Het is zo’n typisch Spaans verschijnsel dat ik er niet eens een goed Nederlands woord voor kan vinden. De urbanización. De letterlijke vertaling, urbanisatie, is te lelijk voor woorden, maar beschrijft wél wat het precies inhoudt (en zal ik de komende regels nog wel eens gebruiken). In de jaren zeventig, toen Spanje zich van het juk van Franco ontdeed en zich meer durfde en kon verloorloven, werd het mode een tweede huis te hebben, ook al omdat het eerste allang was afbetaald (zo’n 80% van de Spanjaarden heeft een koopwoning). Eigenaren van stukken land of halve bergen in de buurt van dorpen of steden deelden die grond in parcelen op, lieten er wat bomen kappen en verkochten de parcelen aan mensen die er hun tweede huis wilden laten bouwen.
Alleen al in Catalonië bestaan zo’n 2.300 van dat soort ‘buitenwijken’, waarvan er 1.500 in slechte staat verkeren. Want niks gebeurde officieel, met papieren of toestemming, toen ze werden gebouwd: er werden geen wegen aangelegd, noch licht, noch water, noch electra, noch vuilniswagen. Iedereen was zelfvoorzienend en het was ook wel idyllisch. Bovendien, de mensen kwamen er slechts de weekeinden, en dan heb je ook niet zoveel nodig.
Maar steeds meer zijn die ‘tweede huizen’ de eerste residentie geworden van mensen die de stad wilden ontvluchten. Waar er een akkoord was, gingen de eigenaren met z’n allen de wegen aanleggen en aan gas- en lichtmaatschappij de nodige voorzieningen vragen. Maar de gemeentes weigerden die urbanisaties te legaliseren en als een officieel onderdeel van het dorp te beschouwen. Dat is de laatste jaren steeds meer veranderd, maar de eerste eis van zo’n gemeente is dat de wijk in ieder geval volledig bestraat is én stromend water en electra heeft voordat zij bij het dorp mag behoren, het vuilnis er wordt opgehaald en de bus er misschien komt.
De Generalitat, de Catalaanse regering, geeft nu 10 miljoen euro om de allerbelabberdste urbanisaties een beetje op te knappen. Maar daarmee zullen de problemen niet voorbij zijn. Veel ervan liggen middenin de bossen en daar wordt dor en dood hout nooit opgeruimd, wat het brandgevaar nog groter maakt. Voor je het weet smelt tijdens een bosbrand een speelgoedhuis van de kinderen op het terras; maar als dat de enige schade is, valt het nog mee.
Ook was er de laatste jaren af en toe een psychose door de vele gewelddadige berovingen die er in de doodstille wijken op de bergen en in de bossen plaatsvonden. Rijke ondernemers maar ook gepensioneerde arbeiders werden thuis in elkaar geslagen opdat ze vertelden waar de kluis verstopt zat, als ze die al hadden. De laatste tijd is het, wat dat betreft, redelijk rustig. En dát is ook wat iedereen die in zo’n wijk woont aangeeft als de voornaamste reden er niet meer weg te willen: de rust.