Tagarchief: picos de europa

Duizelingwekkende entree naar de Picos de Europa

Een goed moment, in deze dagen van zinderende hitte (in Barcelona) of overtollige regenval (Nederland), om naar de Picos de Europa te trekken, één van de wildste gebieden van Spanje. Wild, omdat veel plekken ontoegankelijk zijn, maar ook omdat het massatoerisme er nooit naar toe is getrokken. Het kan er druk zijn in augustus, want ik herinner me het overvolle dorpje Potes, in de streek Cantabrië de ingang voor het oostelijke en centrale deel van de Picos, maar dat is nog niets te vergelijken met veel dorpen aan zee. Bovendien, je zoekt er in de buurt een casa rural, in een nog nauwelijks bewoond dorpje (we zagen er één eenzame, vriendelijke  geitenhoeder), en de rust is volledig. Of je wacht tot september, en ineens is bijna iedereen terug naar huis.

Druk kan het ook zijn in Fuente Dé, dichtbij Potes, waar de spectaculaire ‘toegangspoort’ naar de Picos is. Het meest ijzinwekkende kabelbaantje dat ik ooit heb gezien voert je hier in vier minuten van 700 meter naar 1.450 meter hoogte. De kabel loopt steil omhoog, en de cabine lijkt ongelooflijk nietig tegen een gigantische bergwand van meer dan 700 meter. Omgekeerd moet je niet te veel hoogtevrees hebben als je vanuit die kabelbaan naar beneden wilt kijken.

Prachtige wandeltochten door de bergen daar, tussen de 1.500 en 2.000 meter hoogte en zonder een hoge moeilijkheidsgraad als je er een goede route uitkiest. Voor de echte klimmers is er ook veel te beleven, met talloze toppen van boven de 2.500 meter. Trok zelf eens, totaal onvoorbereid, naar de Peña Vieja, maar aangekomen op een enorme hanenkam met de diepte aan weerszijden en de wind van voren maakte ik wijselijk rechtsomkeer.

Maar je hoeft in Picos de Europa, die tientallen kilometers lang langs de Cantabrische kust (of de Golf van Vizcaye) niet per se de bergen in om het adembenemende landschap te aanschouwen. En je kunt er zo een paar weken rondbrengen, aan de verschillende kanten de bergen in waar de Vuelta a España elk jaar de zwaarste etappe’s heeft liggen; naar het natuurpark rond de Lagos de Enol of Covadonga, bijvoorbeeld. Kleine dorpjes waar de tijd heeft stilgestaan, de doden op grote hoogten rusten, de kleine restaurantjes je de typische forel (trucha) omwikkeld door serrano-ham serveren en de monniken nog in stille kloosters huizen. En ben je de bergen zat, dan ben je binnen een uurtje aan één van de mooie stranden (San Vicente de la Barquera heeft de meeste faam) of in één van de steden, Oviedo, Gijon en Santander, de laatste twee ook met hun eigen witte en brede stranden.