Sta je in de bergen, aan de noordkant van het Cadí-massief, met de Pyreneeën aan de overkant van de vallei van de sprookjesachtige streek Cerdanya, is het er 9 graden op 2.000 meter hoogte. En 15º in het dal. En net boven de 20º aan de kust… Het weer is van slag, en dan wordt de sneeuw pap. Kunstsneeuw, want de échte sneeuw in Masella was al eerder door de zon en de hoge temperaturen weggebrand. Nou lijkt de kwaliteit van de sneeuw niet écht uit te maken als je nauwelijks kunt skiën en het zo’n zes jaar geleden voor het laatst hebt gedaan, maar kenners zeggen dat het toch écht veel scheelt of je over netgevallen verse sneeuw zoeft of over die grijze pap die duizenden skiërs achter zich hebben gelaten.
Want duizenden waren er. Kun je ook op rekenen als het voor velen vrije dagen zijn. Dus overbodige tip: skiën in de Pyreneeën doe je op een doordeweekse dag, kort nadat er een flinke sneeuwbui is geweest. Het is trouwens wel een voordeel die pistes zo dichtbij te hebben: blijkt de tweede skidag dus minder leuk te zijn dan verwacht, dan pak je in, stap je om half twee in de auto en ben je over héél rustige wegen om drie uur in Barcelona, waar je nog even een onverwacht lekkere pizza eet bij La Piazzenza, een historisch familietentje aan de Avinguda Gaudí, op slechts één blok van de Sagrada Familia, maar met 90% locals aan tafel en slechts enkele toeristen, wat in Barcelona voldoende zegt over de kwaliteit.