Ga zelf niet naar de Nederlandse komedie (zie vorige post), want laaf me deze dagen aan Istambul, opnieuw zo’n stad die bewijst dat we aan de Middellandse Zee het leven toch een stuk aangenamer kunnen maken dan aan de Noordzee, en niet alleen het weer speelt daarbij mee. Ook de natuur, of wat we daar uit halen. Vis, bijvoorbeeld, die honderden amateurvissers op de Galata-brug die urenlang alleen maar beet hebben.
Vandaag was het een feestdag, trouwens, ik denk de laatste dag van het offerfeest, en waar ik een zeer toeristische stad verwachtte hebben we de hele dag alleen maar tussen de Turkse families gelopen, alsof we in het Utrechtse Lombok waren, maar dan authentieker. Extra druk, ook bij de bijzondere kraampjes – waaronder drie schommelende bootjes – die bij het vallen van de avond, om een uur of vijf, in een noodtempo broodjes makreel verkopen, met veel ui ertussen. En als drankje erbij iets heel zuurs, met augurk en kool, waarschijnlijk om de vette smaak van de overigens zeer gezonde blauwe vis te compenseren.
Duizenden mensen die leven op straat, ook als de zon al lang weg is. Kleine kinderen die zich vermaken, hele gezinnen die zich aan iets heel simpels, voor 4 lire (2 euro) tegoed doen: het leven is wel heel gemakkelijk heel mooi te maken, zo lijkt het.
En als je de vis zelf liever klaarmaakt, dan koop je hem op de markt onder de brug, met enkele ook in Spanje bekende vissen, de dorada en de lubina (zeebaars), plus kleine exemplaren van de bonito (een soort mini-tonijn), de makreel, kleine visjes als de boquerones die in een barretje tussen de kraampjes voor je worden gefrituurd, of de salmonetes (die in het Frans rouget heet en in het Nederlands rode mul, denk ik – veel graat, maar heel smakelijk). Sommige leven nog als je ze koopt…