De kop hierboven kan sommige heren misschien het hoofd op hol brengen, maar, met alle respect, Maya Ruiz Picasso, hier rechts op de foto, is bijna 30 jaar ouder dan ik en al was ze lovend over mijn glimlach en mijn krullen -tja, ze is een echte Parijse dame-, het betrof hier slechts een puur professionele wandeling door de Barri Gòtic van Barcelona. Sinds gisteren is de dochter van Pablo Picasso voorzitster van een nieuwe vereniging in Barcelona die zich inzet voor het behoud van de (stok)oude en vaak prachtige winkels, bars en andere ondernemingen die er nog in de stad bestaan. Want, zei Maya me, elke keer als ze even op bezoek is in Barcelona, stad die zij in de jaren vijftig leerde kennen, is er wéér één van die klassieke zaken uit het straatbeeld verdwenen.
In de laatste drie jaar sloten definitief schoenenwinkel La Ampurdanesa, sinds 1845 in Nou de la Rambla, boekwinkel Almirall, sinds 1853 in Princesa (en nu een ecologische bakkerszaak) en overhemdenwinkel Flotats, sinds 1909 in Ferran, om er maar een paar te noemen. Er is een heus boek en route van de gemeente over die mooie oude zaken, Guapos per sempre (Voor eeuwig mooi), en dat zou helaas voortdurend geactualiseerd moeten worden.
Heel veel van die winkels stammen uit de negentiende eeuw en kampen vaak met hetzelfde probleem: de kinderen willen de familietraditie niet voortzetten, en nieuwe eigenaren maken er vaak iets heel anders en lucratievers van. Bovendien betalen veel van hen nog heel oude, spotgoedkope huren die eind 2014 definitief omhoog zullen gaan, iets wat bij wet is bepaald. Dat zal, zeggen de eigenaren, het defintieve einde betekenen, want ze hebben nu al moeite de zaak rendabel te houden.
Maar intussen zijn ze nog een bezoekje waard, die modernistische of neo-klassieke zaken als modewinkel Xancó (uit 1820, midden op de Rambla tussen de souvenirshops), chocolatería Fargas (1827) op de hoek van het plein Cucurulla, bar Casa Almirall (1860) en El Indio (1860) in de Raval of, tegenover elkaar bij de metro Sant Jaume, banketbakkerij La Colmena (1864) en kaarsenmaker Subirà, die op de etalageramen zegt al 250 jaar te bestaan: 1761-2011. Plus wat historische aptoheken, zoals La Estrella (1842) in Ferran.
En, natuurlijk, de plek waar de vader van Maya Picasso het liefste kwam met zijn kunstzinnige vrienden: restaurant Els Quatre Gats (1897) in de carrer Montsiò.




Eind juli werd het dorp drie dagen lang bedreigd door bosbranden; vijf brandweerlieden kwamen bij het blussen om het leven. En gisteren regende het nergens zo hard en zo veel als in Horta en omgeving. In de verbrande en dus door erosie gevoelige bossen viel binnen een uur tijd 105 mm regen, in Horta zelf bleef de teller op 74 mm steken. (In en rond Barcelona viel het uiteindelijk reuze mee; één hevige onweersbui met niet meer dan 10 mm neerslag.) Toch is het verder nietszeggende Horta niet zo’n dorpje dat alleen maar bekend wordt op dit soort min of meer tragische momenten.
De eerste keer was acht maanden lang in 1898, toen Picasso net 17 was, en tijdens de zomerhitte met vriend Manuel woonde hij wekenlang in de bossen en bergen. Ze sliepen er in een grot, hij leerde er het platteland en zijn mensen schilderen en zou er volgens zijn biografen een amoureuze ervaring met een zigeuner-herder hebben gehad. Die puberale mannenliefde bleek tijdelijk; Picasso zou later, vooral in Parijs, een enorme womanizer worden.

