Dennis Bergkamp

 Schoonheid in de sneeuw

(Hard Gras, maart 2006)

Johan Cruijff kijkt naar het lijstje namen op een wat verfrommeld papier en zijn oogjes gaan glinsteren. In stilte loopt hij ze langs. Menzo, Blind, Rijkaard, Spelbos, Silooy, Wouters, Mühren, Bosman, Bergkamp, Van Basten en Van ‘t Schip. Invallers, Boeve en Winter.

Zijn geheugen is te slecht om nu nog eens een autobiografie te gaan of te laten schrijven, heeft hij zojuist  nog gezegd. Maar zo’n papiertje doet wonderen. Herinneringen komen boven, al vliegen ze soms weer even weg, het kantoortje uit, even verderop langs zijn monumentale huis, de voorjaarslucht van Barcelona in, over de flanken van de Tibidabo-heuvel, hoger dan de hoogste berg van Nederland.

“Hier speelde Van Basten ook mee?” vraagt hij even later, als hij het papiertje even niet heeft gezien. Het was het laatste seizoen van Van Basten bij Ajax.

En hij mijmert. “Ja, dat is het groepje dat toen heel jong was. Die zijn allemaal begin veertig nu. Rijkaard, was die er ook bij?”

Het waren, voorlopig, de laatste maanden van Rijkaard bij Ajax, voordat hij het gezeur van de trainer zat was en die zomer vertrok met onbekende bestemming.

“Rijkaard, die is 43 nu. We praten over ‘87, negentien jaar geleden. Bijna allemaal waren ze dus begin twintig, toen.”

Cruijff loopt ze nóg eens na, de trots wordt met een Engelse werknemer op de ruime burelen van de Fundación, zijn internationale stichting, gedeeld. Het pand ligt op één minuut lopen van zijn huis, in de achtertuin van het duurste en sjiekste ziekenhuis van Barcelona. “Dit was een hele groep die daar uit de jeugd kwam, hè? De enigen die van buiten kwamen of waren teruggehaald waren Mühren, Spelbos, Wouters en Blind. Ajax had al zoveel goede voetballers. Zij waren er voor het evenwicht. En allemaal hebben ze nog jaren in het eerste gespeeld. En minimaal een 15-jarige carrière gehad op topniveau.”

Opnieuw loopt hij ze langs, de mannen die op 18 maart 1987 met 3-1 van Malmö FF wonnen en naar de halve finale doorstoomden, via een modderballet tegen Zaragoza op weg naar de Europa Cup 2, twee maanden later in Athene tegen Lokomotiv Leipzig.

“Kun je nagaan hoe mooi het was, die tijd. Allemaal jongens uit de club. En Wouters uit Utrecht, Blind van Sparta, Spelbos van AZ.AZ toch?”

Nóg een verrassing. “Allemaal Nederlanders!”

Er is een ander opmerkelijk feit, dat Johan Cruijff aanvankelijk ontgaat. Op één na zijn al die voetballers inmiddels trainer geworden, met meer of minder succes. En niet alleen bij de jeugd of de amateurs. Ook zijn zij nu, onder anderen, de huidige bondscoach en zijn assistent, de trainer van FC Barcelona, die van Ajax.

De trots groeit.

“Da’s leuk, zeg. Het bewijst dat het toen niet alleen het voetbal was, ook het plezier erin hebben, dat ook uitstralen. Het is leuk omdat ze allemaal, behalve trainers, ook liefhebbers zijn. Voetbal is geen werk voor hun. Dat hebben we er ook altijd proberen uit te halen, dat zag je op de training. Genieten, plezier hebben. Leuk voor mijzelf ook, om dit nu zo te zien.”

Allemaal trainers, behalve één. Marco van Basten bondscoach, samen met John van ‘t Schip. Stanley Menzo doet er de keepers, en traint AGOVV. Bij de KNVB werkt ook Ron Spelbos, als scout. Frank Rijkaard triomfeert bij FC Barcelona, Danny Blind ziet af bij Ajax. In de jeugd brengen daar Sonny Silooy, Aron Winter en Arnold Mühren hun kennis over. Jan Wouters komt straks terug uit Glasgow, John Bosman doet iets met de jeugd van AZ en Peter Boeve zakte van FC Zwolle naar de amateurs van HSC’21.

