Gratis. Dat doet ’t vaak goed onder Nederlanders. Maar het is niet het enige argument om eens het CaixaForum te bezoeken. De mooi omgebouwde fabriek ligt een beetje uit het traditionele museum-circuit in het centrum van de stad en zal veel bezoekers van de fonteinen van Montjuïc nooit zijn opgevallen. Toch eens binnenlopen; geen rijen, geen kassa en altijd twee of drie tentoonstellingen tegelijk, zoals nu eentje over de collectie van Aga Khan. Zo’n expositie wordt tegelijk benut om allemaal lezingen over bijvoorbeeld de islam te houden.
Caixaforum, waarvan sinds kort ook een versie in Madrid is, is van spaarbank La Caixa. Ik schreef er eens een verhaal over, hoe zo’n bank miljoenen in sociale projecten en kunst stopt. (Het verhaal en de cijfers zijn van 2006, trouwens.) Voor de goede orde: lijkt in niets op de bank en het museum van Dirk Scheringa…
Even een expositie meepikken. Zonder de drempel van een kassa, zonder de strenge blik van een portier, zonder de last van een entreekaartje. Gewoon, de roltrap af, ondergronds de verblindende witte entree van de oude, monumentale fabriek Casarramona in, en op eigen houtje zoek naar één van de drie grote expositieruimtes. Dat is CaixaForum, het culturele centrum van de grootste spaarbank van Spanje, aan de voet van de Montjuïc, de heuvel die in 1992 het middelpunt van de Olympische Spelen was. En het zijn niet de minste exposities die de laatste jaren, gratis, in de prachtig hervormde fabriek, te zien zijn geweest. De massacultuur van Dalí (die later ook in Boymans te zien was), Rodin en de revolutie van het beeldhouwen, de vormen van Escher, de geïllustreerde boeken van Matisse of, de laatste maanden, de beelden van Henry Moore. Een slechts kleine greep uit de minimaal zes exposities van beeldende kunst en fotografie die CaixaForum elk jaar wil herbergen. Deze winter krijgt het ‘cultureel centrum’ een evenknie in de hoofdstad van Spanje, het CaixaForum Madrid, in een oude electriciteitscentrale in de buurt van het Prado-museum, verbouwd door de architecten Herzog en De Meuron.
Sinds 1918 besteedt de Caixa de Pensions een deel van de winst van de bank aan, onder anderen, culturele projecten. Daarvoor werd een stichting in het leven geroepen, Fundació La Caixa, die in 1923 haar eerste bibliotheek opende. De Fundació maakt deel uit van een veel breder project, Obra Social geheten (Sociaal Werk), dat naast de cultuur vooral dat sociale gezicht van de rijke Catalaanse bankiers wil benadrukken. Ging er in 1918 nog, omgerekend, zo’n vijf euro van de jaarlijkse winst van de bank via de Fundació naar projecten voor het volk, in 1935 was dat 11.474 euro en dit jaar 303 miljoen. Vooral de laatste jaren is, met de duizelingwekkende groei van de winst van de bank, de jaarlijkse stijging enorm geweest. In 2004 had de Fundació nog een begroting van 184 miljoen, vorig jaar was dat 255. Daarvan gingen er 70,9 miljoen naar culturele activiteiten en 127,4 miljoen naar sociale werken. Vooral dat laatste bedrag zal enorm blijven groeien, terwijl dat voor de cultuur vrijwel gelijk zal blijven.
“We willen meer de nadruk gaan leggen op dat aspect van Obra Social, wat ons merk naar buiten toe zal worden,” zei Fundació-directeur Josep Francesc de Conrado onlangs tegen de Spaanse krant El País. “In de laatste 15, 20 jaar is de Fundació een referentie op cultureel gebied geworden, met een groot prestige. We zullen die cultuur vanaf nu niet vergeten, maar geven nu liever wat meer bekendheid aan ons sociale werk. Op cultureel gebied is geen extra inspanning meer vereist; het moet genoeg zijn voort te zetten waarmee we bezig zijn.”
De Fundació werd geboren met een duidelijk doel voor ogen, aldus de statuten: het geld moet gaan naar activiteiten die voldoen aan de nieuwe noden van een samenleving die voortdurend verandert en waarin, door die razendsnelle transformatie, de overheid of het bedrijfsleven soms in gebreke blijven. Daarvoor zoekt de stichting voortdurend de samenwerking, vooral met regionale en plaatselijke overheden, maar ook met andere privé-inestellingen, om gezamenlijk projecten te ontwikkelen waarin ‘zo veel mogelijk middelen’ gestoken kunnen worden. Hoewel de meeste activiteiten in Catalonië zelf, het ‘thuisland’ van de bankiers plaatsvinden, is de doelgroep een zo breed mogelijk scala van de bevolking in heel Spanje. Waar acht van de tien expositieruimtes en culturele centra van La Caixa zich nog in Catalonië bevinden, zijn 365 van de 549 sociale centra voor bejaarden inmiddels buiten die autonome regio te vinden, met liefst 61 in het zuidelijke Andalusië.
En dat is het werkelijke doel van de spaarbank en zijn stichting. zo dicht mogelijk bij het volk zijn. In de eerste plaats om natuurlijk zoveel mogelijk cliënten te trekken, en dat lukt: elk jaar krijgt La Caixa er 500.000 nieuwe spaarders bij. Het logo van de bank, ooit ontworpen door schilder Joan Miró, is inmiddels een begrip in heel Spanje en wordt nauwelijks nog in verband gebracht met de faam van ‘zuinige zuurpruimen’ die de Catalanen in de rest van het land hebben. Eind vorig jaar had la Caixa 9,6 miljoen klanten (bijna een kwart van de 40 miljoen inwoners van Spanje), 25.254 werknemers, 5.053 kantoren en 7.208 geldautomaten. Aan de activiteiten van de Fundació – van bezoekers aan de exposities tot en met de begunstigden van de sociale programma’s – deden zo’n 12 miljoen mensen mee. In totaal hadden zo’n 2.000 activiteiten met kunst en cultuur te maken.
Op de tweede plaats wil de Fundació in Spanje, waar de sociale voorzieningen nog altijd veel minder ontwikkeld zijn dan, bijvoorbeeld, in Nederland, proberen de nood van veel mensen te verlichten. Eén van de nieuwste plannen is het laten bouwen van sociale woningen in een land waar de huizenprijzen explosief zijn gestegen. Een gemiddelde vierkamerflat in zomaar een wijk in Barcelona die in 1986 nog 20.000 euro kostte is, mede door die Olympische koorts, inmiddels 358.00 euro waard geworden. Voor de meeste mensen niet meer te betalen.
Dat 30 jaar geleden de culturele activiteiten van de Fundació een veel groter deel van de begroting opslokten dan de sociale, heeft volgens directeur De Conrado een verklaring: “De Obra Social heeft een plaatsvervangende functie in de gebieden waar de overheden niet kunnen komen. Na de dood van Franco was Spanje een woestenij op cultureel gebied en daarom richtte de Fundació daar zijn pijlen op. Zij heeft daar uitstekend werk verricht, maar nu ligt de vraag inmiddels op ander gebied.”
De huidige directie van de stichting is eigenlijk ook geen voorstander van grote expositieruimtes als de nieuwe CaixaForum in Madrid, maar besloot het project van de vorige leiding niet af te kappen. Bovendien wil de bank dit soort vooraanstaande centra ook voor minder bekende of beginnende kunstenaars ter beschikking te stellen. Zo wordt in het CaixaForum van Barcelona elk seizoen ‘Espais Oberts’ georganiseerd, ‘Open Ruimtes’ die staan voor de delen van de vroegere fabriek die niet tot de drie expositieruimtes behoren. Daar, in de hal, de gangen, de trappen, de congreszaal en op binnenplaatsen, mogen moderne kunstenaars aan het werk en wordt van hen vooral een interactie met de architectuur verwacht. Een hele eer in een gebouw dat ooit door de modernistische architect Puig I Cadalfach is ontworpen.
Na een jaar van enige stilte zal de Fundació ook weer op pad gaan om bekende en minder bekende kunstwerken te kopen. De eigen collectie bestaat inmiddels uit zo’n 900 werken, waarvan er veel regelmatig voor andere exposities worden afgestaan. De stichting heeft zijn culturele activiteiten in de beeldende kunst in vier kampen onderverdeeld: de huidige kunst, de experimentele kunst, de visie van historische avantgardes middels een expositie van één kunstenaar, en exposities die zich richten op concrete periodes uit het verleden van één bepaalde stroming binnen de kunst. Meestal organiseerde de Fundació die zelf, maar in de nieuwe politiek zal de nadruk komen te leggen op het uitbesteden van de organisatie.
Dat een gewone spaarbank via een stichting jaarlijks zoveel geld in de kunst stopt – een initiatief dat steeds meer navolging heeft gekregen, vooral onder de grote banken van het land – , heeft waarschijnlijk alles te maken met de visie van de Barcelonezen zelf. “Barcelona is cultuur,” aldus Pere Duran, directeur van Turisme de Barcelona, het gemeentelijke bureau dat verantwoordelijk is voor de promotie van de stad. “Die cultuur is het sterke punt dat we de laatste 10 jaar onder de aandacht van de mensen hebben gebracht. Dat komt ook omdat de bezoekers dat altijd als eerste antwoorden wanneer zij naar de aantrekkingskracht van Barcelona worden gevraagd.” Op het ‘toeristische rapport’ krijgt de architectuur van de stad gemiddeld een 9, de cultuur een 8,5.