Waarom gaat iemand in Sitges wonen als hij elke dag in Barcelona moet werken, vragen veel van mijn collega’s zich af. Voor mensen die altijd in Barcelona hebben gewoond, is het ondenkbaar dat je elke dag een half uur moet treinen om op je werkplek te komen; tja, ik weet dat anderen vanuit de stad zelf minstens net zo lang onderweg zijn. En Sitges heeft natuurlijk ook voordelen: het is niet alleen een plaatsje aan het strand, maar ook eentje dat in de winter nooit uitgestorven is, met inmiddels ruim 25.000 inwoners. Plus zijn er genoeg activiteiten om mensen van buiten aan te trekken. Zoals één van de leukste en meest toegankelijke filmfestivals, dat gisteren is geopend en meer dan een week duurt. Het Internationale Festival van de Fantastische Film werd ooit geboren als puur horrorfestival, en de Midnight X-treme sessies in het oude Retiro zijn er om onpasselijk van te worden – ook het publiek is ongelooflijk freakie, nooit zoveel mensen samen gezien die zo lijkbleek zijn -, maar het aanbod is de laatste jaren veel breder.
Er zijn vooral altijd veel Aziatische films, tot mijn genoegen – films die later nooit in de bioscoop komen -, enkele mainstream-films die hier hun Spaanse (voorpremière) beleven, zoals de door een Van Heijningen-telg geregisseerde remake van de historische The Thing van John Carpenter, én er is soms zelfs een Nederlands aanbod. Enkele jaren terug zag ik Zwartboek in Sitges, morgen mogen we om 16 uur in het Auditori van hotel Melià naar de gewelddadige Sint van Dick Maas (zelf na afloop aanwezig voor foto’s en interviews) gaan kijken. Zelfs de meeste Spanjaarden herinneren zich De Lift nog, maar of ze het verhaal over hún San Nicolás begrijpen is de vraag, natuurlijk. Het kost mij altijd al moeite om het gewone, idyllische verhaal van Sinterklaas hier uit te leggen. Voor de lezers die Spaans begrijpen, ik heb het ooit zelfs in de krant geprobeerd: