Tagarchief: basketbal

De langste van de wereld, en we kunnen niet basketballen

gasol

Dit is Pau Gasol, rechts. Een Catalaan van 2,15 meter. En links, natuurlijk, Kobe Bryant. In Beijing stonden ze tegenover elkaar in de Olympische basketbalfinale, de VS tegen Spanje. Het was een mooie pot. Nu vormen ze samen de perfecte combinatie om de Los Angeles Lakers de NBA-titel te bezorgen. Ze staan met 2-0 voor tegen Orlando Magic. Vorig jaar, met dezelfde twee krachtpatsers, verloren de Lakers maar net, van Boston. Gasol zou de eerste Spanjaard in de geschiedenis zijn die de NBA wint; vijf van zijn landgenoten spelen bij andere ploegen in de VS. 

Spanjaarden zijn nooit zo lang geweest. Nog altijd liggen ze, denk ik, gemiddeld tien centimeter achter de Nederlanders, die maar blíjven groeien en hun naaste belagers, de Zweden, inmiddels zes centimeter achter zich hebben gelaten. Het Nederlandse basketbal stelt al 25 jaar helemaal niets voor. Als student journalistiek volgde ik soms Europese wedstrijden van Den Bosch en Leiden, toen historische ploegen die zich met de internationale top konden meten. Sindsdien zijn wij, Nederlanders, blijven groeien, maar steeds slechter gaan basketballen.

nadalNet zoiets als met het tennis. Nergens in de wereld is tennis zo’n grote recreatiesport als in Nederland, maar toppers komer er al jaren niet uit voort. Eén man bij de top-100, daar mogen we soms eens blij mee zijn. Dan de Spanjaarden. Gravelbijters? Dan bijten ze wel hard. Soms bijna 20 man bij die eerste 100.

Of wielrennen. Welk land fietst meer dan Nederland. Maar geen klassiekerwinnaars meer, geen Tour-bedwingers, geen wereldkampioenen. In Spanje is fietsen soms levensgevaarlijk. Misschien dat ze hier daarom zo goed zijn, fietsen is overleven. Dan win je Tour, Vuelta, Giro en olympisch goud in één jaar.

Je kunt er allerlei theorieën op loslaten. Hieronder een poging van mezelf, na de Spaanse sportzomer van vorig jaar… (deels achterhaald: nu heeft een Rus de Giro gewonnen en een Zwitser Roland Garros; maar Barça de Champions League…)

2008 was het sportjaar van Spanje. Van Rafa Nadal tot de nationale voetbalploeg, van Alberto Contador en Carlos Sastre tot basketballer Pau Gasol en golfer Sergio García, allen oogsten triomfen en lof in de meest gevolgde sporten ter wereld. Toeval? Een verhaal over democratie, een betere voeding en, natuurlijk, veel talent én geld.

 EDWIN WINKELS / BARCELONA (Algemeen Dagblad)

Honderdacht punten. 117-108, op een verre ochtend in Beijing, primetime op televisie in de Verenigde Staten, midden in de nacht in Europa. Misschien meer dan de ongelooflijke reeks overwinningen tekent de Olympische basketbalfinale het best het succesvolle jaar voor Spanje in de sport. Een nederlaag? Ja, eentje die gevierd werd als een overwinning.

,,Ze hebben het goud gewonnen, de Amerikanen, ze verdienen het ook, maar ze hebben er hard voor moeten vechten, hè?” zei een trotste Pau Gasol, sterspeler van het Spaanse team en goede maatjes met Kobe Bryant bij de Los Angeles Lakers, met wie hij de NBA-finale verloor.

contadorSpanjaarden, waren dat niet die kleine, slechtgeklede, naar goedkope sigaretten stinkende en rumoerige mannetjes die in de zomer op het strand of in de disco met hun hanengedrag de blonde vrouwen uit het verre Europese noorden probeerden te versieren, meestal tevergeefs? Dezelfde Spanjaarden die nu de NBA-sterren vanaf eenzelfde hoogte, meestal boven de twee meter, tutoyeren?

Ja, dus. Dat eerste, dat van die opdringerige, maar vooral onzekere macho’s, dat was vroeger, in de tijd van generaal Franco, en in de eerste jaren van de democratie, na de dood van de dictator in 1974. Toen al waren er trouwens een paar basketballers, uitzonderlijke talenten die in Spanje ver boven de middelmaat uitstegen, die voor één van de weinige hoogtepunten in de Spaanse sport in tientallen jaren zorgden: zij werden tweede op de Olympische Spelen in Los Angeles, ook toen achter de VS.