Negentien jaar later is Dennis Bergkamp nog geen trainer geworden, omdat hij gewoon voetbalt. Aan de top. In een jong team was hij de jongste, bij Arsenal is hij de oudste. Maar van die gouden Ajax-generatie zal hij altijd de jongste blijven. En de wijste.

“Als hij straks trainer wil worden, dan bied ik Dennis nu aan dat hij hier direkt stage mag lopen, zolang ik hier nog zit,” lacht Frank Rijkaard uitbundig in een raamloze ruimte van het Camp Nou, één van de weinige plaatsen in Spanje, behalve zijn huis en op straat, waar hij vanwege een nieuwe anti-tabakwet nog een sigaretje kan opsteken.

Er bestaat een gevleugelde uitspraak van de coach van Barça over de thuiswedstrijd van Bergkamp tegen Malmö. Uit, in Zweden, was hij vier dagen eerder het laatste kwartier al onopvallend ingevallen. Officieel, in de boeken, was dat zijn debuut in het Europese voetbal. Maar op het netvlies van Ajacieden en andere liefhebbers staat dat duel in De Meer als de werkelijke doop van de blonde melkmuil.

Rijkaard, ooit: “Dennis stond tegenover een linksback met 102 interlands, een gevierde vedette. Maar Cruijff zei in de bespreking tegen Dennis: ‘Jij speelt tegen een ouwe lul, hij kan niet draaien, hij kan niets’. En wat gebeurde er? Dennis speelde die jongen helemaal kleurenblind.”

Rijkaard, nu: “Ja, dat is me altijd bijgebleven. Die aanpak van Johan op dat moment. Je kunt iets op verschillende manieren benaderen. Je kunt zeggen tegen zo’n jonge jongen, ‘pas op, kijk uit, je speelt tegen een zeer ervaren speler, met zoveel interlands, doe dit niet en doe dat niet’, maar Johan maakte het allemaal heel simpel. Hij zei: je speelt tegen iemand die te oud is, niet snel genoeg, die heeft zijn tijd gehad, en die moet je gewoon gek spelen. Het leuke was dat Dennis dat ook deed. Hij pakte zijn kans en speelde geweldig.”

Sommige verhalen gaan een eigen leven leiden. Die ‘ouwe lul’, ‘gelouterde international’ en ‘trage linksback’ heette Torbjörn Persson. De Zweed is nu 46 jaar, was toen dus 27. Nog niet echt oud. “Nee, echt veel interlands heb ik nooit gespeeld, zo’n acht of tien,” zegt hij vanuit Helsingborg, waar hij naast zijn dagelijkse werk jeugdvoetballertjes van een amateurclub traint. Een echte topper was hij dus niet, evenmin een bejubelde veteraan, noch kleurenblind. Eén ding is wel waar, van die avond in maart. Persson werd volledig gek gespeeld door Bergkamp. Toeschouwers van toen menen zich te herinneren dat hij kort voor rust wanhopig naar de dugout van coach Ray Hodgson keek, alsof hij om een wissel smeekte.

“Ajax viel ontstuimig aan en hield het veld breed door Van ‘t Schip en de opvallende Bergkamp, die zich dinsdag achter in de middag pas bij de selectie had kunnen voegen, omdat hij eerst een VWO-examen op het Sint Nicolaascollege moest afwerken,” schreef Ajax-volger Dick van Gangelen een dag later in het wedstrijdverslag in AD Sportwereld. “De tiener had voor de rust het geluk dat hij tegen de stoere verdediger Persson op de beste kant van het veld kon beginnen. De strook voor de hoofdtribune was in de uren voor het duel met kunst- en vliegwerk (het boren van gaten door de diep verscholen vortslaag en het strooien van kruiwagens vol zand) tenminste een beetje bespeelbaar gemaakt, maar was nog altijd uiterst moeilijk begaanbaar.”

