Droge steen. Ik vertaal piedra seca maar letterlijk, want volgens mij hebben we er geen ander Nederlands begrip voor. Ook in Groot-Britannië, waar het in tegenstelling tot Nederland vroeger vaak werd gebruikt, heet het dry stone. Vanochtend over de oude weg van Vilanova i la Geltrú naar Sant Pere de Ribes, langs de enorme landhuizen van Mas Solers waar vroeger het Gran Casino de Barcelona was gevestigd voordat het in 1999 naar de kelder van het luxehotel Arts verhuisde, werd ik me weer eens bewust van de eenvoudige schoonheid van de droge steen. Het weggetje, op mijn gebruikelijke fietsroute, ligt letterlijk ingesloten door de muren van droge steen, de manier waarop deze bouwstijl het meest is gebruikt. ‘Droge steen’ staat voor het stapelen van zorgvuldig uitgekozen stenen die mooi in of bij elkaar passen om een stevige, uniforme wand te vormen waarbij geen cement nodig is om ze bij elkaar te houden.
De droge steen is vooral typisch voor het Middellandse Zee-gebied, van Spanje tot Turkije, en enkele gebieden doen hun best om dit ‘architectonische erfgoed’ te behouden. Veel van die muren zijn op het platteland verloren gegaan, omdat ze voor de huidige landbouwmachines een obstakel zijn. Vroeger dienden ze juist voor het scheiden van percelen of het bouwen van gelaagde terrassen.
Maar er werden ook hutten op het platteland mee gebouwd, plaatsen om de arbeiders bescherming te bieden als bijvoorbeeld de hemel boven hen losbarstte.
Verschillende organisaties houden zich inmiddels bezig met het catalogeren van de piedra seca, ongetwijfeld onbegonnen werk. Er is zelfs een Europese website met verschillende routes en een uitgebreid dossier over vooral Catalonië (in vier verschillende talen) waarbij je zo’n fenomeen ontdekt waar je eigenlijk nooit bij hebt stilgestaan.