. Het bureau betaalt de volledige renovatie als het er de maanden dat de werkzaamheden duren er zo’n doek mag ophangen; en dat bureau wordt dan weer door de adverteerder betaald. Vanzelfsprekend zoeken ze niet een flatgebouw ergens in een achterafstraatje: het doek moet voor zoveel mogelijk mensen te zien zijn, zoals deze (helemaal bovenaan) op de hoek van de drukke calle Aragó en de Passeig de Gràcia, of op de kleine foto bij de haven van Barcelona.