Tagarchief: samaranch

“A la ville de… Barcelona”

Barcelona herdenkt een heuglijk feit, vandaag. Op 17 oktober 1986, precies 25 jaar geleden dus, kreeg de stad de Olympische Spelen toegewezen. In de stemming in Lausanne vielen Amsterdam en Birmingham kansloos af in de eerste twee rondes. In de derde ronde had Barcelona al de meerderheid (47 stemmen, tegen 23 Parijs, 10 Brisbane en 5 Belgrado) en kon IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch, Catalaan en inwoner van Barcelona, de magische woorden uitspreken: de Spelen van 1992 gaan naar ‘la ville de Barcelona’, woord dat hij met een sterk Catalaans accent uitsprak: Barsalona.

Er is al heel veel geschreven, ook door mij, over hoe de stad is veranderd dankzij die Spelen, van de verbeterde infrastructuur tot de massale toestroom van toeristen. Wat het uiteindelijk kostte? De directe investering was (omgerekend) 5 miljard euro, waarvan ruim éénvijfde deel naar de ronda’s ging, de ringweg van 35 kilometer die direct aan héél veel verkeersopstoppingen in de stad een einde maakte. Mensen die hier ná 1992 zijn komen wonen kunnen het zich nauwelijks voorstellen, maar vroeger deed ik er zo’n anderhalf uur over om van mijn flat in Hospitalet naar het labyrinth-park in Horta te rijden, over onder anderen een eeuwig verstopte Paseo de la Bonanova.

 

 

 

 

Vandaag hebben we in El Periódico enkele veelzeggende staatjes over de stad van toen en nu, cijfers die aantonen dat Barcelona vooral profijt heeft gehad van die Spelen, misschien meer dan welke andere stad dan ook in de moderne Olympische geschiedenis; maar ook hóe de stad veranderd is. Hier een paar op een rij, met éérst het getal uit 1986 en daarna van 2011 (of 2010, soms):

Inwoners: 1.703.744 / 1.619.337  (waarvan buitenlanders: 8.932 / 282.794)

Stadsgroen: 5,9 miljoen m2 / 10,8 miljoen m2; Sportinstallaties: 111 / 1.809

Hotels: 283 / 525; hotelbedden 25.078 / 61.776

Toeristen: 738.011 / 7.133.524; passagiers vliegveld: 6 miljoen / 30 miljoen

Passagiers haven: 380.658 / 1.184.165; passagiers treinen: 11,3 miljoen / 52,6 miljoen

Auto’s: 606.097 / 597.618; motoren 89.263 / 137.710

 

Weerzien met Indurain

Een begrafenis, in dit geval die van Juan Antonio Samaranch, is goed om oude bekenden weer eens te ontmoeten. Niet de man hierboven op de foto, kroonprins Felipe, die had ik pas één keer eerder gesproken.  Hij kwam enkele jaren terug op de redactie van El Periódico langs, op een 12e december, dus zei ik tegen hem dat ik het verdomd aardig vond dat hij me op mijn verjaardag was komen opzoeken; weet niet of hij het helemaal begreep, maar dat verschil in humor tussen ons en de Spanjaarden hebben enkele commentatoren bij de vorige post al aangestipt.

Terug naar de begrafenis van Samaranch, of de ceremonie van belangrijke mensen die vanochtend plaatsvond. Bekende gezichten kwamen voorbij en ik verheugde me bijzonder toen ineens de enige (oud-)sporter naar buiten kwam, Miguel Indurain. Dezelfde karakteristieke kop als vroeger, met die neus van een Griekse god en de diepe ogen waarin bijna nooit enige emotie te bespeuren was. Bijna elke zomer tussen 1990 en 1996 maakte ik hem dagelijks mee, tijdens onze gezamenlijke Tour de France. Hij op de fiets, ik in de auto. Ik weet het, mijn Nederlandse collega’s vonden ze doodsaai, die vijf Tours die Indurain op rij won, maar voor een verslaggever van een Spaanse krant was het de hemel op aarde: elke dag volgden we de grote favoriet van dichtbij, elke dag was er wel wat te schrijven. Oké, Indurain praat nu veel meer en losser dan hij toen deed, maar zouden we in Nederland ook klagen als een saaie en stille als Joop Zoetemelk elke keer weer vanaf de proloog de Tour naar zijn hand zou zetten? Genieten was het, de bazen gaven ons drie, vier pagina’s per dag, want de lezers vraten het. Én Indurain stelde bijna nooit teleur.

Gedurende één Tour schreef ik bovendien dagelijks een column over de Grote Zwijger in De Volkskrant: Heimwee naar Navarra, omdat Miguel altijd de indruk wekte zo snel mogelijk weer terug naar huis te willen. Een prachtige uitdaging natuurlijk, vanaf de eerste dag filosoferen over de gedoodverfde winnaar. Een uitgever vond de columns zelfs de moeite waard om te bundelen tot een dun boekje. Er werden, geloof ik, 867 exemplaren van verkocht; voldoende om bescheiden te blijven.

“Hoe is ‘t?” We wisselden vanochtend kort wat woorden uit, hoe het gaat in het leven. Waarom hij op de begrafenis was…. “Ja, dat hoort erbij, maar op een begrafenis ben je altijd te laat,” zei Indurain. Niets bijzonders verder. Gewoon de bescheiden sympathie van één van de grootste sporters die Spanje ooit heeft voortgebracht. Sterker nog, de eerste grote, sterke Spanjaard die het land van heel veel minderwaardigheidscomplexen afhielp.

Waarom