Toen het jonge echtpaar Danny Coster en Johan Cruijff in 1973 naar Barcelona verhuisde, was zij in verwachting van hun derde kind, die Jordi zou gaan heten. Een Catalaanse naam dus, maar geen Catalaanse geboortegrond voor het broertje van Chantal en Susila. Voor de bevalling reisde Danny terug naar Nederland. Een kind geboren laten worden in de achterlijke ziekenhuizen van het Franco-regime, dat risico wilden de ouders waarschijnlijk niet nemen. (Dictatuur betekent niet altijd slechte gezondheidszorg: die van Cuba staat bekend als één van de beste ter wereld.)
Alle kleinkinderen van Cruijff zijn, neem ik aan, gewoon in of rond Barcelona bevallen. Is ook wel gemakkelijk voor de vrouw, want hier hoef je niet om een ruggeprik te smeken, je krijgt hem gewoon.
Dat wat Danny met die bevalling deed, zoiets zullen alle emigranten wel eens gehad hebben. Ik had het met de tandarts. In de eerste jaren na mijn vertrek uit Nederland zocht ik altijd even de vertrouwde tandarts in Nieuwegein op voor een korte inspectie of een kleine behandeling. Zo’n Spaanse praktijk ging ik echt niet binnen. Vooroordeel natuurlijk, want als één iemand ooit mijn kiezen heeft verknald is het wel tandarts L. op het Utrechtse Kanaleneiland, wiens verwoestende werk later door collega’s moest worden hersteld. Om een trauma aan over te houden.
Inmiddels heb ik al -tig jaar een doodgewone Spaanse tandartsenpraktijk in Barcelona. Prima behandeling, snelle afspraken: kies afgebroken? Kom overmorgen maar langs. En deze week de zenuwbehandeling. Zelfs daar zie ik niet meer tegenop, want ik weet hoe goed de Argentijnse specialist is die daarvoor wordt ingeschakeld; hij heeft het al vier keer eerder bij me gedaan.
En wie dan nog altijd vrees voor de buitenlandse tandarts heeft, kan ongetwijfeld overal wel een Nederlandse vinden, zoals Ron van Gaalen bij ons in Sitges, want ook tandartsen emigreren.