Torbjörn Persson herinnert zich, na een beetje graven in het geheugen, nog wel iets van die tweestrijd met Ajax en, vooral, zijn piepjonge tegenstander. “Ja, Bergkamp was een goede speler, en is het nog steeds. Ik had het moeilijk, niet alleen omdat hij me voortdurend uitdaagde, met de bal aan de voet, maar door het hele spel van Ajax. Onze hele verdediging had het zwaar, want Ajax speelde, heel verrassend, met vier man voorin. Daardoor kwamen we achterin één tegen één te spelen, kon niemand me rugdekking geven. En ik moest voortdurend attent zijn, want in het onderlinge duel was  Bergkamp zó snel en behendig. Je moest hem eigenlijk geen tijd geven de bal aan te nemen en zijn actie te beginnen, dan was je al verloren.”

Zo slecht schijnt het geheugen van Johan Cruijff ook niet te zijn. Honderden wedstrijden heeft hij gespeeld, honderden meer was hij trainer, maar enkele details van de koude winterdag in Amsterdam komen weer boven.

“Wat de trainers mijzelf op die leeftijd hadden meegegeven, dat gaf ik weer door aan de jongens die ik later trainde. Eén zin was genoeg: ‘jij bent beter dan die ander’, en dat was in het geval van Dennis niet zomaar een verhaaltje, het was de realiteit. Dus komt er zo’n wedstrijd, in de Europa Cup, je bent jong, je doet voor het eerst mee en wat gaat zo’n verdediger dan doen? Die gaat je zoeken, wil laten merken dat hij er staat, dat je niet zomaar bij hem voorbij bent, gaat er hard in. Dus moet je je handelingssnelheid verhogen. En als je dan op hem afgaat met de bal, dan moet je hem uitspelen. Want als je de bal snel naar een ander afspeelt zodra je hem ziet komen, dan denkt-ie dat je bang bent. Dus de eerste vijf keer, gewoon uitspelen, eens een bal door de benen. Is hij linksbenig, dan ga je er aan jouw linkerkant langs, over zijn zwakke rechterbeen. Ja, in de teambespreking zeg je dat tegen zo’n jongen, dat hij de eerste vijf keer op die man af moet, hij mag ‘m door z’n benen spelen, hij mag een bal kwijtraken, maar hij zorgt er zo in ieder geval voor dat die ervaren verdediger heel veel respect voor hem krijgt.”

Bergkamp ging er niet vijf keer voorbij, maar we zes, zeven, vijftien keer. In de competitie had hij al drie maanden eerder gedebuteerd, op 14 december 1986 tegen Roda JC, maar deze avond was zijn definitieve doorbraak. Al na drie kwartier was hij niet één van die vele talenten uit de Ajax-school, maar een heel bijzondere voetballer. Hij scoorde niet, maar kon het prima vinden met het spitsenduo Van Basten – Bosman, dat voortdurend voor doelman Möller opdook.

“Want we hebben het nu wel over Bergkamp,” zegt Torbjörn Persson, “maar het was die hele ploeg, hè? Van Basten, Blind, Rijkaard. Ja, voor ons was Ajax de favoriet, vanwege al die kwaliteit.”

De spelers van Malmö FF heetten die avond behalve Möller en Persson ook Andersson, Borg – nu technisch directeur van de club – Jönsson, Arvidsson, Enqvist,  Erlandsson, Palmer, Lusse Larsson, Lindman en Eminovski. Geen namen waar De Meer van wakker lag en die nu nog in de herinnering liggen.

Persson had in de eerste wedstrijd met een strafschop voor het enige doelpunt gezorgd. Het duel stond aanvankelijk voor woensdag 4 maart gepland, een tribunekaartje kostte 100 kronen en de Zweedse competitie was nog niet begonnen. Maar toen de Ajax-expeditie, inclusief trouwe supporters, al in het Malmö-stadion was gearriveerd, legde een sneeuwstorm die woensdag een witte deken over Zweden. Tot vlak voor het tijdstip van de wedstrijd verbleven de spelers in het stadion, en trainer Cruijff maakte met de scheidsrechter een wandeling over een veld dat geen veld meer was. Vanaf de ijskoude tribunes zag het publiek de witte lijnen verdwijnen, en daarmee het geld dat ze tevergeefs voor de reis hadden uitgegeven, de meesten per bus en boot. Voetballen was onmogelijk.

