Ik ontdekte voor het eerst de chill factor, dus die gevoelstemperatuur waar iedereen in Nederland het vandaag (en de komende dagen) over heeft, in de serie winters halverwege de jaren tachtig, juist voor mijn vertrek naar warmere oorden. Eén van mijn schaatsmakkers van toen heeft er al mooi over geschreven, zelf kon ik me de plaatsjes waar we waren niet meer herinneren, maar wel het feit dat wij, onbezorgde en slecht geïnformeerde twintigers, dachten dat een spijkerbroek wel tegen de kou beschermde (integendeel dus, bijna geen broek isoleert zo slecht tegen de kou als jeans) en mijn pijnlijkste herinnering aan die dag is alsof mijn ballen bevroren waren. Althans, ik voelde ze niet en in de uren erna tintelden net zo pijnlijk als koude vingers die hun gevoel beginnen terug te krijgen. Trouwens, in mijn geheugen was het toen-25 en niet -32.
Ze zeggen dat die aanhoudende kou deze winter in Noord-, West- en Centraal-Europa deze week ook weer de Middellandse Zee bereikt, maar dat schijnt vooral aan de oostkant te zijn, waar de Turken in Istanboel 15º onder nul moeten verdragen. Hier beginnen de terrasjes weer vol te raken, zoals op de foto boven, Eixample, hoek Roselló met Calàbria, een bar van niets, de koffie schijnt er slecht te zijn, de bediening onaardig (wie leert Catalaanse obers en bareigenaars eens dat er veel meer mensen zouden komen als ze hun gasten iets vrolijker zouden begroeten?), maar de zon schijnt er precies op het goede moment, de warmste uren van de dag, en dan vergeet je al het andere. Gevoelstemperatuur? Zo’n 20 graden, of zo. Positief.