Tagarchief: 23-F

De coup van 23-F, alsof het gisteren was

Vandaag gaat de film in première; goed moment, natuurlijk, precies dertig jaar later. 23-F. De Spanjaarden hebben de goede gewoonte bijzondere dagen zo af te korten. 23-F, iedereen weet dan waar je het over hebt, 23 februari 1981. Mijn herinnering aan die dag is nog vers; de zomer daarvóór had ik als 17-jarige een Spaans meisje ontmoet, Mari, mijn latere vrouw. We schreven elkaar brieven -internet bestond niet – en heel af en toe mocht er van de ouders gebeld worden, maar  bellen naar het buitenland was duur, natuurlijk, iets van twee gulden per minuut, of zo. Nadat ik op de Nederlandse journaals die besnorde gek van een Tejero had gezien mocht ik natuurlijk wél bellen: het hele gezin zat thuis, in l’Hospitalet, in de flat, een interior zonder ramen naar de straat, en wachtte in spanning af. Latere schoonpapa Paco had zijn vader, zoals zo velen, in de Burgeroorlog verloren – hij streed aan de republikeinse, rode kant – en vreesde alweer voor een herhaling van vroeger, of de terugkeer van een dictatuur. De familie Carmona zou, zoals half Spanje, de hele nacht niet slapen.

Vandaag dus eindelijk een film over die ongelooflijk spannende 24 uur van toen. Boeken zijn er al genoeg, al heeft de laatste, van auteur Javier Cercas, veel lof gekregen. Anatomie van een moment is zojuist in het Nederlands verschenen. Hieronder de recensie van Paul van der Steen in dagblad Trouw:

De Spaanse democratie was nog jong en kwetsbaar, toen militairen in februari 1981 een staatsgreep pleegden. Romancier Javier Cercas wilde de coup achter de beroemde televisiebeelden vandaan krabben.

// <![CDATA[Weinig journaalbeelden hebben als kind meer indruk op me gemaakt dan die van de poging tot staatsgreep in Spanje op 23 februari 1981. Het is lastig te analyseren wat ervoor zorgde dat ze zo intens bij me ’binnenkwamen’. De immense brutaliteit van de daad was zelfs voor een schooljongen duidelijk. De kwetsbaarheid van de democratie misschien ook.

De belangrijkste hoofdrolspelers deden de rest. Luitenant-kolonel Antonio Tejero met zijn borstelsnor en lachwekkende Guardia Civil-hoofddeksel, een operettefiguur die zo leek te zijn weggelopen uit het stripalbum ’Kuifje en de Picaro’s’. Daarnaast premier Alfonso Suárez, die overeind bleef in zijn bankje toen de meeste afgevaardigden wegdoken voor de kogelregen waarmee de coupplegers kort na hun binnenkomst gezag probeerden af te dwingen.

Op de beelden die zich op mijn netvlies brandden, ontbraken op de een of andere manier Manuel Gutiérrez Mellado en Santiago Carillo. Ook zij lieten zich nauwelijks imponeren door de binnendringers. Generaal Gutiérrez Mellado, vice-premier onder Suárez, liep zelfs onverschrokken op Tejero en zijn mannen af. Carillo, leider van de Spaanse communisten, zat tegenover Suárez in de arena, maar een stukje hoger dan de minister-president. Dat hij bleef zitten tijdens het schieten liep wat minder in het oog.

Wat wel in de herinnering bleef hangen was de televisietoespraak van koning Juan Carlos. Gestoken in zijn uniform van kapitein-generaal sprak hij de natie toe. In ondubbelzinnige bewoordingen nam hij afstand van de gebeurtenissen in het Congres en betuigde hij steun aan de Grondwet en de democratie.

De romancier Cercas wilde eigenlijk fictie schrijven over 23 februari. Daar kwam hij van terug. Na verloop van tijd begreep hij dat de gebeurtenissen tijdens en rond de coup „alle dramatiek en al het symbolisch potentieel bevatten dat we van literatuur eisen”. Anatomie van een moment werd een non-fictieboek. Niets dat hij zelf verzon, raakte Cercas zo hevig, bracht hem zo in vervoering, was zo complex en meeslepend als de werkelijkheid van die historische dag in 1981.

De schrijver reconstrueert tot in detail de gebeurtenissen tijdens de bange uren van toen. In de volksvertegenwoordiging, maar ook in de rest van Madrid. En in Valencia, waar opstandige troepen de stad onder controle hadden. Hij laat het niet bij de actie, maar kijkt ook nadrukkelijk naar de reactie, of liever het gebrek daaraan.

Dat velen in de eerste uren na de coup verzuimden om partij te kiezen en zoveel mogelijk opties openhielden, had te maken met de onduidelijkheid van het moment. Die houding afdoen als lafheid is te gemakkelijk. Een zeker opportunisme kwam er zeker bij te kijken. De invloed van het nationale trauma van de bloedige Burgeroorlog uit de jaren dertig valt ook niet uit te vlakken. Alles beter dan de orgie van bloed van destijds.

Cercas plaatst de coup in zijn tijd. De Spaanse democratie stond nog in de kinderschoenen, terwijl de problemen zich opstapelden: de economische situatie was deplorabel, het terrorisme (voornamelijk van de Baskische afscheidingsbeweging Eta) nam toe, instellingen en bestuurders boetten aan gezag in. Een staatsgreep hing in de lucht. Wie daar niets van moest hebben, deed op zijn minst mee aan het speculeren over meer bemoeienis van de militairen, het aanstellen van een sterke man of het aantreden van een eenheidsregering.

De auteur toont overtuigend aan dat de mannen die niet doken voor de kogels alle drie ’helden van de terugtocht’ waren. Zoals later Michael Gorbatsjov deed, loodsten zij hun land door een overgangstijd heen en waren daarom min of meer voorbestemd om tussen het raderwerk van de geschiedenis vermalen te worden.

Het uit de provincie afkomstige lefgozertje Suárez werd groot onder het Franco-regime. Na de dood van de dictator verwezenlijkte de politicus het schijnbaar onmogelijke. Binnen een jaar legde de nieuwe premier de basis voor de Spaanse democratie. Misschien wel de allerknapste prestatie: de franquisten tekenden zelf mee voor de liquidatie van het franquisme. Maar begin 1981 was de houdbaarheidsdatum van Suárez verstreken. Spanje was hem zat. Juist op het moment van de staatsgreep werd zijn opvolger gekozen.

Bij het vestigen van het burgerlijk gezag waren militairen onontbeerlijk. Generaal Gutiérrez Mellado gebruikte zijn gezag om de hervormingen te ondersteunen. Hij ging onder Suarez dienen als vice-premier. Door de lotsverbondenheid met de minister-president liepen hun opkomst en ondergang vrijwel parallel.

Gutiérrez Mellado verspeelde met zijn politieke optreden veel van het krediet dat hij had bij zijn oude wapenbroeders. Vooral het rabiate deel daarvan verweet hem zijn instemming met het voor hen ondenkbare: de legalisering van de communistische partij, de gehate tegenstander uit de tijd van de Burgeroorlog.

Aan de andere kant van het politieke spectrum verweten de communisten hun secretaris-generaal Carillo dat hij te veel concessies deed. Hij verkoos eendracht en vrijheid boven zijn oude idealen, revolutie en gerechtigheid. Onvergeeflijk, vonden de kameraden van weleer.

Met hun wat minder flexibele geest weigerden de tegenstanders van Suárez, Gutiérrez Mellado en Carillo te geloven dat de drie gedreven werden door authentieke overtuiging. Ze zouden zich puur laten leiden door eigenbelang en politieke overlevingsdrift.

Cercas maakt van alle betrokkenen mensen van vlees en bloed. Hij stapt niet in de valkuil waartoe de televisiebeelden van toen uitnodigden. De staatsgreep was geen western, waarin de wereld uiteenviel in heldhaftige cowboys met witte, en kwaadaardige cowboys met zwarte hoeden. De werkelijkheid was veel te complex om zich in zulke simplistische schema’s te laten vatten.

’Anatomie van een moment’ is niet vrij van manco’s. Cercas stelt meestal exact de juiste vragen, maar blijkt wat slordiger met het geven van de antwoorden. Een aantal keren valt hij in herhaling. En de manier waarop hij de wederwaardigheden van de jonge Spaanse democratie aan het einde van het boek naar zijn persoonlijke leven trekt, is mooi, maar het gebeurt te haastig, als een soort toegift die de tijd eigenlijk niet meer toestaat. Dit gegeven had meer uitwerking verdiend.

Cercas’ boek heeft behalve historische relevantie ook een zekere actualiteitswaarde. ’Anatomie van een moment’ laat zien dat democratie nooit volmaakt kan zijn, uiterst kwetsbaar is en dat gekanker op het systeem de funderingen daarvan gevaarlijk kan aantasten.

var id2 = ‘0.42728016720548223’;
// ]]>

Todos al suelo!

Niemand in Spanje sliep, die eindeloze nacht. Deze dagen worden er voor de zoveelste keer herinneringen opgehaald aan de 23 februari van 1981 – voor eeuwig de 23-F in Spanje -, omdat een filmploeg na lang smeken toestemming heeft gekregen twee dagen lang in het gebouw van het Congres te draaien. Het moet de eerste heuse speelfilm over die 23-F worden, de poging tot een staatsgreep geleid door luitenant-kolonel Antonio Tejero van de Guardia Civil, de beroemdste snor uit de moderne Spaanse geschiedenis. “Todos al suelo!” schreeuwde hij. Allemaal op de grond!

De film moet natuurlijk precies op 23 februari volgend jaar, 30 jaar na die golpe de estado, in première gaan. Het is trouwens voor het eerst dat er in het Spaanse parlement gedraaid mag worden.

De camera’s waren die beruchte dag óók aanwezig, maar dat waren vaste, onbemande televisiecamera’s die alle zittingen automatisch opnamen. Gelukkig, want daardoor kon de wereld al heel snel de prachtige beelden zien. Prachtig, omdat die staatsgreep uiteindelijk mislukte en deze mooie minuten in het congres later meer op een poppenkast leken. Mooi om de reactie van de parlementariërs ook te zien. Als de agenten beginnen te schieten, schuilen alleen premier Adolfo Suárez en vicepremier Manuel Gutiérrez Mellado niet. De laatste was zélf militair, zijn hele leven geweest, maar bewees die dag dat het democratische proces, ruim vijf jaar eerder na de dood van Franco ingezet, onomkeerbaar was. De bijna 60-jarige Mellado stond zelfs van zijn bank op om de militairen tot de orde te roepen; zij op hun beurt probeerden tevergeefs hem op de grond te krijgen.

Historisch ook, aan het einde van bovenstaande video, de toespraak van de koning, die in vol ornaat zei de democratie te steunen. Het was het begin van het einde van de coup, die door een ‘witte olifant’ op de achtergrond werd geleid. Er is veel gespeculeerd over diens identiteit, zijn veel boeken over geschreven, maar de meest geprezen is Anatomía de un instante van Javier Cercas, waarvan (nog) geen Nederlandse vertaling voorhanden is.