Het is voorbij, na eeuwenlang stierenvechten is de laatste stier in Barcelona gesneuveld. Ooit had de stad drie verschillende arena’s, nu zal de laatste, de Monumental, als zodanig ophouden te bestaan. Een afscheid dat zondag 20.000 mensen ‘live’ meemaakten, vooral om José Tomás, de Messi onder de stierenvechters, aan het werk te zien. En om een beetje te protesteren. “Vrijheid, vrijheid!” wilden zij voor hun cultuur en traditie, hoe bloedig en dieronvriendelijk ook. Een politiek verbod was misschien niet eens nodig geweest; op veel plaatsen is de passie voor het stierenvechten aan het uitsterven. In de Monumental kwam bijna niemand meer, en zeker geen jeugdige nieuwe aanwas sinds de toegang werd verboden voor kinderen jonger dan 14. En staatszender TVE stopte al jaren geleden met het uitzenden van corrida’s – vroeger zag je ze elke zomerse middag live op TV voorbijkomen, urenlang. Op TV moet je zoiets ook echt niet zien. Een keertje in persoon, op de tribune, tussen grote sigaren, gestreepte overhemden, brillantinekapsels en bloedmooie deftige dames, om er dan over te kunnen oordelen, hoort erbij. Om toch ook iets van die fascinatie te proeven, de spanning in het duel op leven en dood – ja, ik weet het, de stier sterft bijna altijd, en wordt tot bloedens toe geprikt, en heeft geen kans -, de hele liturgie die zo’n corrida omringt, de maximale duur van 20 minuten voor elke stier, de angst van de torero’s tegenover een stier van 555 kilo. Gewoon, als koele observeerder, is het nooit fout zoiets met eigen ogen te aanschouwen. Ernest Hemingway werd er lyrisch van en schreef er enkele boeken over (Dangerous Summer, Death in the afternoon); dat heb ik niet – Hemingway pleegde later zelfmoord, trouwens.
Gewoon één weekeinde het aanschouwen, en daarna nooit meer. Hieronder, de laatste stieren, en José Tomás die op de schouders voorgoed uit Barcelona vertrekt… Adéu, zongen de dierenbeschermers. Vaarwel.