Soms komt het verleden ineens weer terug, onverwacht, uit het niets, jaren later. Zoals met het krantenbericht van afgelopen weekeinde: ‘Antonio Izquierdo, de laatste nog levende moordenaar van Puerto Hurraco, hangt zich op in zijn cel.’ Degenen die die zomer van 1990 al in Spanje woonden, zullen het nooit vergeten; voor hen en de ‘nieuwkomers’ heb ik uit mijn archief het verhaal opgedoken dat ik destijds voor de VNU-dagbladen schreef, eentje over la España negra, ‘donker Spanje’, het geïsoleerde platteland dat bijna elke maand wel in het nieuws was door familievete’s, vreemde moorden, geheimzinigge rituelen… Puerto Hurraco, een klein dorpje in Extremadura, was het dieptepunt. Negen doden en acht gewonden kwamen op het conto van de broers Antonio en Emilio (op de foto, tijdens zijn arrestatie) Izquierdo. Zij werden elk tot 344 jaar cel veroordeeld. Hun zussen kwamen in een gekkenhuis terecht en stierven daar een natuurlijke dood. Emilio overleed in de gevangenis, in 2006, door een hartaanval. Nu volgde Antonio, vijf jaar voor hij vrij zou komen.
Hieronder het verhaal van toen.
Tweehonderd mensen waren er die avond in augustus. Normaal wonen er minder, maar veel immigranten waren die vakantiemaand bij hun familie op bezoek. Het vier dagen durende dorpsfeest was net voorbij. Het was tien uur en de temperatuur in Puerto Hurraco liep nog altijd tegen de dertig graden. Iedereen zat buiten, voor de deur pratend met de buren. Of op het terrasje van de ene bar op het dorpsplein. Daar waren ook de kinderen aan het spelen op de paar schommels die er stonden. Dat plein en een lange straat, dat was het hele dorp.
Verder waren er nog wat doelloze steegjes en uit één ervan kwamen de broers Antonio en Emilio Izquierdo lopen. Twee landarbeiders van 58 en 59 jaar oud, met een wat primitieve oogopslag. Ze droegen ieder een repeteergeweer. Ze hadden een jachtvergunning. “We gaan jullie allemaal vermoorden,” was het enige dat ze riepen, volgende de ooggetuigen die het volgende half uur overleefden. Twee spelende zusjes van 13 en 14 jaar vielen als eersten dood neer.
De mensen vluchtten hun huizen in. Vier vijftigers haalden niet levend de deur. Vijf anderen raakten zwaar gewond, twee zouden later overlijden. Het laatste dodelijke slachtoffer was de 43-jarige José Penco uit San Sebastian. Hij was voor een week terug in zijn geboortedorp. Hij vluchtte niet, maar schoot de gewonden te hulp, hielp ze zijn auto in en wilde richting ziekenhuis rijden, tientallen kilometers verderop. Maar José haalde de eerste honderd meter niet eens. Een lading kogels trof hem door de voorruit.
Na een half uur was het doodstil. De deuren waren op slot. Niemand kwam naar buiten om de broers Izquierdo tegenvuur te bieden. Twee leden van de Guardia Civil die op het kabaal waren afgekomen hadden niet eens de tijd gekregen uit hun auto te stappen: gewond lagen ze tussen de stukken ruit in hun Renault-4.
Antonio en Emilio Izquierdo vonden het ook wel genoeg zo. Ze hadden nog voldoende munitie over, maar lieten Puerto Hurraco verder met rust. In de loop van de nacht ontketenden 400 man politie een klopjacht op de moordenaars. De volgende ochtend werden ze gevonden, slapend in het struikgewas op 50 meter van het dorp.
Wraak. dat was het motief geweest, wist het hele dorp nog voordat de eerste slachtoffertjes dood neervielen. Het zoveelste hoofdstuk in een familietwist van al bijna een eeuw oud. Aan de ene kant de Izquierdo’s, tegenover hen de Cabanillas’. De eersten waren ooit de stichters van Puerto Hurraco, de anderen kwamen er begin 1900 als emigranten terecht. Anno 1991 behoort elk van de bewoners wel tot één van beide families, of tot beide, wat de zaak nog ingewikkelder maakt.
De onderlinge vermenging leidde tot de eerste conflicten, in de jaren twintig. Een meisje Cabanillas had wat me een jongen van Izquierdo. Buiten de danszaal van het dorp vlogen de messen in het rond en de verliefde Izquierdo raakte zwaargewond. Zo ging het nog tientallen jaren door. Jaloezie en familie-eer beheersten het leven van de twee ‘stammen’, die ook nog voortdurend twistten over tot waar de schapen van de één precies mochten grazen zonder op het land van de ander te komen.
In 1961 ging het pas echt fout. Een Cabanillas gaf Luciana Izquierdo, nu één van de hoofdrolspeelsters van het drama, een duw. Zij viel en brak een arm. Haar broer, Jerónimo, stak even later de boosdoener, Amadeo Cabanillas, dood. Hij verdween voor jaren in een gesticht. Na zijn ontslag mocht hij niet meer in Puerto Hurraco wonen en hij werd verbannen naar Monterrubio, een dorp acht kilometer verderop.
Ruim twintig jaar gingen vrij rustig voorbij, totdat in 1984 het huis van de oude moeder Izquierdo ineens in brand stond en zij in de vlammen omkwam. Haar vijf kinderen, onder wie moordenaar Jerónimo en en zijn broers Antonio en Emilio, gaven Antonio Cabanillas, broer van de in 1961 vermoorde Amadeo, de schuld. Twee jaar later probeerde Jerónimo zijn daad van 25 jaar eerder te herhalen, maar Antonio Cabanillas overleefde de messteek. Waarop de gehele familie Izquierdo maar in Monterrubio ging wonen.
Daarom verschenen Antonio en Emilio izquierdo die zondagavond 26 augustus 1990 pas na het ondergaan van de zon in Puerto Hurraco. Ze leken te schieten zonder te kijken op wie. Maar de twee zusjes die het eerst werden getroffen waren de dochters van Antonio Cabanillas. Nog geen drie dagen later probeerde de laatste al wraak te nemen. De twee zusters Izquierdo, door heel Puerto Hurraco (en later ook de rechter) als feitelijke aanstichters van de slachting beschouwd, werden het gerechtsgebouw in Badajoz binnengeleid toen Antonio hen met een enorm mes te lijf ging. De politie voorkwam dat er opnieuw doden vielen.
Toch zal de dag van de wraak ooit komen, weten de Cabanillas en Izquierdo’s in Puerto Hurraco. Het kan jaren duren, decennia misschien, maar er zullen nieuwe doden vallen. Want eens zullen de zussen en broers Izquierdo uit de inrichting en de gevangenis komen…
Althans, dat schreef ik dus in 1990. Misschien komt de wraak dus nooit, nu allen zijn overleden. Er is alleen nog een nicht, die nooit wat van de Izquierdo’s wilde weten. “Het is voorbij, de rust is voor eeuwig teruggekeerd,” zeiden dorpsbewoners gisteren. Maar de naam van Puerto Hurraco zal altijd in de herinnering blijven.