Dat ’t niet goed gaat met de katholieke kerk is een pleonasme. Dat het heel erg slecht gaat was zondag te zien in de mis van het kleine dorpje Sant Miquel de Fluvià, in de provincie Girona. Tot ontsteltenis van de gelovigen begon Mosén Viñás zich uit te kleden. Niet om kleine jongetjes te bespringen of zo, maar gewoon omdat hij steeds zieker is. In zijn lijf en in zijn hoofd.
Al tientallen jaren is hij de priester van dit en andere dorpen uit de omgeving. Op zijn 75ste jaar vroeg hij aan het bisdom of hij met pensioen kon, maar de superieuren smeekten hem in ieder geval nog twee parochieën te blijven bedienen. ‘Viñas,’ zeiden ze, ‘je kent ons probleem. Er zijn nog zó weinig priesters. Er is gewoon geen vervanging.’
Dus ging hij nog even door, want hij voelde zich nog fit. Maar daar is het laatste jaar verandering in gekomen. Hij kreeg probleempjes, zijn lichaam protesteerde. Om het nog een beetje respectvol te zeggen: soms ontsnapte er een wind die in de kerk behoorlijk echode. En hij waste zich niet elke dag even grondig. Maar dat van zondag was nieuw. Hij begon te praten over zijn overleden ouders, liet een jeugdfoto van zichzelf zien, trok zijn habijt en bovenkleren uit en stond op het punt zijn riem af te doen om zich daarmee te gaan geselen. Hij wilde zo boeten voor wat hij fout had gedaan. De misdienaars en enkele gelovigen konden hem op tijd afstoppen.
De katholieke kerk wordt oud. Heel oud.