Probleem was dat de return, zoals gebruikelijk, twee weken later zou plaatsvinden en Ajax het recht op de return in eigen stadion wilde behouden. Voor Malmö geen obstakel, want dat had geen competitieprogramma, en in Nederland werd het schema omgegooid opdat Ajax op zaterdag 14 maart opnieuw in de Zweedse stad kon verschijnen. De ploeg reisde op donderdag, Europese nieuweling Dennis Bergkamp op vrijdagmiddag, na het maken van een examen. Met het vliegtuig.

In november 1995 bracht Ajax-historicus Evert Vermeer in Kick Off, Officieel Programma Ajax Amsterdam, vooraf aan een competitieduel met FC Groningen, die Europese kwartfinale in de herinnering. Over de heenwedstrijd: “Het was goed zichtbaar dat Malmö een Britse coach had. Roy Hodgson had het spelletje waar de Engelse league al honderd jaar op drijft er goed ingepompt bij zijn mannen: stevig fysiek spel, en bij balbezit een lange haal in de richting van de snelle spitsen Magnusson en Larsson, of naar de buitenom komende vleugelspelers Thern en Palmer. Het principe was dus eenvoudig, maar misschien juist daardoor had Ajax er de handen aan vol. De naar voren geschoven centrale verdediger Rijkaard liep zich de longen uit het lijf om zijn beide taken te kunnen verrichten en de dekking bij Ajax verliep uiterst rommelig. Niettemin had Ajax al een eind op weg kunnen zijn als Bosman een door Van Basten aangegeven bal niet slapjes op de paal had gemikt, Van Basten niet in vrije positie naast had geschoten en even later tegen doelman Möller aangeschoten had. Vlak voor rust haalde Rijkaard tot tweemaal toe schoten van Palmer en Magnusson van de lijn. Magnusson haalde vlak daarop wel zijn gram door zich enthousiast te laten vallen in de nabijheid van Arnold Mühren. De gegeven penalty werd door Persson hard ingeschoten. In de tweede helft vertoonde Malmö inderdaad conditionele problemen, maar Ajax kon geen vuist maken. De beslissing moest in Amsterdam vallen.”

Ajax speelde die avond in Zweden met Menzo, Blind, Rijkaard, Spelbos, Silooy, Winter, Wouters, Mühren, Bosman, Van Basten en Van ‘t Schip. Een kwartier voor tijd viel Bergkamp in voor Bosman.

Al vier dagen later was de return, voor 24.775 toeschouwers, op de dag dat de club Ajax zijn 87ste verjaardag vierde. Al na 13 / 23 minuten had Marco van Basten de stand gelijkgetrokken. Even later miste hij een strafschop, die hij over schoot. Na rust leken invaller Winter (hij verving Bosman) en opnieuw Van Basten de wedstrijd te beslissen: 3-0. De ‘kleurenblind gespeelde’ Persson verliet echter een keertje de hoek van het veld waar Bergkamp hem dolde en kwam naar voren om een verre vrije trap op Menzo los te laten. Die kon de bal niet klemvast houden en Lindman profiteerde van de rebound. De tien slotminuten waren zo zenuwslopend dat Stanley Menzo de tel kwijtraakte: toen hij een bal kreeg, bracht hij die weer razendsnel terug het veld in omdat hij dacht dat Ajax nog een vierde doelpunt nodig had.

In de 89ste minuut kreeg Dennis Bergkamp een publiekswissel. Het intieme De Meer, dat nog altijd wordt gemist, ging massaal staan. Even waanden bezoekers zich in het Concertgebouw om tevreden en beschaafd voor een fantastische solist te applaudiseren. Een tiener had zojuist op onweerstaanbare wijze bijna anderhalf uur lang de snaren van een viool beroerd. Trombonist Peter Boeve was zijn vervanger. In het latere programmablad Kick Off: “Ajax zat voor het eerst sinds 1980 in de halve finale van een Europees toernooi en had weer een talent gepresenteerd. Dat moest echter vroeg naar huis, want de volgende morgen had Dennis Bergkamp het eerste uur wiskunde.”

