De straten zijn bijna altijd druk, iedereen is er onderweg, van links naaa rechts, van boven naar beneden. Straten zijn vluchtig, we zijn er allemaal passanten, momentopnamen. Pas op de pleinen staan we stil, gaan we zitten, komen we tot rust. Op de pleinen vindt ook meestal het echte leven plaats, van de jonge spelende kinderen tot de kwebbelende of dommelende bejaarden, 80 jaar leven in een notendop. Op een plein is ook bijna altijd een terras, een barretje, een restaurant. (Las zaterdag trouwens met verschrikking een reportage in NRC Handelsblad over Vinex-wijk Leidsche Rijn; het stond slechts in een tussenzin, maar toch: er staan na 10 jaar al meer dan 20.000 huizen, ‘maar er is nog geen horeca…’ Een stad zonder barretje, hoe kan dat? Misschien, en dat zou best kunnen, zijn er ook geen pleinen. Nieuwe pleinen zijn bovendien verdomd moeilijk goed aan te leggen, kijk naar het Museumplein in Amsterdam.) Maar dit gaat over de pleinen in Barcelona. Er is net een leuk boekje over uit, de geheimen van enkele van de tientallen pleinen, met anecdotes, verhalen over de oorsprong van de naam. Wel in het Catalaans, trouwens. Er komen veel bekende, maar ook onbekende pleinen in voor. Hieronder een paar van mijn favorieten, buiten die ik al eerder op mijn weblog heb genoemd, zoals topper Sant Felip Neri, Sant Agustí Vell of toch nog altijd de Plaça Reial (of Real), het relatieve rustpunt aan de Rambla. En tips zijn natuurlijk welkom!
De Plaça de Prim, nog een stukje autenticiteit in een voor een groot deel gesloopt Poblenou. Prachtpleintje met zijn drie Argentijnse bomen, de bellasombras of ombús, en nu de zomer eindelijk gekomen is het terras van Els Pescadors.
Vlak achter de boulevard Joan de Borbó en toch zo weinig bezocht: ruimte, een historische tapastent (Can Ganassa) en een goed restaurant, Botavara, waarvan eigenaar Joan me eens zei dat hij de 1.800.000 hondenrassen van de wereld kent “want al die honden zijn hier wel eens langsgekomen”.
Het plein Duc de Medinaceli is een kleine oase aan de drukke Passeig de Colom en vooral bekend onder de mensen in Barcelona omdat het bevolkingsregister er zich bevindt. Vooral indrukwekkend door zijn enorme palmbomen en de oude gebouwen. Even verderop het leukste pleintje van El Born, de Plaça de les Olles, met twee, soms drie leuke terrasjes en vooral het idee dat Barcelona soms nog een dorp is.
Heel goed verstopt achter het oude postkantoor, toegankelijk vanuit liefst vijf smalle straatjes, kun je op het Plaça dels Traginers, in de Gothische wijk, iets drinken of eten bij La Luna de Jupiter in de schaduw van een deel van de oude Romeinse muur van Barcelona.
Gràcia is de wijk van de pleintjes; tallozen zijn er, ze hebben zelfs al eens een eigen boek gekregen. Keus genoeg, bijna allemaal even leuk. Als voorbeeld de eerste die ik ooit ontdekte, de terrasjes op de hoek van de Plaça de la Virreina, waar, zoals op zoveel pleinen, een kerk staat.
En je hoeft niet in het centrum te blijven om leuke pleinen te vinden. Alle historische wijken (Les Corts, Sants, Horta) waren vroeger aparte dorpjes en hadden dus hun eigen centrale plein, zoals dit Plaça Major de Sarrià, één van de verschillende pleinen in deze luxe wijk die je elke middag en op zondagochtend een prachtig levendig beeld van de buurtbewoners bezorgen.