Dit, op de foto, is wat vandaag iedereen in Catalonië eet. Twee, of meer, panellets. Stervensduur, en dat is een goede benaming op een dag als Allerheiligen, een dag waarop de begraafplaatsen in heel Spanje een soort Kalverstraat zijn, extra politieagenten, file’s in de ochtendspits, van mensen die één keer per jaar hun overleden dierbaren (moeten) herdenken. Todos los Santos. Als de kalender van de kerk zegt dat we bloemen naar de doden moeten brengen, dan doen we dat. Massaal.
Maar zelfs een droevige dag hier gaat normaal gesproken gepaard met een gastronomisch hoogtepunt. De panellets. Er zijn verschillende soorten en vormen, met kokos, amandelen, tropische vruchten, maar de authentieke zijn deze op de foto, die met piñones, pijnboompitten. Zo’n 48 euro de kilo en omdat die kleine bolletjes – zo groot als een pingpongbal – zwaarder zijn dan ze lijken ben je voor zes ervan al snel vijf euro kwijt.
De meest pure zijn gemaakt van marsepein, volgens religieuze recepten uit de zestiende of zeventiende eeuw. Maar er wordt, behalve suiker, ook wel eens aardappel of boniato (de zoete aardappel, bataat) ingestopt. Zijn goedkopere ingrediënten. Maar geven er ook een zachtere smaak aan. Een bom vol calorieën, die je hier samen met de kastanjes eet en wegspoelt met een glas zoete wijn.
Over zoete wijn gesproken. Zelden eentje geproefd die zo onweerstaanbaar lekker is als de Olivares uit Jumilla. ‘Wegspoelen’ is bij deze fles wel heel oneerbiedig gezegd. We kregen hem deze zomer als dessertwijn bij El Bulli en in elke slijterij waar ik hem sindsdien koop (15 tot 18 euro de fles, één van de beste alcoholische investeringen die je kunt doen) zegt de baas dezelfde woorden: ‘Dit is goud’. Goud is het, de slome dieprode drank van de monastrell-druif uit deze streek, Jumilla, tussen Albacete, Murcia en Alicante. Goud. En samen met de panellets, dubbel goud.