Drie dagen later zou de koude winter – geen herhaling van de Elfstedentocht van de twee jaar ervoor – officieel voorbij zijn en een mooie lente voor het Nederlandse voetbal aanbreken. Ajax won de finale van Lokomotiv Leipzig, PSV veroverde een jaar later de Europa Cup voor landskampioenen en diezelfde zomer van 1988 hield Oranje zijn triomftocht door Duitsland.

In een EK-kwalificatiewedstrijd tegen Griekenland, een week na Ajax-Malmö, meldden zich liefst negen Ajacieden bij het Nederlandse elftal. Dennis Bergkamp nog niet, hij moest tot 26 september 1990, een duel tegen Italië na het mislukte WK, wachten.

Johan Cruijff zag de jonge Bergkamp pas ‘vrij laat’, erkent hij, ergens aan het einde van die lange, vaak hobbelige weg van de jeugdopleiding, eentje vol valkuilen voor jochies van de straat en uit nette huizen. “Maar hij had zoveel kwaliteiten, dat ging bij hem zo snel. In dat ene seizoen, toen-ie zeventien was, speelde hij eigenlijk als tweedejaars A-junior én in het tweede elftal én kwam hij bij het eerste. In het eerste half jaar, vóór zijn debuut, was het vooral zaak om de boel aan te draaien, zoals dat moet als je zo’n grote stap gaat maken.”

De trainer en zijn assistenten gebruikten er enkele van hun favoriete trucjes voor. Cruijff weet ze nog altijd. “Dennis maakte zijn debuut als rechtsbuiten, al lagen zijn kwaliteiten in het midden. Maar om alles eerst goed te leren kennen, het hele spel, hebben we hem bij de junioren eerst een maand, denk ik, rechtsback gezet en er een rechtsbuiten vóórgezet die niet meeverdedigde. Hij kreeg daardoor alles op z’n bord. En dan ontdek je dat als je je zelf niet aan je opdrachten houdt, dat je dan een ander met de problemen opzadelt. In dezelfde periode, zo’n beetje tussendoor, lieten we hem in de spits spelen in het tweede, met twee buitenspelers die de voorzetten gaven. Dennis ziet er vrij goed uit, maar op zo’n voorzet moest-ie er met zijn mooie koppie in. We hebben hem eigenlijk tegen wat klappen op laten lopen, zodat hij wist wat er allemaal gebeurde in zo’n strafschopgebied. Toen dat proces afgewerkt was, was het tijd om hem gewoon op te stellen in het eerste. En hij was een jongen die heel erg snel leerde.”

“We moesten hem ook scherp maken, want als je in het eerste gaat spelen, betekent dat dat je medeverantwoordelijk voor de premies van de jongens bent, en zij leven daarvan. Nu klinkt dat raar, maar de premies waren toen de basis, zeker bij Ajax. Dus wat zei je: er zijn mensen die gezinnen hebben en die moeten eten van die premies. Als jong jochie moet je weten dat je ook verantwoordelijk bent voor die anderen.”

Een gevoel van verantwoordelijkheid kon Dennis Bergkamp nooit ontzegd worden. Had hij van zichzelf al. Hij zal betwijfelen of juist trainer Cruijff dat er bij hem heeft ingepeperd. Z’n intelligentie, op en buiten het veld, hielp hem ook die trucjes en praatjes van coaches soms als ballonnen vol loze lucht te doorprikken. Eigenlijk heeft Bergkamp altijd gedaan wat hijzelf het beste vond, niet wat anderen meenden dat het beste voor hem was. Frank Rijkaard: “Op een gegeven moment is hij heel stoïcijns zijn eigen plan gaan volgen.”

