
Mij mag je na m’n dood cremeren, maar begraafplaatsen blijf ik overal op de wereld een bijzondere attractie vinden. Al zijn de mensen er zo dood als wat, zo’n oord vertelt wel heel levend de geschiedenis van de stad. Jaartallen, namen en vooral de manier waarop mensen zijn begraven zeggen heel veel over de gewoontes van elk land, elke stad. Topper blijft natuurlijk Père Lachaise in Parijs, vooral om alle beroemdheden die er liggen
, maar ook omdat de familietombe’s er zo groot zijn dat je er zelfs kunt schuilen wanneer een hoosbui boven de stad losbarst en zelfs het graf van Jim Morrison er verlaten laat bijliggen.
De drie Saint Louis-begraafplaatsen zijn in New Orleans minstens zo beroemd als Père Lachaise in Parijs. Een toeristische attractie ook, binnen de geesten-, doden- en voodooroutes die talloze bureautjes er aanbieden. De zwarte slaven namen zowel uit Afrika als de Caribe hun voodoogebruiken mee naar Louisiana. Marie Laveau was in de 19e eeuw de absolute voodoo-queen van New Orleans en dat van haar is het beroemdste graf op St Louis I; aanbidders hebben de witte tombe volgetekend met drie kruisen, een manier om Laveau ook nu nog om een gunst te vragen. Opvallend klein trouwens, die drie begraafplaatsen, zeg maar één huizenblok tussen vier straten in groot. Op de weg naar het Louis Armstrong-vliegveld ligt de nieuwere, massale begraafplaats van de stad, die na de Katrina ook volledig onder water kwam te staan. Die herhaalde wateroverlast is trouwens hier de reden dat de doden niet onder de grond worden begraven.

Totaal het tegenovergestelde van Engeland, bijvoorbeeld, waar net als in Nederland de doden onder de zoden liggen. Op weg naar een voetbalwedstrijd van Chelsea op Stamford Bridge kwam ik eens, net aan de overkant van het brede spoor, langs de begraafplaats van Brompton, een speeltuin voor eekhoorntjes. Daar staan liefst 800 meter lang en 200 meter breed oneindige rijen kruisen in het soms woekerende gras. Ik was er zo een uurtje kwijt en het schijnt zelfs op de monumentenlijst te staan.

In Cárdenas, een authentiek stadje dichtbij het toeristenparadijs Varadero in Cuba, vallen de kleine huisjes op die op veel tombes zijn gebouwd, compleet met houten lijstjes met kleine ramen erin. Daarachter liggen, beschermd voor weer en wind, de bloemen maar ook de relikwieën die de doden mee hebben genomen hun graf in. Veel mensen die natuurlijk gestorven zijn voor de revolutie.
Om dit alles blijft voor mij het bezoek aan de begraafplaats van Montjuïc in Barcelona een absolute aanrader, al ligt hij een beetje uit de route. Op zondagmorgen rijdt de bus er niet alleen naar toe, maar gaat lijn 107 ook over de begraafplaats zelf heen, zo ongelooflijk groot en steil is het cementerio (een veel mooier synoniem is trouwens camposanto, zoals het ook in Italië heet), tegen de bergwand opgebouwd. Je kunt er aan de bovenkant naar binnen, niet ver bij het Olympisch stadion vandaan, of bij de hoofdingang aan de onderkant, aan de Ronda Litoral die langs de haven loopt. Ik noem het altijd een soort Bijlmermeer van de doden, maar dan een stuk mooier, natuurlijk. Wie niet helemaal naar Montjuïc wil kan ook de kleinere, maar oudere begraafplaats in Poblenou bezoeken, net achter het Olympisch dorp.

Vind ik leuk:
Like Laden...