Maar toen waren zij een zeldzaamheid. Real Madrid had twintig jaar eerder even in Europa geregeerd en een enkele tennisser (Santana, Orantes), een motorcoureur (Angel Nieto) plus een golfer (Ballesteros), toen allemaal wel érg dure of elitaire sporten, deden het individueel goed. Dat was alles.

Maar die basketballers van nu, waarvan een half dozijn in de NBA speelt en die in Beijing op 8.13 minuten van het einde op slechts twee punten waren genaderd (91-89), die zijn geen zeldzaamheid meer. En ze zijn nóg langer dan hun voorgangers, want heel Spanje is gegroeid. In 1977 waren de Spaanse mannen van 20 jaar gemiddeld 170 centimeter lang (hun vaders zaten op de 166) en nu komen ze net boven de 175. Dat is een snelle groei.

Met de democratie kwam er betere voeding, gezondheidszorg, onderwijs en meer lichaamsbeweging, en die combinatie is verantwoordelijk voor die groei, aldus kinderartsen. Allemaal gevolgen van de welvarendheid van een land dat zich vroeger altijd minder voelde tegenover de Europese buren en door de dictatoriale isolatie nauwelijks de grens overtrok. Afrika begon bij de Pyreneeën.

Dat minderwaardigheidscomplex bestaart niet meer, zeker niet in de sport. Anno 2008 boekt geen van de andere grote Europese landen zoveel aansprekende sportieve successen als Spanje. ,,Spanje was een slapende sportgigant en je kon erop wachten dat die een keer zou ontwaken,” zei Maurits Hendriks deze week. Hij werd met zijn hockeyers tweede op de Olympische Spelen, omdat hij zijn mannen al jarenlang heeft voorgehouden dat zij ‘meer kunnen dan zij ooit van zichzelf hadden verwacht’.

Natuurlijk zit er ook iets van toeval in zo’n opvallend sportjaar. De collectieve Europese titel van de voetballers heeft niet direkt iets te maken met de heerschappij van Rafael Nadal, die Roland Garros (gravel), Wimbledon (gras) én Olympisch goud (hardcourt) won, maar beide successen benadrukken wel dat de Spanjaarden een historische last van zich hebben afgegooid.

Jarenlang leed de nationale voetbalploeg onder de afwezigheid van een goede spits, want alle dure doelpuntenmakers werden door de clubs in het buitenland gekocht. Nu is Spanje in staat zelf een spits naar Liverpool te exporteren. De ervaring van Fernando Torres, en jongens als Fabregas, Xabi Alonso met hem, in een totaal ander voetbal dragen bij aan een succes dat in Spanje in het jeugdvoetbal wordt gekweekt. De concurrentie is al bij de jongste junioren groot, omdat de meeste clubs maar één elftal per leeftijdsklasse hebben en slechts de besten of meest ambitieuzen overleven op de lange weg, die tot voor kort voor de meeste jochies ook nog eens op gravel moest worden afgelegd. Pas sinds dit seizoen zijn de clubs verplicht (kunst)grasvelden aan te leggen.

Het komt de breedtesport in het voetbal niet ten goede (de Spaanse voetbalbond heeft minder leden dan de KNVB), maar misschien kiezen daarom ook veel jonge jongens voor een andere sport, waarin ze wél kunnen uitblinken. Rafa Nadal, bijvoorbeeld, was een aardige voetballer. Net als autocoureur Fernando Alonso. Maar net niet goed genoeg.

Nadal is hét Spaanse rolmodel voor het slechten van barrières. In zijn eerste triomfantelijke jonge jaren kreeg hij al snel de naam van gravelkoning, nu is hij, volgens de koele cijfers, de meest complete tennisser ter wereld. ,,Sporters als Nadal, Alonso, Pau Gasol, Alberto Contador en anderen hebben allemaal heel veel charisma. Alles wat ze doen of zeggen heeft een enorme repercussie, waardoor ze een voorbeeld zijn voor de jeugd,” zegt Miguel Indurain.

De vijfvoudige Tour-winnaar was zelf zo’n voorbeeld. De uitzonderlijke wielersuccessen van dit jaar (Sastre wint de Tour, Contador Giro en Vuelta, Sánchez en Llaneras Olympisch goud, Freire een groene trui en Valverde klassiekers) komen allemaal van mannen die 15 jaar terug op televisie Indurain in het geel de wielerwereld zagen domineren. Ze ontdekten dat je in Spanje niet meer een kleine berrgeit hoefde te zijn om te winnen.