Dat kwam later. Eerst maakte Bergkamp zijn debuutseizoen bij Ajax vol, met twee doelpunten uit veertien wedstrijden. “Je kreeg de rare situatie van het op school zitten en in het eerste spelen,” zegt Cruijff. “Hoewel, raar, Ajax had er al vaker mee te maken gehad, met Van Basten bijvoorbeeld. Dat is een kwestie van continu aanpassen. Ook voor die jongens zijn het twee extremen, school en profvoetbal. Maar het was te doen. Niet dat de school zomaar meewerkte, want dat was in die tijd nog niet zo. Je kunt het nu niet meer met toen vergelijken. Toen was iedereen in Nederland veel strenger met normen en waarden, maar in de loop der jaren is dat een beetje verwaterd. Je paste gewoon de trainingstijden van het tweede aan aan die ene speler. Je trainde dus eigenlijk niet het tweede elftal, maar je trainde Bergkamp in dat tweede elftal, zodat hij precies op tijd klaar zou zijn om met het eerste te kunnen meedoen. Dat ging allemaal goed, en als er bijzondere situaties waren, bijvoorbeeld een examen dat bijna samenviel met een uitwedstrijd als die in Malmö, dan kon hij gewoon een dag later vliegen.”

Toen kende de jonge Bergkamp nog geen angsten voor het vliegtuig, waren zijn zorgen anders, die van een intelligente, bescheiden tiener die in de keiharde kleedkamer en kantine van Amsterdamse profs terechtkwam en zich daar moest aanpassen, verdedigen, de hoofd boven het water houden.

Frank Rijkaard was ook niet de hardste, in dat milieu: “Ik kan me herinneren,” zegt Barça’s coach, “in het begin, in het spelershome, moesten we om ik weet niet wat bij elkaar komen. Dennis stond naast me. Ik vroeg een biertje aan tante Sien, en zette dat biertje bij Bergkamp neer. Tante Sien maakte expres een beetje kabaal, de trainers stonden verderop aan de bar, keken naar ons, en zagen Dennis met dat biertje voor zijn neus. En hij een beetje kijken, zo van ‘nou, leuk is dat…’ Ja, beetje die humor, moeilijk uit te leggen. Dennis zelf heeft dat ook. Kan mensen precies neerzetten zoals ze handelen en doen, en kan er zelf enorm om lachen. Hij is heel scherp. Hij is bescheiden, aardig. Iets ontrovert, wel dus heel veel humor, van die pretoogjes. Een jongen die heel veel ziet en opneemt wat er allemaal om hem heen gebeurt.”

Cruijff: “Hij komt uit een supernette familie, mensen die echt met de persoon bezig zijn, studie afmaken, je netjes gedragen. Alle normen en waarden die je maar kunt bedenken, die hebben ze. Dat werd er ingepeperd door zijn ouders. Maar als je in zo’n familie zo netjes wordt opgevoed en je komt in het voetbalmilieu terecht, dan moet je dingen bijleren, gemener worden, tussen aanhalingstekens.”

Wat volgde na die vuurdoop van de scholier waren nog zeven prachtige seizoenen.  Drie jaar achtereen, van 1990 tot ’93, maakte hij in de competitie 25, 24 en 26 doelpunten. Tijd om te vertrekken dus.

Johan Cruijff wilde Bergkamp naar Barcelona halen. Ronald Koeman was er al, net als Richard Witschge. Het was februari 1993, en Barça had de zomer ervoor, voor het eerst in zijn geschiedenis, de Europa Cup gewonnen, de laatste voordat de Champions League van start ging. Een club met een grote prijs, een club aan de top, en juist dáár wilde Dennis Bergkamp niet terechtkomen.

Cruijff toen, op 16 februari 1993, de dag nadat Bergkamp en Wim Jonk hun verrassende overgang naar Inter Milaan bekend hadden gemaakt en een lange neus naar Juventus maakten: “Misschien wil hij vooral op zijn eigen karakter, mentaliteit en kwaliteit vertrouwen en een tijdperk bij Inter neerzetten, zoals ik bij Barcelona en Van Basten bij AC Milan. Als hij naar Barça was gekomen, zou er gezegd zijn dat hij dat doet omdat ik hier trainer ben. Als hij naar AC Milan was gegaan, hadden ze hem met Van Basten vergeleken. Vooral uit trots wil hij zich bewijzen bij Inter, daar zelf iets neerzetten zonder Nederlandse voorgangers gehad te hebben.”

