Tagarchief: reizen

Reizen zonder op reis te gaan

Een Barcelonees gaat niet op reis voordat hij in boekwinkel Altaïr is geweest. Dichtbij het Plaça de Catalunya, op de Gran Vía tussen Balmes en Rambla de Catalunya, is Altaïr het absolute paradijs voor de liefhebber van de wereld, hoe dichtbij of hoe ver weg hij of zij ook maar wil blijven cq gaan. Zo’n 60.000 titels staan er op de planken van de twee verdiepingen van deze immense boekwinkel gespecialiseerd in reizen, in andere landen, in de natuur, in de antropologie, wat het vak is van één van de twee oprichters van de zaak Pep Bernades.

Altaïr is een absolute referentie in Catalonië. Je kunt een plaats op de wereld niet bedenken of er is wel eens een gids of een boek over geschreven, en Altaïr heeft ze bijna allemaal. Niet alleen de bekende reisgidsen van elke toeristische stad of streek, maar ook romans en heel veel non-fictie, vaak over persoonlijke ervaringen van reizigers ergens in Nepal, Birma of Ecuador. En niet alleen in het Spaans of Catalaans, voor de verandering, maar ook in het Engels en Frans, interessante boeken die nooit zijn vertaald.

Ook prachtige atlassen, natuurlijk, zoals die van The Times, die voor 193 euro te koop ligt en het moeilijk zal hebben in tijden dat iedereen even op Google Earth kijkt waar welke plaats nou ligt. Plus een soort verzamelwerken die misschien wel leuk zijn, maar waarbij je je wel afvraagt hoe serieus je die moet nemen. Ik zag een imposant werk staan, The Travel Book van lonely Planet, dat zich aanprijst door alle landen van de wereld te hebben bezocht en beschreven. Dat gebeurt op twee pagina’s per land, met vooral foto’s en een kort stukje tekst. Om een idee te geven hoe zo’n boek in elkaar zit, de beschrijving van Spanje (naast foto’s van de Sagrada Familia, de Feria van Sevilla, een winkel in Madrid en een bar met pintxos in het Baskenland):

Wat te bekijken: Alhambra, Mezquita in Córdoba, het Barcelona van Gaudí, de gouden mijl van de musea in Madrid en de kathedraal van Santiago.

Wat te doen: tapas in San sebastián, wandelen door de Pyreneeën van Aragón en Catalonië, rijden langs de kusten van Galicië, uitrusten op een strand in Mallorca of Menorca en de moderne wereld ontvluchten in oude dorpjes in het binnenland.

Lezen: Don Quijote en Roads of Santiago van Cees Nooteboom.

Luisteren: Camarón de la Isla, Paco de Lucía, Enrique Morente en Chambao.

Zien: Elke willekeurige film van Almodóvar.

Eten: iberische ham en paella.

Drinken: rode wijn uit La Rioja, witte iot Galicië en een sherry uit Jerez.

Spanje in één woord: “¿Qué pasa?” (Dat zijn er twee, woorden, maar ja…)

Opmerkelijk detail: Spanjaarden zijn het volk in Europa dat het meest aan eten uitgeeft.

Ja, da’s dus Spanje in een peperdure notedop. De rest van de landen zijn in dat boek te vinden. Ik mag aannemen dat de Kinderdijk en tulpen er ook in voorkomen.

 

Eten en slapen langs de snelweg

Wij, die regelmatig vanuit Nederland naar Spanje zijn gereisd (en viceversa), hebben het allemaal wel eens gedaan: slapen aan de rand van de snelweg, op één van de vele parkeerplaatsen in Frankrijk langs de autoroute du soleil, met zijn tweeën, drieën of vieren opgepropt in de auto, opdat vooral de chauffeur wat rust kon pakken. Al bespeur ik de laatste jaren de tendens dat wij, vroeger zo zuinige Nederlanders, steeds meer een hotelletje langs de autoroute zoeken; al is het maar een Formule 1 of Campanille, maar het is toch al wat anders dan ongemakkelijk in de auto liggen maffen.

Frankrijk leek lange tijd veel verder met die aires dan Spanje met zijn áreas de servicio, maar de laatste 5 à 10 jaar zijn ze er vooral aan de Catalaanse tolwegen sterk op vooruit gegaan, zo kon ik deze week tijdens een uitgebreide inspectie (ik bezocht 25 van deze megaparkeerplaatsen met hun benzinestations, winkeltjes en restaurants) constateren. Voor de goede orde: het zijn geen plekken waar je uren wil verpozen noch fantastisch uit gaat eten, maar de voorzieningen zijn steeds completer geworden. Uitgebreide picnic-zones (niet overal, de één is verder dan de ander), óveral is inmiddels een ‘cuarto de los peques’ (een babyroom waar de kleinsten verschoond kunnen worden), er zijn nauwelijks ‘architectonische obstakels’, zoals dat zo mooi heet, voor invaliden. Veiligheid is nog wel een heikel punt, zowel de verkeersveiligheid (bij het oversteken van soms drukke rijbanen van en naar de benzinepomp) als de bescherming tegen berovingen: nauwelijks politie te zien en volgens een vrachtwagenchauffeur die ik sprak wordt vooral dichtbij Barcelona nog veel gejat: chauffeurs en toeristen die er slapen worden verdoofd met een gas dat de auto wordt ingespoten en daarna wordt een ruitje ingeslagen. Hij vertelde er nog bij (broodje aap?) dat een stel dat liefdevol in de auto bezig was door de dieven ook maar even werden ‘genomen’, zowel hij als zij.

Waar de Catalaanse áreas de Franse zeker overtreffen is in de bar en het restaurant. Zelf kon ik bij vroegere autoreizen vanuit Nederland niet wachten om de grens over te gaan en snel een échte café solo te scoren; omdat het bij La Jonquera wel erg druk is altijd, reed ik nog even door naar de Empordà, de volgende pleisterplaats. En het eten is er de laatste jaren een stuk beter geworden, met saladbars, biefstukken die voor je ter plaatse op de grill worden bereid en, voor het eerst dit jaar (mocht ook wel, want eten aan de snelweg is altijd te duur geweest), een heus typisch Spaans menu voor 9,95 euro (voor-, hoofd-, nagerecht en drank) iets waar de buitenlandse toeristen niet aan gewend zijn, zo vertelden ze me zojuist bij Áreas, het megabedrijf dat vrijwel een monopolie heeft; ook al heten de restaurants anders (La Pausa, Medas, Ars), ze komen allemaal van deze zelfde gigant, die ook alle restaurants, bars en winkels op de Spaanse vliegvelden beheert.