Nu, 13 jaar later, vindt Cruijff het, net als vele anderen, nog altijd geen goede keus geweest. “Ik wilde hem wel bij Barcelona. Dat was een elftal voor hem, de manier waarop wij speelden. Dat leek me een mooie mogelijkheid, maar om één of andere reden ging dat niet door.”

Het ging, onder anderen, om geld. Barcelona kon en wilde niet met de Italianen concurreren met miljoenenbedragen, boven de twintig miljoen gulden. En in het Camp Nou speelden al Koeman, Laudrup, Stoichkov en Witschge als buitenlanders – drie was het maximale – , en zou uiteindelijk Romário komen. Cruijff: “De keuze van Dennis voor Inter vond ik de zwakste. In Italië had je ploegen die anders speelden dan daar gebruikelijk was, niet zoals Inter. Maar bij AC Milan was net de Nederlandse periode achter de rug, en ik kan me voorstelen dat hij daar als Nederlandse voetballer niet achteraan wilde lopen. Maar dan had ik toch liever bij Juventus gaan spelen, dat speelde aardig voetbal toen. Dennis is ook voetballiefhebber, en bij Inter was het vooral werken, werken. Iemand als Van Basten zou dat nog wel kunnen, die had meer dat karakter. Zo’n gevecht als bij Inter, dat zat gewoon niet in Dennis, in zijn manier van doen. Het was vrij voorspelbaar dat die Inter-periode niet zou lukken, want die mensen daar hebben geen oog voor de schoonheid van het voetbal, wat toch één van zijn kwaliteiten was.”

Net als Cruijff had ook Frank Rijkaard zijn twijfels over de toekomst van zijn oud-ploegmakker bij de vaak gierige neroazzurri, de club die Duitse degelijkheid inbracht (Matthäus, Klinsmann, Brehme) om het fantasierijke Nederlandse AC (Gullit, Van Basten, Rijkaard) te bestrijden. Toch, zegt de Barça-coach nu, is het voor Bergkamp goed geweest, de met Wim Jonk gedeelde eenzaamheid in Lombardije. “Hij was jong, kon weg bij Ajax, en ging naar een grote club. Tuurlijk, vooraf weet je nooit of het gaat lopen, of dat team op je afgestemd is, of je medespelers voor je willen werken en jou de eer van een doelpunt, een mooie actie gunnen. Het is een heel goede leerschool voor hem geweest. In zijn vorming zijn de jaren bij Inter heel belangrijk geweest. Achteraf kun je tegen jezelf zeggen: dat had je niet moeten doen. Maar ik denk dat je het juist wél altijd moet doen, want dáárdoor heb je meegemaakt wat je hebt meegemaakt, en dáárdoor krijg je een ander karakter: ik moet me laten gelden, want anders zien ze me niet staan. Het was niet de goede club voor Dennis, maar hij heeft toen wél bewezen dat hij het kon.”

Elf seizoenen Arsenal zijn het bewijs. Plus de toernooien met het Nederlands elftal. Dat Ajax van 1987 voetbalt niet meer, alleen Dennis Bergkamp nog. Van scholier tot leermeester. Cruijff: “Hij is een schoolvoorbeeld geweest, in alle opzichten, binnen en buiten het veld. Hij is goed, heel goed.”

Rijkaard: “Ik vind Dennis altijd als voetballer de verpersoonlijking van de schoonheid, van de kunst op het veld. Ik heb ook altijd het vermoeden gehad dat-ie echt bewust naar wonderschone momenten zocht, die wilde ontmoeten, die wilde beleven. Dat kon hij ook, en hij haalde er een enorme voldoening uit als het lukte. Hij is een heel speciale Nederlandse voetballer.”